“Van de zusters Franciscanessen Missionarissen van Maria kreeg ik het bericht dat zuster Gerda van Dooren in Belgie is overleden.” Zo laat eerwaarde pater Toon te Dorsthorst in een email weten. Gerda van Dooren, geboren op 30 oktober 1942, kwam in 1974 als missiezuster naar Suriname. Zij woonde en werkte tot november 1986 in Albina aan de Marowijnerivier en zette zich o.a. in voor het jeugdwerk in Albina, Alfonsdorp en Moengo. Door de binnenlandse oorlog was zij op 15 november 1986 genoodzaakt om samen met een grote stroom van voornamelijk Marron vluchtelingen een heenkomen te zoeken in Frans-Guyana. In Saint-Laurent-du-Maroni speelde zuster Gerda een belangrijke rol in de opvang en huisvesting van duizenden vluchtelingen. Zij had ook een intermediaire rol tussen de Frans-Guyanese autoriteiten en de vluchtelingen. In 1992, na de beëindiging van de binnenlandse oorlog, werden de vluchtelingenkampen afgebroken. Zuster Gerda van Dooren werd door haar kloosterorde teruggehaald naar Europa. Ze vestigde zich in Amsterdam en in 2007 ging ze terug naar haar orde in Antwerpen, Belgie. In 2008 ontving ze voor haar grote verdiensten voor de vluchtelingenopvang de hoogste Marron onderscheiding, de Gaanman Gazon Matodja Award. Moge zij nu rusten in vrede met de verrezen Heer.
Categorieën:geloof en leven, persbericht
Lieve (Zuster) Gerda, dat had ze trouwens liever niet, dat je haar Zuster noemde. Ik heb haar talloze malen geïnterviewd voor mijn boek over de gevolgen van de Binnenlandse Oorlog. Eerst in Amsterdam, vervolgens in het klooster in Antwerpen waar ze naartoe was verhuisd na een jarenlang verblijf in Suriname. De orde vond het beter voor haar gemoedsrust dat ze uit Suriname vertrok. Elke keer als ik haar vroeg naar de oorlog, zuchtte ze, en ik weet dat ze er ’s avonds van droomde, van de vluchtelingenkampen in Frans Guyana, het vluchtelingenleed. Dat ze steeds weer opnieuw voor zich zag hoe een man uit Moiwana met een baby op zijn arm in het kamp arriveerde. Het stond op haar netvlies gebrand. ‘Hij had gezien hoe militairen zijn vrouw doodschoten, zelf had hij zich onder het bed verstopt. Toen de militairen weg waren, heeft hij zijn vrouw in een laken gewikkeld, zijn baby gepakt en is gevlucht. Bepalend voor mij was die ontmoeting. Toen heb ik gezegd: ik kan niet meer zwijgen.’ Sindsdien trad ze op als woordvoerder voor de vluchtelingen. Trok ze partij in het conflict tussen Bouterse en Brunswijk? Nee, zei ze, ze was voor niemand. ‘Ik was voor de vrede.’ Ondanks de slapeloze nachten stond ze me toch elke keer weer geduldig te woord. Gerda was geen kwezel (excusez le mot), drong niemand haar geloof op en dronk met smaak als het zo uitkwam een pint bier. Voor de vluchtelingen was ze een baken in een onrustige tijd. Elk jaar stuurde ze bij de herdenking van de moord op de circa 40 dorpelingen (waaronder baby’s) van Moiwana op 29 november 1986 een kaart naar de Surinaamse vluchtelingen, die zich na de oorlog in Frans Guyana hadden gevestigd. Voor de opnames van Bar’puru, een film van Frank Zichem over de gevolgen van die oorlog, gaf ze ons een zak vol zonnebrillen mee voor de oud-vluchtelingen die we zouden interviewen. Hoezeer haar naam nog tot de verbeelding sprak na ruim 20 jaar bleek toen. Hun gezichten klaarden op bij het horen van haar naam en de zonnebril werd stevig op de neus geplant. Ook de huidige vice president, Ronnie Brunswijk, die toevallig in mijn buurt verkeerde toen ik haar jaren geleden belde om iets bij haar na te vragen, wilde haar maar al te even graag spreken. ‘Zuster Gerda!’, sprak hij verheugd.
Haar houten kruis droeg ze onzichtbaar onder haar kleren. Het kruis zit van binnen, meende ze. Bij haar waren dat er met gemak wel tien.
Ellen de Vries ☹
LikeLike
Wow, heel hartelijk dank voor het delen, Ellen. Mag ik het toevoegen aan het artikel?
LikeLike