Achtergrond van de eerste lezing (Sefanja 2:3; 3:12-13)
De profeet Sefanja spreekt tot het volk Israël in de tijd van koning Josia, waarschlijk rond 640-630 v.Chr. Zijn naam betekent in het hebreeuws: “De Heer beschermt”. Als profeet spreekt hij veel over de “Dag des Heren”. Deze Dag des Heren verwijst naar Gods oordeel tegen ieder die God ongehoorzaam is, die in hoogmoed zich niet werkelijk wenst te richten naar de geboden, de waarden en normen die God de mens vraagt te onderhouden. In de woorden die we in deze eerste lezing zullen beluisteren, roept de profeet de inwoners van Juda en Jeruzalem op zich te beteren: dan zal er nog hoop voor hen zijn. Sefanja gebruikt vooral veel het begrip “ootmoed”. Hij roept op tot ootmoed en verkondigt zo dat God zoekt naar de bescheidenheid van hart, de zachtmoedigheid en het zich laten raken door Gods Woord, door de armoede of de zorgen van medemensen in je omgeving. Ootmoed is het fundamentele besef maar een onvolmaakt mens te zijn, Gods vergeving en mededogen nodig te hebben, alsook de wijsheid en kracht van Zijn Geest.
Eerste lezing: Sefanja 2:3; 3:12-13
Zoekt de Heer, gij allen, ootmoedigen van het land, die zijn geboden naleeft; zoekt de gerechtigheid, zoekt de ootmoed! Dan vindt gij misschien een schuilplaats op de dag van de toorn van de Heer. Dan laat ik bij u alleen nog over een ootmoedig, bescheiden volk, dat zijn toevlucht vindt bij de naam van de Heer, de rest van Israël. Zij zullen geen onrecht meer doen en geen onwaarheid spreken; in hun mond is geen tong die bedriegt. Ja, zij zullen weiden en neerliggen, zonder door iemand te worden opgeschrikt.
Tussenzang: Psalm 27
Refrein: ZALIG DE ARMEN VAN GEEST, WANT AAN HEN BEHOORT HET RIJK DER HEMELEN.
1. De Heer doet altijd Zijn Woord gestand,
verdrukten verschaft Hij recht.
De Heer geeft brood aan wie honger heeft,
gevangenen geeft Hij de vrijheid.
2. De ogen van de blinden opent de Heer,
gebrokenen richt Hij weer op.
De Heer bemint de rechtvaardigen,
de Heer behoedt de ontheemden.
3. De Heer geeft wees en weduwe steun,
maar zondaars laat Hij verdwalen.
De Heer is Koning in eeuwigheid,
Uw God, Sion, heerst over alle geslachten.
Achtergrond van de tweede lezing (1 Korintiers 1: 26-31)
Zoals we vorige week al zagen, was er grote verdeeldheid en waren er ernstige spanningen ontstaan in de kerkgemeente van de stad Korinte. In verdeeldheid gaat hoogmoed altijd een rol spelen: met hoogmoed je beter voelen dan die anderen, met hoogmoed die anderen veroordelen en niet naar hen menen te hoeven luisteren. Paulus heeft deze gemeente zelf gesticht en kent hen heel goed, kent hun achtergrond en hun levensverhaal. Hij wilt hen in deze verzen eraan herinneren dat zij allen van eenvoudige maatschappelijk afkomst waren, maar dat dat juist heel mooi is, omdat het hun open maakte voor de verkondiging van verlossing in Christus. Zo brengt Paulus hen als het ware terug naar die ervaringen van de eerste liefde voor Christus, die eerste vreugde over het evangelie, over het Woord van God, over de rijkdom van Jezus’ parabels, over de kracht van de Heilige Geest in de harten van hen die zich hadden laten dopen. In deze herinneringen van hun oorsponkelijke liefde voor Christus, zullen de gemeenteleden van Korinte de ware grond vinden voor hun eenheid in verscheidenheid.
Tweede lezing: 1 Korintiers 1: 26-31
Denkt aan uw eigen roeping. Naar menselijke maatstaf waren er niet velen geleerd, niet velen machtig, niet velen van hoge afkomst. Nee, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren, om de wijzen te beschamen; wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren, om het sterke te beschamen; wat voor de wereld van geringe afkomst is en onbeduidend, heeft God uitverkoren; wat niets is om teniet te doen wat iets is, opdat tegenover God geen mens zou roemen op zichzelf. Dank zij Hem zijt gij in Christus Jezus, die van Godswege heel onze wijsheid is geworden, onze gerechtigheid, heiliging en verlossing. Daarom, zoals er geschreven staat, als iemand wil roemen laat hem roemen op de Heer.
Achtergrond van de evangelielezing: (Matteüs 5: 1-12a)
De evangelist Matteüs houdt zijn lezers in de hoofdstukken 5, 6 en 7 een collectie van onderricht voor die Jezus waarschijnlijk op verschillende momenten tot de mensen gericht had. Matteüs maakt van de schriftelijke aantekeningen van Jezus’ leer en van wat hij zelf en andere ooggetuigen zich herinnerden, één lange rede. Hij heeft zijn Joodse lezers in gedachten en wilt duidelijk maken dat zoals Mozes het Joodse volk op de berg Sinai, de Horeb, Gods Tora, Gods onderricht heeft doorgeven, Jezus dit op nog verhevenere wijze doet omdat Hij Gods Zoon is. Om dit bij zijn Joodse lezers te benadrukken, begint Matteüs deze rede met “Toen Jezus deze menigte zag, ging Hij de berg op en nadat Hij zich had neergezet, kwamen Zijn leerlingen bij Hem. Hij nam het woord en onderrichtte hen aldus:” (Mt. 1:1-2). Daarom wordt deze lange rede, deze collectie van Jezus’ onderricht, de Bergrede genoemd. Matteüs besluit de Bergrede aan het eind van hoofdstuk 7 met: “Toen Jezus deze toespraak geëindigd had, was het volk buiten zichzelf van verbazing over Zijn leer. Want Hij onderrichtte niet zoals hun schriftgeleerden, maar als iemand die gezag bezit” (7:28-29). Daarna vervolgt Matteüs in hoofdstuk 8 zijn evangelie met: “Toen Hij van de berg was afgedaald, volgde Hem een talrijke menigte” (8:1). Deze zondag bestuderen we dus de opening van de Bergrede: een krachtige, nauw samenhangende prediking van Jezus die we “de Zaligsprekingen” noemen.
Evangelie: Matteüs 5: 1-12a
Toen Jezus deze menigte zag, ging Hij de berg op en, nadat Hij zich had neergezet, kwamen zijn leerlingen bij Hem. Hij nam het woord en onderrichtte hen aldus: “Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen. Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden. Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten. Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden. Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden. Zalig die vervolgd worden om de gerechtigheid, want hun behoort het Rijk der hemelen. Zalig zijt gij, wanneer men u beschimpt, vervolgt en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil: Verheugt u en juicht, want groot is uw loon in de hemel”.
Overweging:
De zaligsprekingen vormen een hele bijzondere tekst. Ze hebben iets zuivers, iets oorspronkelijks en indrukwekkends, maar ze hebben tegelijkertijd ook iets wereldvreemds, lijken wat onwezenlijk, iets of wat aanstootgevends misschien.
Voor sommige onderzoekers, is de bergrede, met als hoogtepunt deze zaligsprekingen, de belangrijkste verkondiging van Jezus. Dit heeft Hem als het ware beroemd gemaakt. Negen keer een troostend woord aan mensen die dat nodig hebben. Negen keer hoop voor hen die dat meestal niet vinden. Negen keer een perspectief voor hen die dreigen vast te lopen.
Maar zo simpel is het niet. Neem bijvoorbeeld de zin “Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden”. Als je het gewoon neemt zoals het daar staat, en erover nadenkt, dan zijn het eigenlijk toch wel moeilijk te begrijpen woorden. Als iemand bijvoorbeeld een dierbare verliest, te jong, na ontluisterend lijden, dan kun je toch niet zeggen: jij bent zalig, want je zult getroost worden door je familieleden, vrienden en hen van wie je het misschien niet eens had verwacht. In feite zou je toch denken: dat is natuurlijk wel mooi, maar ik vind het toch zaliger om je man of je vrouw niet te verliezen en samen gelukkig oud te worden, en de opvoeding en begeleiding van je kinderen niet aan anderen te hoeven overlaten.
Of die andere zin: “Zalig die vervolgd worden om de gerechtigheid, want hun behoort het Rijk der Hemelen”. Als je hoort van de vervolgingen, martelingen, executies over de hele wereld, zoveel wat mensen wordt aangedaan om hun geloof of om hun inzet voor een rechtvaardigere samenleving, is het dan niet zaliger om niet vervolgd te worden en in vrede en rechtvaardigheid te kunnen leven.
Waar zit dan het verborgen inzicht wat je pas zult vinden wanneer je echt over deze woorden veel nadenkt? Want dat doet Jezus steeds weer bij Zijn parabels en ook bij deze zaligsprekingen: ons uitdagen heel diep na te denken.
Is het u opgevallen dat Jezus niet zegt wie hier zal troosten? Wie het land zal geven? Wie hier zal verzadigen en barmhartigheid zal tonen? Jezus speurt hier in het mysterie van Gods goedheid. Hij kijkt verder dan de grenzen van dit leven, dieper dan het direct tastbare en koel waarneembare. De zaligsprekingen zijn eigenlijk een soort jubelzang van Jezus, ze zijn het hoogtepunt van wat Hij met heel Zijn wezen gelooft en weet. Met de zaligsprekingen lijkt Hij ons te zeggen: Durf jij, bij welke tegenslag ook, te vertrouwen dat het in Gods hand tot iets beters kan worden? Dat Hij -ook wanneer het bestaan zonder redelijkheid en rechtvaardigheid lijkt te zijn- het leven en de kracht van de liefde zal doen overwinnen, ja, de kracht van het zuivere van waarheid en goedheid, en het levengevende van de hoop en het barmhartige zal doen overwinnen? Durf je je daar aan toe te vertrouwen? Ook als het dan gaat om de confrontatie met de dood, of om een stukgelopen liefde, of een zware tegenslag in het bedrijf, of om ziekte, problemen in de gezins- of familiesfeer, in het klein of in het groot. Er is namelijk geen tegenslag of hij past in de zaligsprekingen.
Degene die Jezus hier niet bij name noemt, is juist Degene waar het Hem geheel en al om gaat: God zal het Rijk der hemelen schenken, hen troosten en het land geven, verzadigen en barmhartigheid bewijzen, en zich tonen aan hen die tegen alles in durven te blijven geloven in de kracht die God geeft aan het eerlijke, aan het oprechte en het zuivere. De zaligsprekingen gaan over de kracht en de eeuwige toekomst die God geeft aan de liefde voor de armen middels een keuze voor solidariteit en aan het vermogen te treuren met hen die zo zwaar lijden in dit bestaan, waarin de tegenkrachten van het duister de mensheid in hun greep houden, en waar de erfzonde en het geweld toch steeds weer lijken te regeren.
De zaligsprekingen lijken daarom iets naïefs, iets wereldvreemds te hebben. En toch zijn ze de zuiverste en diepste waarheid. God zal hen die er steeds weer, met vallen en opstaan, met alle menselijke onvolmaaktheid, er toch naar blijven streven om eerlijk en oprecht, barmhartig en meelevend, bewogen en solidair te zijn, Zijn kinderen noemen. Dáár, in die levenshouding en in dat geloof, dat vaak zo moeilijk en zelfs onhaalbaar lijkt, dáár ligt het ware geheim van het leven.
Natuurlijk zul je ook vreugde ervaren als je zelf hier op aarde anderen troost kunt bieden, of als je vrede weet te bewerken, of als je onrecht om je heen zo weet op te vangen dat het niet escaleert. Natuurlijk ervaar je innerlijke blijheid als je je bedoelingen zuiver houdt in een soms rotte omgeving, of als je blijft werken aan gerechtigheid en daarvan de vruchten mag zien. Dan proef je al iets van een beloning. Maar Jezus spreekt hier vooral voor hen, die dat niet zien, die moeten doorgaan zonder resultaat te smaken. Mensen die eindeloos blijven proberen in hopeloze situaties. Zij die menselijk gezien hun leven aan een hopeloze zaak hebben gegeven, of door het leven zijn misdeeld. Voor hen spreekt Hij in de zaligsprekingen een woord dat tot in de hemel reikt.
Met de zaligsprekingen spoort Jezus ons aan om door te gaan, om na een terugval toch je opnieuw aan deze woorden op te trekken. En wat de Heer dan belooft is: “God zelf is jouw Trooster, jouw Vader, degene die jou het loon geeft voor je inspanningen. Durf daarop te vertrouwen, het geeft je hier en nu al vleugels.” Voor wie zijn hoop enkel op dit leven heeft gesteld, zullen Zijn zaligsprekingen misschien wrang overkomen of misschien zelfs boos maken. Maar voor wie alles van God verwacht, is het Woord zoet en is het de zuiverste uitdrukking van de waarheid van het Rijk Gods.
Misschien willen wij wel in het geloof van Jezus delen, maar zitten we met onze hoop en verlangens nog erg vast aan deze wereld. Dan hoop ik voor ons allen, dat de zaligsprekingen van Jezus voor ons steeds dieper gaan klinken, want dat betekent: groei in geloof en dat is groei naar God toe. En wie naar God toe groeit, zal ook steeds meer een hoopgevend, liefdevol en barmhartig mens worden. Ik hoop dat ook van ons eens door de Heer gezegd moge worden: “Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien”. Amen.
Categorieën:geloof en leven
Geef een reactie