Boodschap van het Comité Christelijke Kerken
bij de viering van 44 jaar onafhankelijkheid
op 25 november 2019
“Zoek het recht en niets dan het recht. Dan zult u in leven blijven en mag u het land dat JHWH, uw God, u zal geven, in bezit nemen.” (Deuteronomium 16,20 NBV)
Broeders en zusters, volk van Suriname,
Wij gedenken op 25 november 44 jaar staatkundige onafhankelijkheid van onze Republiek Suriname. Dit nodigt uit tot een moment van bezinning.
God is een lange weg gegaan met zijn volk voordat het bezit kon nemen van het beloofde land. Wanneer Mozes naar Gods naam vraagt dan zegt God: “Ik ben die er zal zijn” en “Ik zal er zijn” (Exodus 3,14 NBV). God trekt met ons mee. Dit is ook de ervaring van het Surinaamse volk. Onafhankelijk of zelfstandig worden is een lang en moeizaam proces. Het gaat met vallen en opstaan maar bovenal met een rotsvast vertrouwen in God die de toekomst voor ons openhoudt. Gelukkig trekt God met ons mee en vol geduld vormt Hij ons tot Zijn Volk.
Wij zouden meer Gods volk zijn als wij 44 jaar na de onafhankelijkheid konden zeggen dat alles sinds 1975 goed is gegaan, dat we het recht en niets anders dan het recht hebben gezocht, dat we sterke instituten hebben opgebouwd, dat de democratie goed werkt, dat we goed bestuur hebben met eerlijke leiders, dat we bloeiende productiesectoren hebben, dat ons onderwijs en onze gezondheidszorg aan top staan in de regio, dat we een veilig land zijn, dat de burgers veel welvarender zijn geworden, en dat iedereen werk heeft en kan rekenen op een goede oude dag. Als dat zo was kon deze boodschap heel kort zijn namelijk: “Laten wij zo verder gaan, want we zijn op de goede weg.”
Jammer genoeg is dat niet het geval. We hebben sinds de onafhankelijkheid wat afslagen gemist en zijn op een verkeerd spoor beland. God trekt mee met zijn volk en is er ook al dwaalt het volk. Een voorbeeld daarvan vinden wij in Exodus 32,1-35: het verhaal van het gouden kalf. Het Joodse volk maakte toen een dieptepunt mee. De Israëlieten waren ongeduldig geworden en hadden het vertrouwen verloren in Mozes en in God. Maar al was het volk diep gezonken, toch bleef God geduldig.
Als Surinaams volk zijn we eveneens dwaalsporen opgegaan. De democratie is meerdere malen onderbroken door dictatuur en zelfs een binnenlandse oorlog. De mensenrechten zijn meer dan eens geschonden en er zijn bij elkaar honderden doden gevallen. Goed bestuur is te vaak vervangen door slecht bestuur. Welvaart is afgewisseld met armoede. Velen hebben geen werk. Eens bloeiende productiesectoren zijn verdwenen en er zijn te weinig nieuwe sectoren ontwikkeld. De staat verdient niet meer genoeg en probeert via leningen het hoofd boven water te houden. Burgers hebben een onveilig gevoel in vele buurten. De kwaliteit en continuïteit van het onderwijs en de gezondheidszorg baren zorgen. De staat wordt bedreigd door crimineel geld en criminele netwerken, en corruptie viert hoogtij. Instituten zijn verzwakt en kunnen vaak niet meer die bescherming bieden die nodig is.
Door al deze zaken die hierboven genoemd zijn, hebben veel burgers het vertrouwen in de toekomst verloren en maken zij zich juist veel zorgen over hun toekomst en over die van hun kinderen en zelfs kleinkinderen. Wij horen en voelen dat als geestelijke leiders en men vraagt ons wat er gedaan moet worden. Het antwoord is duidelijk: er moet meer vertrouwen komen bij de burgers, met name meer vertrouwen in de toekomst. Dat is echter geen makkelijke opgave, want zoals we vaak zien verliezen mensen hun vertrouwen heel snel (bijvoorbeeld wanneer iemand je heeft opgelicht), maar herstel van vertrouwen kost veel tijd (zal je de oplichter weer snel iets toevertrouwen ook al heeft die spijt betoond?).
In het kader van de onafhankelijkheidsviering staat de natie, en de overheid die voor de natie moet werken, centraal en daarom zullen wij daar iets meer aandacht aan besteden. De overheid komt voort uit een verkiezingsproces en bestaat uit een aantal ministeries, instituten en een regering, die verantwoordelijkheid draagt. Daarnaast behoort er controle op de regering uitgeoefend te worden via de volksvertegenwoordigers en de instituten die rapporteren aan de Nationale Assemblee, zoals de Rekenkamer.
Er moet dus meer vertrouwen komen in al deze organen en instituten, maar vertrouwen groeit alleen wanneer men het werk waarvoor men verantwoordelijk is eerlijk en naar behoren doet. Precies hier wringt de schoen, want het vertrouwen in de Regering en Nationale Assemblee is in Suriname volgens diverse peilingen afgenomen. Kennelijk zien de burgers niet dat de Regering echt gecontroleerd wordt door de Nationale Assemblee, en dat ondermijnt het vertrouwen. Worden de Rekenkamerverslagen bijvoorbeeld wel behandeld in DNA? We zien bij de behandeling van de begroting dat er elk jaar weer vele voornemens zijn, maar heel weinig verantwoording wordt afgelegd. De Nationale Assemblee controleert de Regering onvoldoende en gedraagt zich te vaak als puur verlengstuk van de Regering. Laatstelijk is dat weer gebleken bij de aanpassing van de wet op de Staatsschuld. De volksvertegenwoordigers hebben tegen de adviezen van financiële deskundigen en instanties en vele vertegenwoordigende groepen in, de wet doorgedrukt. Het betekent dat men niet meer luistert, en dat ondermijnt het vertrouwen verder. Indien de politici in de Nationale Assemblee het vertrouwen van de bevolking willen laten groeien in dit instituut, zullen zij hun werk serieuzer moeten nemen, meer moeten luisteren en meer echte controle moeten uitoefenen.
Hetzelfde geldt voor de regering. Zij behoren elk jaar goede verantwoording af te leggen aan de Nationale Assemblee en de bevolking. Men kan niet steeds met nieuwe beloften komen, maar moet duidelijk aangeven wat reeds gedaan is en hoeveel dat precies gekost heeft. De Regering behoort de instituten van de Staat ook behoorlijk te financieren en te versterken, zodat mensen daar hun werk naar behoren kunnen doen. Er dienen openbare inschrijvingen te zijn via een transparant beoordelingsproces, zodat alle bedrijven gelijke kansen hebben om mee te dingen naar werk. Bedrijven die gewerkt hebben dienen op tijd betaald te worden. Veel ministeries en overheidsorganisaties werken niet goed, omdat te vaak belangrijke posities niet zijn ingevuld met competente krachten, maar er bij promoties niet voldoende gelet werd op capaciteiten, maar meer op politieke loyaliteit. Corruptieve praktijken worden nauwelijks aangepakt. Dit is een kleine greep uit zaken die maken dat er te weinig vertrouwen is bij grote delen van de bevolking in de organen die de staat en natie naar grotere hoogte zouden moeten leiden. De verantwoordelijken dienen eerlijk en integer te zijn, zodat de bevolking hen beter kan vertrouwen.
In het leven is vertrouwen heel belangrijk. Een kind moet zijn ouders volledig kunnen vertrouwen, man en vrouw moeten elkaar kunnen vertrouwen, de burger moet zijn regering kunnen vertrouwen en de gelovigen hun geestelijke leiders. Wanneer dat niet zo is dan zien we verwaarlozing en kindermishandeling, geweld tegen vrouwen, echtscheidingen, en een overheid die de een voortrekt en de ander discrimineert. Mensen raken ontmoedigd en gedemotiveerd, werken met minder plezier of verlaten het land.
De overheid moet rechtvaardig handelen (vg. Psalm 72; Ezechiël 45,9; Jesaja 56,1) en dat houdt onder meer in het goede belonen en het kwade straffen. Dat is een simpele opdracht, maar vergt wel leiders die niet zelf in overtreding zijn door bijvoorbeeld zichzelf en de directe familie en vrienden te verrijken. Men haalt vaak aan dat de burger de overheid moet gehoorzamen, maar dat geldt alleen onder de voorwaarden dat die overheid zich dan wel houdt aan de goddelijke instructies en ook inderdaad het goede beloont en het kwade straft. Kortom het vergt goed en eerlijk bestuur.
Wij doen vanuit het Comité Christelijke Kerken een dringend beroep op iedereen in het komend verkiezingsjaar dat onze natie zich waardig toont. Dat de politici elkaar met respect zullen behandelen. Dat de overheid inderdaad het kwade gaat bestraffen – door onder meer de corruptie aan te pakken – en het goede gaat belonen om het vertrouwen van de burgers te winnen. Er moet nog veel gebeuren en laat er niet nog 44 jaar voor nodig zijn, want met goed en eerlijk bestuur kunnen wij dit land in een veel sneller tempo verheffen en een goede toekomst voor eenieder scheppen. Wat we moeten doen is het recht zoeken en niets anders dan het recht, dan zullen we ervaren dat God met ons meetrekt, dat Hij er is!
God zij met ons, Suriname!
Namens het Comité Christelijke Kerken,
Karel Choennie, voorzitter.
OMHOOG Jaargang 63, editie 42, 24 november 2019
Categorieën:BISDOM, persbericht
Geef een reactie