Commentaar op de Lezingen van de 32e Zondag door het Jaar (Jaar A) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Boek der Wijsheid 6: 12-16)
Het boek der Wijsheid werd waarschijnlijk in het eerste deel van de tweede eeuw v.Chr. geschreven in elegant Grieks, door een Griekssprekende Joodse denker, die dit werk schreef ter bemoediging en opbouw in het geloof van de Joodse gemeenschap, die het moeilijk vond om hun Joodse geloof en tradities vast te houden in een samenleving met een voornamelijk Griekse cultuur. Daarom is juist het verlangen naar wijsheid zo belangrijk. De wijsheid is een hoge gave van God waardoor wij op een goede manier leren leven.

Eerste lezing: Boek der Wijsheid 6: 12-16
Stralend en nooit verwelkend is de wijsheid, gemakkelijk wordt zij aanschouwd door wie haar liefhebben, gevonden door wie haar zoeken; nog voor men haar begeert, heeft zij zich al bekend gemaakt. Wie om haar vroeg opstaat, hoeft zich niet uit te sloven, want hij zal haar vinden, zittend aan zijn deur. Peinzen over haar getuigt van volmaakt inzicht,
en wie om haar wakker ligt, zal weldra vrij van zorg zijn. Want zelf gaat ze rond en zoekt die haar waardig zijn, genadig vertoont zij zich aan hen op hun wegen en bij elk overleg treedt zij hen tegemoet.

Tussenzang: Ps. 63
Refrein:
NAAR U DORST MIJN ZIEL, HEER, EN HUNKERT MIJN HART.

  1. God, mijn God, zijt Gij,
    ik zoek U met groot verlangen.
    Naar U dorst mijn ziel en hunkert mijn hart,
    als dorre akkers naar regen.
  2. Zo zie ik omhoog naar de plaats waar Gij woont,
    beschouw ik Uw macht en Uw glorie.
    Meer waard dan het leven is mij Uw genade,
    mijn mond verkondigt Uw lof.
  3. Ik zal U prijzen zolang ik leef,
    mijn handen uitstrekken naar U.
    Mijn ziel wordt verzadigd met voedzame
    spijs, mijn mond zal U jubelend danken.

Achtergrond van de tweede lezing: (1 Tessalonicenzen 4: 13-18)
De Christenen van de stad Tessalonica waren vervuld van geloof in Christus en wisten de verrezen Heer aanwezig en in hun midden in de viering van de eucharistie, in het gebed en in de verkondiging. Zij leefden een tijd lang in de verwachting dat Christus heel spoedig, in hun aardse leven nog, zou wederkomen in heerlijkheid. Met de loop der jaren echter, leerden zij dat de Vader het anders beschikt, namelijk om zo heel de mensheid, verspreid over geheel de aarde, tot de verlossing in Christus uit te nodigen.

Tweede lezing: 1 Tessalonizensen 4: 13-18
Broeders en zusters,
wij willen u niet in onwetendheid laten over het lot van hen die ontslapen zijn; gij moogt niet bedroefd zijn, zoals de andere mensen, die geen hoop hebben. Wij geloven immers
dat Jezus is gestorven en weer opgestaan; evenzo zal God hen, die in Jezus zijn ontslapen, levend met Hem meevoeren. En dit zullen wij u meedelen volgens een woord van de Heer: wij die in leven blijven tot de komst van de Heer, wij zullen de doden in geen geval voorgaan. Want wanneer het bevel gegeven wordt, als de stem van de aartsengel weerklinkt en de bazuin van God, dan zal de Heer zelf van de hemel neerdalen, en eerst zullen de doden, die in Christus zijn verrijzen; daarna zullen wij, die nog in leven zijn,
tegelijk met hen in een oogwenk op de wolken in de lucht worden weggevoerd,
de Heer tegemoet. En zo zullen wij voor altijd samen zijn met de Heer. Troost elkaar dus met deze woorden.

Achtergrond van de evangelielezing: (Matteüs 25: 1-13)
De parabel van de tien bruidsmeisjes gaat uit van een zeer bekende beeldspraak in de Bijbel van de bruiloft. Al in het Oude Testament komen we geregeld deze beeldspraak tegen, waarbij God de Bruidegom is en het volk van Israël de bruid. Zo wordt duidelijk dat geloven niet slechts iets is van rituelen verrichten, geboden onderhouden en een identiteit doorgeven, maar dat geloven dieper moet gaan. Geloven moet iets zijn van het hart en het wezen. Jezus pakt deze beeldspraak van de bruiloft, van de vreugde van de liefde, en van de verbondenheid van de bruidegom met zijn bruid vaker op in Zijn verkondiging, zoals ook in deze parabel.

Evangelie: Mt. 25: 1-13
In die tijd vertelde Jezus zijn leerlingen deze gelijkenis: “Het is met het Rijk der hemelen als met tien meisjes, die met hun lampen uittrokken, de bruidegom tegemoet. Vijf van hen waren dom, de andere vijf verstandig. Want de dommen namen wel hun lampen mee, maar geen olie; de verstandigen echter namen met hun lampen tevens kruiken olie mee. Toen nu de bruidegom op zich liet wachten, dommelden zij allen in en sliepen. Maar midden in de nacht klonk er een geroep: ‘Daar is de bruidegom! Trekt hem tegemoet!’ Meteen waren al de meisjes wakker en maakten hun lampen in orde. De dommen zeiden tegen de verstandigen: ‘Geef ons wat olie, want onze lampen gaan uit.’ Maar de verstandigen antwoordden: ‘Nee, er mocht eens niet genoeg zijn voor ons en jullie samen. Gaat liever naar de verkopers en haalt wat voor jezelf.’ Maar terwijl zij onderweg waren om te gaan kopen kwam de bruidegom, en die klaar stonden, traden met hem binnen om bruiloft te vieren; en de deur ging op slot. Later kwamen ook de andere meisjes en zeiden: ‘Heer, heer doe ons open!’ Maar hij antwoordde: ‘Voorwaar, Ik zeg u: ik ken u niet.’ Weest dus waakzaam, want gij kent dag noch uur.”


Overweging:
Ook bij deze parabel van Jezus, komen we Zijn focus al snel op het spoor wanneer we uitkijken naar onverwachte, verrassende of vreemde elementen in het verhaal. Nou, dat is niet moeilijk bij deze parabel. Het begin is heel gemoedelijk: de tien bruidsmeisjes zitten te wachten op de komst van de bruidegom met zijn familie en vrienden, en dan kan het bruiloftsfeest gaan beginnen. Maar de komst van de bruidegom duurt veel langer dan de bruidsmeisjes hadden verwacht. Ze dommelen in en wanneer hij onverwachts eindelijk aankomt, blijkt dat een deel van de bruidsmeisjes zich niet goed heeft voorbereid en geen kruiken olie heeft mee genomen. Dan komt het eerste vreemde element: wanneer deze onverstandige bruidsmeisjes aan die anderen vragen om wat olie, weigeren die en zenden hen naar de verkopers om zelf olie te gaan kopen. Dat is zeer opmerkelijk, want ten eerste is bij een gewone bruiloft de afstand van de feestelijke processie van de bruid en bruidegom, waarbij de bruidsmeisjes met hun lampen voor die extra feestelijke sfeer zorgen, meestal helemaal niet zou groot. In een gewone situatie zou het waarschijnlijk echt geen probleem moeten zijn voor die goed voorbereide bruidsmeisjes om wat van hun olie te geven aan die onverstandigen. En is ‘samen delen’ niet juist een belangrijke opdracht voor ons allemaal? Hun weigering is dus een heel onverwacht element en dat heeft Jezus dus heel bewust in het verhaal gebracht. Maar wat ook heel vreemd zou zijn bij een gewone bruiloft is het feit dat in de parabel de onverstandige bruidsmeisjes gestuurd worden om midden in de nacht dan maar ergens te gaan proberen olie voor zichzelf te gaan kopen. De onverstandige meisjes hebben echter geen keus dan om de gevolgen van hun gebrek aan voorbereiding en vooruitkijken te aanvaarden. Wanneer zij dan ergens het huis van een verkoper hebben gevonden, die hebben wakker gekregen en bereid gevonden om hen midden in de nacht olie te verkopen, en zij eindelijk terugkomen, dan blijkt, zoals te verwachten was, dat de bruidegom ondertussen allang binnen is en het bruiloftsfeest reeds is begonnen. Maar dan gebeurt er weer iets vreemds: bij een gewone bruiloft zouden de bruidsmeisjes familieleden of goede vriendinnen zijn van de bruid en zou het dus ondenkbaar zijn dat de bruidegom de poort niet meer voor ze zou willen opendoen en ze van binnenuit zou toeroepen: “Ik ken jullie niet!” Dat zou bij een gewone bruiloft niet voor te stellen zijn.

Daarom is het duidelijk dat het Jezus natuurlijk niet om een gewone bruiloft gaat, niet om gewone bruidsmeisjes, maar ook niet om gewone olie die met elkaar had kunnen delen. Nee, het gaat met de komst van de bruidegom om de wederkomst van Christus, die als de Messias, de Zoon van de Vader, zal wederkomen om het Rijk Gods in alle volheid te vestigen. Dat is wat we in de grote geloofsbelijdenis ook zeggen: “Hij zal wederkomen in heerlijkheid om te oordelen de levenden en de doden. En aan Zijn rijk komt geen einde” De meeste mensen zullen die grote wederkomst van Christus niet meer meemaken, maar voor hen zal de tweede komst van Christus al bij het einde van hun leven plaatsvinden, dus bij hun dood. Dan zullen zij bij het laatste oordeel verantwoording moeten afleggen van hun leven. Ook dan “zal Hij komen oordelen de levenden en de doden”.

Wat Jezus ons heel duidelijk zegt met deze parabel is: weest erop voorbereid dat je niet eeuwig hier in dit aards bestaan zult leven, maar dat het plotseling kan zijn dat Ik kom. Hoe zal ik je dan aantreffen? Zal je dan olie in je kruiken hebben om met Mij het bruiloftsfeest in te gaan?

En zo komen we dan op die olie. Wat bedoelt Jezus eigenlijk met die olie? Die olie, die je niet van anderen kunt nemen of lenen, waar je zelf er verantwoordelijk voor bent om te zorgen dat je voldoende van die olie in je kruiken hebt? Die olie waarvan de Bruidegom tegen je zegt, wanneer je die olie niet hebt: “Ik ken je niet”?

De kerkvaders, dat zijn de grote bisschoppen en theologen van de eerste vijf eeuwen van de Kerk, die zien de olie allen als een symbool voor de ware liefde. De heilige Johannes Chrysóstomos, patriarch van Constantinopel aan het begin van de vijfde eeuw, schrijft heel boeiend in een preek over de bruidsmeisjes die geen olie hadden, het volgende: “De meisjes zeiden: ‘Geef ons wat olie, want onze lampen gaan uit’. Christus noemt ze wederom “dom”, want hetgeen ons werkelijk rijk maakt en wat ons werkelijk wijs en menselijk doet zijn in Gods ogen, is de liefde”.

Dit is een gedachte om echt bij stil te staan! Wij zijn waarlijk dom wanneer wij in ons leven het belangrijkste, namelijk de liefde voor God en voor de medemens laten verdrogen en verwaarlozen. Het materiële, het uiterlijke en de verleidelijke aantrekking van rijkdom kan maken dat wij geestelijk steeds meer indommelen, steeds meer afstompen, geen tijd meer maken noch voor de dingen van God, noch voor onze medemensen. Echte liefde verbindt ons met anderen. In onze verbondenheid met de armen, als wij in solidariteit en goedheid ook met de armen omgaan, en wij ons inzetten voor een goed en rechtvaardig bestaan voor de armen, dan zullen wij een diepe vorm van liefde leren.

De heilige Johannes Chrysóstomos zei hierover heel diepzinnig in zijn preek: “De verstandige meisjes zeiden tot de dommen: “Gaat liever naar de verkopers en haalt wat voor jullie zelf”. Wie zijn in feite de verkopers van de olie? Dat zijn de armen. Ziet u wat voor een grote genade de armen betekenen voor ons als Kerk? Als je ze verwaarloost, of ze niet meer ziet of kent, komt je hoop op verlossing ernstig in gevaar”.

Wat deze grote heilige benadrukt is dat wij hier in dit aardse bestaan, de olie van liefde, solidariteit en goedheid moeten vergaren in de kruiken van ons hart, zodat ze ons tot genade kunnen zijn aan die andere zijde van de dood, wanneer de Heer ons roept. Want de tijd om de olie van liefde bij elkaar te brengen is niet dan, wanneer de tijd van het oordeel gekomen is, neen, die tijd is nu, in dit dagelijks bestaan, in dit aardse leven van iedere dag. Het is nu dat wij onszelf de liefde steeds weer moeten aanleren en ervoor moeten kiezen, opdat wanneer de tijd gekomen is, wij niet verloren zullen gaan, maar met goedgevulde kruiken met de Bruidegom het grote feest mogen binnengaan.

Het is daarom dat de Kerk als eerste lezing een aansporing heeft gekozen tot wijsheid. Want ware wijsheid gaat niet over boekenkennis, maar over inzicht in wat waarlijk belangrijk is in het leven. Wijsheid geeft je inzicht in welke keuzen en levenshoudingen je goed zullen doen leven. Wijsheid is een gave van de Heilige Geest die wij slechts verkrijgen door ernaar te verlangen. En de wijsheid zal ons leren hoe belangrijk de liefde werkelijk is. Liefde verbindt ons met mensen, zonder er zelf steeds beter van te moeten worden. Liefde toont interesse en belangstelling in medemensen, kan luisteren met het hart naar het verhaal en de gedachten van een ander. Liefde treurt met hen die lijden of tegenslagen te verduren hebben. Liefde maakt creatief en geduldig daar waar je je inzet voor vrede of voor gerechtigheid. En heel bijzonder hierbij is de liefde voor de armen. Het vraagt echter wijsheid om dat te zien. Zo zal wijsheid je de wegen en de juiste keuzen leren om, met vallen en opstaan, een mens te worden die de kruiken van de liefde gevuld heeft. Als Christus in ons hart, in ons doen en denken, geen zuivere liefde ziet voor de medemens, voor de arme, dan zal Hij ons zeggen: “Toen Ik naakt was, toen Ik honger had of dorst leed, toen in ziek was of in de gevangenis, toen Ik een vreemdeling was, of toen Ik een mens was die door rovers overvallen was die me halfdood langs de weg achterlieten: als jij toen geen olie in je kruik bleek te hebben, zal Ik ook tot jou bij dat laatste oordeel moeten zeggen: “Ik ken u niet”.

Dus de boodschap is glashelder: ‘Geen woorden, maar daden”! Laten we met wijsheid zo leven dat de lampen van ons hart helder branden door de olie van liefde en geloof. Dat betekent dus dat we een waarachtige band opbouwen met Christus de Heer en een waarachtige liefde betonen aan de mensen om ons heen. Laten we daarom wijs zijn in het besteden van onze tijd, want voor elk van ons zal eens –hetzij verwacht en voorbereid, hetzij geheel onverwacht en onvoorbereid- de kreet weerklinken: “Daar is de Bruidegom! Trekt Hem tegemoet!”



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

1 reply

  1. Dank U wel Pater het waren mooie lezingen.

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: