Commentaar op de Lezingen van de 3e Zondag van Pasen(Jaar A)

Achtergrond van de eerste lezing (Handelingen der Apostelen 2: 14.22-28)

De tekst van de eerste lezing brengt ons naar Handelingen der Apostelen, waar de schrijver Lucas nu vertelt over het begin van de jonge Kerk. Hij geeft de lezers een verslag van de prediking van de apostel Petrus op de dag van Pinksteren. De kern van Petrus’ boodschap aan de menigte is dit: de Joodse autoriteiten hebben Jezus afgewezen als Gods Messias en Hem door de Romeinen ter dood laten brengen. Maar God heeft Hem doen opstaan uit de dood, waarvan de apostelen en vele anderen getuigen zijn. En zo vindt Petrus, en heel de jonge Kerk met hem, het wezen van Gods handelen juist in dat ingrijpende gebeuren van de verrijzenis van Jezus: Hij die door de Joodse autoriteiten als een valse profeet ter dood was gebracht, is door God de Vader aangeduid als Messias en Heer, als Verlosser door wie de machten van het kwaad overwonnen zijn en bij Zijn wederkomst het oude voorbij zal zijn en alles nieuw wordt.

Eerste lezing: Handelingen der Apostelen 2: 14.22-28

Op de dag van Pinksteren trad Petrus naar voren met de elf en verhief zijn stem om het woord tot de menigte te richten: “Gij allen, Joodse mannen en bewoners van Jeruzalem, weet dit wel en luistert aandachtig naar mijn woorden. Jezus de Nazoreeër was een man wiens zending tot u van Godswege bekrachtigd is. Gij kent immers zelf de machtige daden, wonderen en tekenen, die God door Hem onder u heeft verricht: Hem, die volgens Gods vastgestelde raadsbesluit en voorkennis is uitgeleverd, hebt gij door de hand van goddelozen aan het kruis genageld en gedood. Maar God heeft Hem ten leven opgewekt na de strikken van de dood te hebben ontbonden; want het was onmogelijk dat Hij daardoor werd vastgehouden. Doelend op Hem toch zegt David: De Heer had ik voor ogen, altijd door, Hij is aan mijn rechterhand, opdat ik niet zou wankelen; daarom is er blijdschap in mijn hart en jubelt mijn mond van vreugde; ja, ook mijn lichaam zal rust vinden in hoop, omdat Gij mijn ziel niet zult overlaten aan het dodenrijk en uw heilige geen bederf zult laten zien. Wegen ten leven hebt Gij mij doen kennen. Gij zult mij met vreugde vervullen voor uw aanschijn”.

Tussenzang:  Psalm 118

Refrein: WIJS ONS, HEER, DE WEG VAN HET LEVEN

1. Behoed mij, God, tot U neem ik mijn toevlucht;

Gij zijt mijn Heer, ik erken het,

De Heer is mijn erfdeel, de dronk uit de

beker, Hij heeft mijn lot in Zijn hand.

2. Ik dank de Heer, die mij altijd geleid heeft,

Hij spreekt ook des nachts in mijn hart.

Steeds houd ik mijn ogen gericht op de Heer,

ik val niet, want Hij staat naast mij.

3. Daarom ben ik vrolijk en blij van geest,

daarom kan ik rustig gaan slapen.

Mijn ziel laat Gij niet aan het dodenrijk over,

Gij levert Uw dienaar niet uit aan het graf.

Achtergrond van de tweede lezing (1 Petrus 1: 17-21)

Petrus roept zijn gelovigen op tot een diep besef over hoe kostbaar de verlossing is: Gods Zoon is door eenzaam lijden gegaan en de strijd met de machten der duisternis aangegaan op het kruis. Door het vergieten van Zijn bloed heeft Hij vergeving van zonden en de overwinning op het kwaad gewonnen en het nieuwe verbond volbracht waardoor wij in Hem kinderen worden van God die heilig en eeuwig is. In ons geloof vinden wij hoop en eeuwig leven. Petrus roept ons daarom op om echt alle moeite te doen om nu ook te leven overeenkomstig Gods geboden en waarden, omdat God aan het eind van ons leven Rechter zal zijn over onze daden.

Tweede lezing: 1 Petrus 1: 17-21

Dierbaren, God die gij aanroept als Vader, is ook de onpartijdige rechter over al onze daden; koestert daarom ontzag voor Hem, zolang gij hier in ballingschap leeft. Gij weet dat gij niet met vergankelijke dingen, zoals goud en zilver, zijt verlost uit het zinloze bestaan dat gij van uw vaderen had geërfd. Gij zijt verlost door het kostbaar bloed van Christus, het lam zonder vlek of gebrek, dat uitverkoren was voor de grondlegging der wereld, maar eerst op het einde der tijden is verschenen, om uwentwil. Door Hem gelooft gij in God, die Hem van de doden opgewekt en Hem de heerlijkheid gegeven heeft; daarom is uw geloof in God tevens hoop op God.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Lucas 24: 13-35)

Het verhaal van Jezus’ verschijning aan de twee leerlingen op weg naar Emmaus is een zeer belangrijke verkondiging in Lucas’ evangelie. Het verhaal kent vier cruciale fasen: eerst beschrijft Lucas de ontreddering en de innerlijke pijn van de twee leerlingen zoals dat blijkt in hun gesprek met deze -vooralsnog onbekende- Persoon die op hen was toegekomen en Zich had gemengd in hun gesprek. Dan volgt een tweede fase waarin deze Onbekende uit vele passages van het Oude Testament diepe inzichten geeft, over hoe in al die passages God reeds eeuwen geleden op verborgen wijze had aangegeven dat Hij door lijden en dood redding van het kwaad en de zonde zou bewerken en op de derde dag verrijzenis en nieuw leven zou brengen. Zo liet de Onbekende zien dat daarom hetgeen wat met Jezus gebeurd was, in feite de vervulling is van Gods eeuwige verlossingsplan. De derde fase speelt zich af in Emmaus zelf, waar aan tafel, in de wijze van hoe deze Onbekende het brood breekt, de twee leerlingen zich plotseling realiseren dat het al die tijd Jezus zelf was geweest die bij hen was en die vooralsnog had verhinderd dat zij Hem eerder zouden herkennen. Zo wordt hun ook duidelijk dat Jezus waarlijk verrezen is uit de dood, maar ook hoe wezenlijk vanaf nu de band zal zijn van de Eucharistie en  de verborgen aanwezigheid van de verrezen Heer Jezus. De vierde fase van het verhaal is dan hun enthousiaste terugkeer naar Jeruzalem om te getuigen van de verrijzenis. Vanaf nu zullen zij enthousiaste missionaire discipelen van Jezus zijn.

Evangelie: Lucas 24: 13-35

In die tijd waren er twee van de leerlingen van Jezus op weg naar een dorp dat Emmaus heette en dat ruim elf kilometer van Jeruzalem lag. Zij spraken met elkaar over alles wat was voorgevallen. Terwijl zij zo aan het praten waren en van gedachten wisselden, kwam Jezus zelf op hen toe en Hij liep met hen mee. Maar hun ogen werden verhinderd Hem te herkennen. Hij vroeg hun: “Wat is dat voor een gesprek dat gij onderweg met elkaar voert?” Met een bedrukt gezicht bleven ze staan. Een van hen, die Kléopas heette, nam het woord en sprak tot Hem: “Zijt Gij dan de enige vreemdeling in Jeruzalem, dat Gij niet weet wat daar dezer dagen gebeurd is?” Hij vroeg hun: “Wat dan ?” Ze antwoordden Hem: “Dat met Jezus de Nazarener, een man die profeet was, machtig in daad en woord in het oog van God en van heel het volk; hoe onze hogepriesters en overheidspersonen Hem hebben overgeleverd om Hem ter dood te laten veroordelen en hoe zij Hem aan het kruis hebben geslagen. En wij leefden in de hoop, dat Hij degene zou zijn die Israël ging verlossen ! Maar met dit al is het reeds de derde dag sinds die dingen gebeurd zijn. Wel hebben een paar vrouwen uit ons midden ons in de war gebracht; ze waren in de vroegte naar het graf geweest, maar hadden zijn lichaam niet gevonden, en ze kwamen zeggen dat zij ook nog een verschijning van engelen hadden gehad, die verklaarden dat Hij weer leefde. Daarop zijn enkelen van de onzen naar het graf gegaan en bevonden het zoals de vrouwen gezegd hadden, maar Hem zagen ze niet”. Nu sprak Hij tot hen: “O onverstandigen, die zo traag van hart zijt in het geloof aan alles wat de profeten gezegd hebben ! Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan?” Beginnend met Mozes verklaarde Hij hun uit al de profeten wat in al de Schriften op Hem betrekking had. Zo kwamen ze bij het dorp waar ze heen gingen, maar Hij deed alsof Hij verder moest gaan. Zij drongen bij Hem aan: “Blijf bij ons, want het wordt al avond en de dag loopt ten einde”. Toen ging Hij binnen om bij hen te blijven. Terwijl Hij met hen aanlag nam Hij brood, sprak de zegen uit, brak het en reikte het hun toe. Nu gingen hun ogen open en zij herkenden Hem, maar Hij verdween uit hun gezicht. Toen zeiden ze tot elkaar: “Brandde ons hart niet in ons, zoals Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot?” Ze stonden onmiddellijk op en keerden naar Jeruzalem terug. Daar vonden ze de elf met de mensen van hun groep bijeen. Dezen verklaarden: “De Heer is werkelijk verrezen, Hij is aan Simon verschenen”. En zij van hun kant vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij door hen herkend werd aan het breken van het brood.

Overweging:

Vandaag wil ik me bij dit inspirerende evangelie laten leiden door enkele overwegingen van Paus Franciscus in zijn boodschap voor Wereldmissiezondag later dit jaar in oktober,  Missiemaand 2023. Paus Franciscus geeft ons daarbij een thema, dat we in Suriname in eenheid met de rest van de Caraibische bisdommen in het Engels zullen houden, namelijk: “Hearts on fire, feet on the move!”

Op de weg van Jeruzalem naar Emmaüs waren de harten van de twee leerlingen terneergeslagen en moedeloos. Geconfronteerd met de dood van hun gekruisigde Meester was ook hun hoop dat Hij de Messias was, geheel ingestort. Ze waren er vertwijfeld en radeloos door. Maar dan, terwijl ze samen aan het praten en discussiëren waren, kwam Jezus zelf dichterbij en liep met hen mee hen. Zoals Hij hen eens voor het eerst geroepen had, zo roept hen ook nu, midden in hun verbijstering en verdriet. De Heer neemt het initiatief; Hij nadert hen en loopt naast hen. Zo ook, zal Hij in Zijn grote barmhartigheid nooit moe worden om bij ons te zijn, ondanks al onze tekortkomingen, onze twijfels en zwakheden, en ondanks ons pessimisme waardoor we ‘dwaas en traag van hart’ worden. De Heer kent onze problemen, maar is altijd groter dan al onze problemen, vooral als wij proberen trouw te blijven aan onze missie om het evangelie aan de wereld te verkondigen. Niet elke dag van ons leven zal sereen en onbewolkt zijn, maar juist daarom herinnert Paus Franciscus ons aan de woorden die Jezus tot Zijn apostelen richtte die laatste avond vóór Zijn lijden: “In de wereld zullen jullie beproevingen hebben, maar wees moedig: ik heb de wereld overwonnen!” (Joh 16:33).

Na te hebben geluisterd naar die twee leerlingen, begon de verrezen Jezus hen te spreken over de diepere betekenis van het Woord van God. Zoals Lucas het zegt: “Te beginnen met Mozes en al de profeten, legde Hij hun uit wat er in alle Schriften over Hem werd gezegd”. En door deze diepere inzichten in de betekenis van het Woord van God, ontstond in hen een groot geloof, een brandend enthousiasme, omdat vele dingen nu veel duidelijker werden voor hen. Ze konden nu begrijpen dat God in alles op verborgen wijze aan het werk was geweest, dat Zijn wil door Jezus volbracht was en dat Jezus door lijden en dood had moeten gaan om voor de wereld vergeving, verlossing, en een nieuw begin mogelijk te maken. De verrezen Heer was op dit moment voor deze twee leerlingen zelf het levende Woord. Hij alleen kan ons hart in ons laten branden van geloof en inzicht. Hij verlicht ons denken door Zijn Woord en schenkt ons die kostbare gave van de hoop.

Hier zien we weer hoe belangrijk de kennis van de Schrift is voor het christelijke leven, en zelfs meer nog voor de prediking van Christus en Zijn evangelie. Door een goede kennis van Gods Woord, voorkomen we dat we enkel onze eigen ideeën doorgeven. Een diepere kennis van de Bijbel is als helder, zuiver water dat onze ziel verkwikt en zuivert, ons geestelijk sterk maakt en ons binnenleidt in de kennis van God. Dat was wat deze twee leerlingen ervaarden en waardoor ze later zeiden: “Deed Hij ons hart niet branden van geloof zoals Hij de Heilige Schrift aan ons uitlegde”!

Aangekomen te Emmaüs vroegen de twee leerlingen deze -voor hen nog mysterieuze- Reiziger om bij hen te blijven omdat het reeds avond werd. Toen ze zich verzamelden rond de tafel, werden zij diep getroffen door de wijze waarop deze Onbekende het brood brak. Het beslissende element dat de ogen van de leerlingen opende, was de opeenvolging van handelingen die door Hem werden uitgevoerd: Hij nam het brood, zegende het, brak het en gaf het hun. Uitgevoerd door Hem, en door de genade van de Heilige Geest, wisten zij plotseling dat het Jezus was! Hij had zichzelf als brood gebroken aan het kruis en Zijn bloed vergoten tot vergeving van de zonden en tot een nieuw en altijddurend verbond. Jezus was daar te Emmaus aanwezig en Hij zal altijd op bijzondere wijze aanwezig zijn in elke Eucharistieviering. In de Eucharistie voedt Hij ons en brengt Hij ons samen. In elke Eucharistie is Hij degene die in feite de voorganger is van de Eucharistie. Dat hebben die twee leerlingen in Emmaus ook mogen ervaren. Door Jezus’ unieke aanwezigheid in de Eucharistie en door de unieke gave van de verlossing van Zijn kruisoffer, van vergeving en verzoening, van de kracht en de wijsheid van de Heilige Geest, van kennis van God en troost in lijden: door Jezus’ werkelijke aanwezigheid en door Zijn geestelijke gaven is de Eucharistie de bron en het hoogtepunt van het Christelijke leven.

Op het moment dat de twee leerlingen Jezus herkende bij het breken van het brood, verdween Hij uit hun ogen. Hier kunnen wij een belangrijke werkelijkheid van ons geloof herkennen: de verrezen Heer wordt niet meer gezien met de ogen van het lichaam, maar in de Eucharistie zal Hij vanaf nu gezien worden met de ogen van het hart, de ogen van het geloof. Daar te Emmaus, -en in elke Eucharistie-, was de verrezen Heer zowel Degene die het brood breekt, maar ook Degene die zelf het Brood is dat gebroken wordt. De Heer deelt zichzelf met de twee leerlingen. Christus zal in de Eucharistie eerst het brood van het Woord voor ons breken en ons daarmee geestelijk voeden. Daarna zal Hij bij de communie onze harten binnendringen om ons des te meer te laten branden van geloof. Bij het breken van het Brood wordt Jezus zelf het levende Brood: voor die twee leerlingen in Emmaus en in de Eucharistie. Daar schenkt Hij ons de genade van het kruis, waar Hij Zijn lichaam voor ons gebroken heeft en Zijn kostbaar bloed vergoten tot vergeving, tot een nieuw verbond, tot een bron van genade, kracht, en verlossing.

Deze bijzondere ervaring gaf de twee leerlingen het enthousiaste geloof om onmiddellijk op pad te gaan om met iedereen hun unieke ervaring van de ontmoeting met de verrezen Heer te delen. We kunnen de liefde die we in ons geloof ervaren niet voor onszelf houden. Het is Jezus zelf die tot ons komt, in ons midden is, ons voedt met Zijn Woord en met Zijn Lichaam en Bloed. Wat de wereld nodig heeft is de liefde van God die wij ontmoeten in Christus.

Om vrucht te dragen moeten we verenigd blijven met Jezus. Lees maar eens wat Hij zegt in Johannes 15,4-9. Deze vereniging met de levende Heer bereiken wij door het gebed. Wij moeten daarom met goede regelmaat tijd inbouwen in ons drukke dagelijks leven voor gebed. Dat is cruciaal! We moeten daar steeds weer opnieuw de keuze voor maken en ervoor zorgen die ontmoeting met Christus onze Verlosser in de stilte van het gebed ook werkelijk te hebben! In het licht van dit evangelieverhaal, vraag ik de aandacht voor het bijzondere gebed van de eucharistische aanbidding. Het is dat gebed van aanbidding, lofprijzing en stille, en vooral van dankbare gerichtheid op Jezus, zoals Hij in de monstrans onder het teken van het Eucharistisch Brood, het Allerheiligst Sacrament, onder ons aanwezig is. De eucharistische aanbidding is een vorm van gebed waar grote genade gevonden zal worden. We zijn dan op een bijzondere wijze in Zijn tegenwoordigheid. Maar er zijn natuurlijk ook vele andere vormen van gebed: onze vele gebedsdiensten, onze stille tijd thuis, het bidden van de rozenkrans, de meditatie aan de hand van een bijbeltekst, de ontmoeting met de Heer in de andere sacramenten: het doopsel, het vormsel, de biecht, het huwelijk en de wijding, en de ziekenzalving. In al die vormen van gebed  ontmoeten wij onze levende Heer. In al die vormen van gebed zal Hij op verborgen wijze evenzeer bij ons aanwezig zijn als Hij dat was bij die twee leerlingen op weg naar Emmaus. Hij zal ons met goddelijke barmhartigheid aanhoren en luisteren naar de verzuchtingen van ons hart. Hij zal ons diepere inzichten geven die ons zullen helpen om weer sterk te staan in ons geloof en om ons weer krachtiger te voelen te midden van de zorgen en tegenslagen die iedereen geregeld te verwerken krijgt. Dan worden we katholieken die niet passief zijn, maar die een levend geloof hebben. We worden dan mensen die echt leven met Christus en die zich inzetten voor Zijn werk: mensen die weten dat wij -net als die twee leerlingen- lang niet altijd alles zullen begrijpen, maar die wel weten dat Jezus met ons op de weg van het leven gaat. Hij zal ons hart laten branden door de geestelijke inzichten en kracht die Hij ons geeft. En eens zal Hij ons de volheid van leven en inzicht doen ervaren wanneer Hij ons thuisbrengt bij Hem in de hemel. Laten we actieve katholieken zijn, die geleid worden door dat thema van dit jaar: “Hearts on fire, feet on the move!”



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: