Achtergrond van de eerste lezing (Jesaja 2: 1-5) door pater Esteban Kross
In de adventstijd is de profeet Jesaja een belangrijke tochtgenoot, omdat hij van God heel veel profetieën ontvangen heeft over de komende Messias. Jesaja ontving zijn roeping om als profeet op te treden in het sterfjaar van koning Uzzia, tussen 740 en 735 v.Chr., dus in het midden van de achtste eeuw v.Chr. Het was de tijd van de militaire macht en veroveringen van de Assyriërs. De profeet Jesaja verkondigde steeds weer dat Jahweh, de Heer, een bijzondere aanwezigheid heeft in de tempel van Jeruzalem, op de berg Sion. God laat van daaruit Zijn Woord weerklinken, ook vaak de Wet oftewel de Tora genoemd. God spreekt tot Zijn volk door de profeten, want hoewel er ook oprecht gelovige mensen zijn in Israël, zijn er helaas ook velen die koppig er een levensstijl op na houden waarin ze zich niet laten gezeggen door de waarden van het verbond, niet leven volgens Gods geboden en heel nonchalant zijn ten aanzien van hun religie. In de passage van de eerste lezing roept God ons via Jesaja op om het ideaal van vrede en gerechtigheid onder de mensen heel actief te blijven nastreven. Daarbij gebruikt Jesaja de inspirerende beeldspraak om instrumenten van oorlogvoeren en geweld, zoals zwaarden en speren, om te smeden tot gereedschappen van de landbouw, ploegijzers en sikkels, waarmee mensen voedsel en welzijn kunnen krijgen. Deze beeldspraak wilt ons aan het begin van de adventstijd oproepen tot bezinning en zelf-reflectie om te willen groeien in een vredige innerlijke levenshouding.
Eerste lezing: Jesaja 2: 1-5
Visioen van Jesaja, de zoon van Amos, over Juda en Jeruzalem. Op het einde der dagen zal de berg waarop de tempel van de Heer staat, oprijzen boven alle bergen en uitsteken boven alle heuvels. Alle volkeren zullen erheen stromen en talloze naties erheen trekken. Zij zullen zeggen: “Kom, laat ons optrekken naar de berg van de Heer, naar de tempel van Jakobs God. Hij zal ons zijn wegen wijzen en wij zullen zijn paden bewandelen. Want uit Sion komt de Wet, het Woord van de Heer uit Jeruzalem. Oordelen zal Hij de volkeren, rechtspreken over de talloze naties. Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers, hun speren tot sikkels. Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander, en niemand zal nog leren oorlog voeren. Huis van Jakob, kom, Iaat ons wandelen in het licht van de Heer.”
Tussenzang: Ps. 122
Refrein: Hoe blij was ik, toen men mij riep: wij trekken naar Gods huis!
Hoe blij was ik, toen men mij riep: wij trekken naar Gods huis ! Nu mag mijn voet, Jeruzalem, uw poorten binnentreden.
Jeruzalem, ommuurde stad, zo dicht opeengebouwd:
Naar U trekken de stammen op, de stammen van Gods volk.
Terwille van mijn broeders en mijn makkers wens ik u vrede toe; Terwille van het Huis van onze God, bid ik voor u om zegen.
Achtergrond van de tweede lezing: (Romeinen 13: 11-14)
In de advent is een belangrijk thema dat van waakzaamheid: dat wil zeggen oplettend en bewust in het leven staan. Het betekent om niet oppervlakkig te leven maar juist met gelovige overtuiging te proberen de belangrijke idealen en waarden van het evangelie waar te maken in het dagelijks leven. De Kerk heeft daarom als tweede lezing woorden gekozen van Paulus uit zijn brief aan de kerkgemeenschap van Rome. Het grote Rome van die tijd was bekend om de decadente levensstijl van vele rijke en minder rijke Romeinen. Er waren vele Romeinen die er een leven op na hielden van oppervlakkige pleziertjes, van wilde feesten, van veel drinken, veel aardse uitspattingen en materialisme. Paulus roept daarom de Christenen in deze turbulente stad op om heel bewuste keuzen te maken, om waakzaam te zijn naar zichzelf en de medeChristenen toe. Want Christus is een Heer van echte waarden en normen, van waarheid, oprechtheid en liefde. Het Christen-zijn is zoveel meer dan alleen een religieuze identiteit of eens een doopsel hebben ontvangen. Het gaat om een innerlijke band met de levende verrezen Heer, en die band onderhouden, vorm geven en verdiepen. Daarbij zullen we datgene moeten veranderen in ons gedrag en levensstijl wat niet te verenigen is met die innerlijke verbondenheid met Christus.
Tweede lezing: Romeinen 13: 11-14
Broeders en zusters, gij weet dat het uur om uit de slaap te ontwaken reeds is aangebroken. Thans is ons heil dichterbij dan toen wij tot het geloof kwamen. De nacht loopt ten einde, de dag breekt aan. Laten wij ons dus ontdoen van de werken der duisternis en ons wapenen met het licht. Laten wij ons behoorlijk gedragen als op klaarlichte dag, en ons onthouden van braspartijen en drinkgelagen, van ontucht en losbandigheid, van twist en nijd. Bekleedt u met de Heer Jezus Christus en koestert geen zondige begeerten meer.
Achtergrond van de evangelielezing: (Mattheüs 24: 37-44)
Op de eerste zondag van de advent, kijkt de Kerk in haar liturgie nog niet zozeer naar de verwachting van die eerste komst van Christus, tweeduizend jaar geleden, toen Gods Zoon in de stal van Bethlehem geboren werd, na eeuwen van aankondiging door de profeten. Nee, aan het begin van de advent richt de liturgie zich op de tweede komst van Christus, wanneer Hij zal wederkomen in heerlijkheid en zal oordelen over de levenden en de doden, en zo de verlossing zal voltooien. Wanneer Zijn tweede komst zal zijn weet niemand: noch voor ons persoonlijke leven, noch voor het einde der wereld. Daarom roept Christus ons op tot waakzaamheid en geloof.
Evangelie: Mattheüs 24: 37-44
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Zoals het ging in de dagen van Noach, zo zal het gaan bij de komst van de Mensenzoon. Zoals de mensen in de dagen voor de zondvloed doorgingen met eten en drinken, met huwen en ten huwelijk geven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en zij niets vermoedden totdat de zondvloed kwam en allen wegrukte: zo zal het gaan bij de komst van de Mensenzoon. Dan zullen er twee op de akker zijn: de een wordt meegenomen, de ander achtergelaten: twee vrouwen zullen met de molen aan het malen zijn: de een wordt meegenomen, de andere achtergelaten. Weest dus waakzaam, want gij weet niet op welke dag uw Heer komt. Begrijpt dit wel: als de eigenaar van het huis wist op welk uur van de nacht de dief zou komen, zou hij blijven waken en in zijn huis niet laten inbreken. Weest ook gij dus bereid, omdat de Mensenzoon komt op het uur waarop gij het niet verwacht.”
Overweging:
Een centraal sleutelwoord voor de Adventstijd is het begrip “waakzaamheid”. Het woord roept ons allen op tot bezinning, tot nadenken over ons leven. De oproep “Weest waakzaam”, die we in de advent vaak zullen horen, roept ons op om met verwachting uit te zien naar datgene wat ons bestaan inhoud, levensvreugde en zin zal geven. We kunnen een moment denken aan een luchthaven, wanneer de vlucht al een tijdje geland is en het nu ongeveer tijd is dat de passagiers uit de deuren van de aankomsthal zullen komen met hun bagage in de hand. Alle aanwezigen buiten kijken nu vol verwachting en waakzaam naar die deuren van de aankomsthal. En zodra de eerste passagiers eruit beginnen te komen, speuren de aanwezigen nog aandachtiger naar de gezichten van de passagiers, want ze willen voorkomen dat degene die ze zijn komen ophalen en die ze hartelijk willen verwelkomen, door hen niet zouden worden gezien. Als je niet waakzaam bent, zou het kunnen gebeuren dat je ze over het hoofd hebt gezien en dat ze verderop zullen staan rondkijken, in eerste instantie teleurgesteld dat ze niet worden verwelkomd en niet die enthousiaste begroeting krijgen die ze verwacht hadden. Om dat te voorkomen, kijken alle aanwezigen waakzaam en gespannen naar alle passagiers die naar buiten komen.
Zo roept de Adventstijd ons op, om met verwachting uit te zien naar God. En om waakzaam na te denken over wat in ons leven beter kan, en wel om te voorkomen dat de komst van God aan ons voorbijgaat. Om te voorkomen dat we leven alsof God er niet echt zou zijn. Daarom heeft de adventstijd ook een aspect van vergiffenis vragen voor de tekortkomingen, fouten en zonden die ons traag maken in het geloofsleven en die maken dat we een stuk verwijderd raken van het enthousiasme voor de dingen van God.
We weten allemaal dat de aanwezigheid van God niet altijd even duidelijk en voor de hand liggend is. Het leven beproeft ons geloof op zovele manieren. Er zijn geregeld moeilijke beproevingen zoals de stress die armoede met zich meebrengt. Of de harde kanten van leven en maatschappij. Of het verlies van dierbaren door tragische ongelukken of door sluipende ziekten of moeilijke aandoeningen. Of het intense verdriet over relaties die stukliepen en je zoveel pijn en bitterheid brachten en je het gevoel gaven van onmacht en van stank voor dank te hebben gekregen voor alle opofferingen en inspanningen die je gegeven had voor die relatie. Dit soort beproevingen zullen we enkel goed doorstaan als we voldoende gewend zijn om te bidden, om zaken te overwegen, en ze in een groter perspectief te kunnen gaan zien. Dan zullen we de kracht en de moed kunnen vinden om sommige van onze verwachtingen los te laten als dat moet en om in de veranderde situaties nieuwe mogelijkheden te gaan ontdekken.
Een andere reden om waakzaam te leven, om regelmatig de dingen van je leven in een sfeer van gebed te overdenken, is de verleiding van de materiële zaken. De ‘aardse dingen’, of de ‘wereldse dingen’, zoals we dat zo mooi kunnen zeggen, kunnen ons ongemerkt in hun greep krijgen. We veranderen dan beetje bij beetje. Heel geruisloos beginnen we de dingen van God te verwaarlozen. Zonder het te merken raken we steeds meer verwijderd van een gelovige, dankbare gerichtheid op God. Die godsdienstige gevoeligheid van het gebed, van naar de kerk gaan, van bezig zijn met het Woord, van onze inzet voor een goede, rechtvaardige samenleving en het milieu: al die dingen die onze gelovige binnenkant creatief, rijk en warm houden, gaan dan heel geruisloos meer en meer naar de achtergrond van ons bestaan. Als dit proces te lang doorgaat, dreigen ze op gegeven moment slechts een vage herinnering te gaan worden die niet veel meer met onze huidige levensstijl van doen heeft.
De adventstijd is daarom aan de ene kant wel een vreugdevolle tijd, een tijd van uitzien naar het naderende kerstfeest, gezellig en dankbaar voor alles wat ons licht en warmte brengt in het leven, maar de adventstijd is ook doortrokken van een oproep tot bezinning. De advent roept ons ook op tot dat besef van: we zijn uiteindelijk wel echt onvolmaakte mensen. Vaak hebben we veel van het gebed laten liggen, zijn we geleidelijk aan minder tijd en aandacht gaan besteden aan die religieuze binnenkant van onze persoon en is daardoor God ook in ons leven een mindere rol gaan spelen. Deze bezinning hebben we echt nodig, gewoon omdat dit een stuk realiteit is.
Zelf-reflectie is wezenlijk om te kunnen komen tot innerlijke groei, tot ontwikkeling van visie en tot een steeds sterkere manier van omgaan met de uitdagingen van het leven, en met de taken die wij krijgen toevertrouwd. Zelf-reflectie ziet de eigen tekortkomingen onder ogen. Maar het krachtige van ons geloof is dat we bij alle zelf-reflectie altijd de zekerheid hebben van Gods erbarmen en liefde. Dat is heel duidelijk in alle drie lezingen van deze eerste zondag van de advent.
Laten we daarom in deze adventstijd naast de gezellige dingen, ook tijd en aandacht vrij maken voor bezinning en voor het weer versterken van onze religieuze binnenkant. De coronapandemie heeft ons allen bewust gemaakt van hoeveel van wat wij doen en belangrijk vinden, eigenlijk maar heel relatief is. Hoe snel is de totale wereldbevolking, ja elke samenleving van Afrika, Azië, Noord en Zuid –Amerika, Europa en Oceanië meer dan twee jaar lang totaal ontregeld en ontredderd geraakt. We hebben oudere mensen zien vereenzamen omdat ze als risicogroep plotseling geen contact meer mochten hebben met hun kleinkinderen en andere familieleden. We hebben dingen meegemaakt die we nooit eerder hadden gekend, zoals met maar tien mensen aanwezig zijn bij een uitvaart, zonder brasa’s, zoveel familieleden die machteloos slechts via de video-call afstand afscheid moesten nemen van hun geliefde vader, moeder, kind, zus of broer, of opa of oma. Laten wij de wake-up call verstaan van dit alles. Laten we daarom de komende week enkele keren de tijd nemen om met zelf-reflectie en waakzaamheid in een sfeer van gebed en innerlijke stilte te overdenken wat Jezus tot ons zegt op deze eerste adventszondag: “Weest dus waakzaam, want gij weet niet op welke dag uw Heer komt. Begrijpt dit wel: als de eigenaar van het huis wist op welk uur van de nacht de dief zou komen, zou hij blijven waken en in zijn huis niet laten inbreken. Weest ook gij dus bereid, omdat de Mensenzoon komt op het uur waarop gij het niet verwacht”.
Categorieën:geloof en leven
Geef een reactie