Achtergrond van de eerste lezing (Exodus 17: 8-13)
De eerste lezing uit het boek Exodus vertelt hoe de Israelieten in de woestijnjaren aangevallen werden door de Amalekieten. In Genesis 36: 16 wordt hun stamvader Amalek genoemd als een kleinzoon van Esau: “Hier volgen de stamvortsen die van Esau afstamden. Zonen van Elifaz, Esaus eerstgeborene: de stamvorsten Teman, Omar… en Amalek”. De Amalekieten worden dus gezien als een broedervolk van de Israelieten, die afstammen van Esaus tweelingbroer Jakob. Maar de Amalekieten voelen geen solidariteit met de uit Egypte weggevluchtte Israelieten. Ze voelen zich duidelijk door hen bedreigd en vallen hen aan. De bijbelse schrijver verwijst in zijn tekst naar de gehele groep van Amalekieten met de naam van hun stamvader: Amalek. In de strijd staan de vurige smeekbeden van Mozes centraal. Door zijn gebed tot de God die hem riep om de tot slaaf gemaakte Israelieten in Zijn Naam te bevrijden, ondersteunt Mozes de strijd van de Israelieten tegen de Amalekieten. Daar ligt de echte kracht! En daarom, wanneer Mozes moe wordt, komen Aäron en Chur hem ondersteunen, om zo zijn gebed voort te laten gaan.
Eerste lezing: Exodus 17: 8-13
In die dagen kwam Amalek aanzetten om Israël aan te vallen. Toen zei Mozes tot Jozua: “Kies manschappen uit en trek morgen ten strijde tegen Amalek. Zelf ga ik met de staf van God in mijn hand op de top van de heuvel staan”. Jozua deed wat Mozes hem had opgedragen. Hij bond de strijd aan met Amalek terwijl Mozes, Aäron en Chur de top van de heuvel bestegen. En zolang Mozes zijn armen opgeheven hield waren de Israëlieten aan de winnende hand. Maar liet hij zijn armen zakken dan won Amalek. Tenslotte werden Mozes’ armen moe. Toen haalden ze een steen voor hem waar hij op ging zitten. Aäron en Chur ondersteunden zijn armen, elk aan een kant. Zo bleven zijn armen omhooggeheven, tot zonsondergang toe. En Jozua versloeg Amalek en zijn leger met het zwaard.
Tussenzang: Psalm 121
Refrein: Mijn hulp zal komen van God de Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft.
Omhoog naar de bergen richt ik mijn ogen: van waar kan ik hulp verwachten? Mijn hulp zal komen van God de Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft.
Hij zorgt dat uw voet niet struikelt, Hij slaapt niet, die waakt over u. Hij sluimert niet en Hij suft niet, die over Israël waakt.
De Heer is het die u behoedt, Hij staat als een wacht aan uw zijde. Bij dag zal de zon u niet deren, bij nacht doet de maan u geen kwaad.
Achtergrond van de tweede lezing (2 Timoteüs 3:14- 4:2)
In de passage uit de tweede Brief aan Timoteüs lezen we over de veelzijdige kracht van het Woord van God. De Heilige Schrift, het Bijbelse Woord, is onze bron van wijsheid. Door het Woord leren wij God kennen, Zijn liefde en beloften, maar ook wat God ons vraagt aan waarden en normen zoals die in Zijn geboden en richtlijnen ons heeft voorgehouden. Daarom worden wij opgeroepen om ons concreet te laten vormen door de inhoud van het Woord. Dat zal lang niet altijd gemakkelijk zijn, omdat wij mensen vaak geneigd zijn alleen open te staan voor dat wat wij graag horen en wat overeenkomt met wat wij vinden. Daarom dringt Paulus er bij Timoteüs op aan dat hij als geestelijk leider met geduld maar ook met standvastigheid en moed de mensen moet vormen, waar nodig vermanen, en onderrichten in wat het Woord leert.
Tweede lezing: 2 Timoteüs 3:14- 4:2
Dierbare, blijf bij de leer die gij gelovig hebt aanvaard. Bedenk wie het waren die u onderricht hebben en hoe gij van kindsbeen af vertrouwd zijt met de heilige geschriften; daaruit kunt gij de wijsheid putten die u leidt tot het heil, door het geloof in Christus Jezus. Elk door God geïnspireerd geschrift dient ook om te onderrichten in de waarheid en dwalingen te weerleggen, om de zeden te verbeteren en de mensen op te voeden tot een rechtschapen leven, zodat de man Gods voor zijn taak berekend is en toegerust voor elk goed werk. Ik bezweer u voor het aanschijn van God en van Christus Jezus, die levenden en doden zal oordelen bij zijn verschijning en bij zijn koningschap: verkondig het woord, dring aan, te pas en te onpas, weerleg, berisp, bemoedig, in één woord, geef uw onderricht met groot geduld.
Achtergrond van de evangelielezing: (Lucas 18: 1-8)
Bij de parabel van de standvastige weduwe geeft de evangelist Lucas zelf al aan hoe Jezus’ parabel begrepen moet worden: “In die tijd leerde Jezus in een gelijkenis aan zijn leerlingen dat zij steeds moesten bidden en daarin niet versagen”. Jezus leert ons om in moeilijke omstandigheden, waarbij je niet gelijk al verhoring van je gebed ziet, te blijven bidden en dat te doen met geloof en vertrouwen in Gods betrokkenheid bij ons. Jezus houdt ons deze weduwe voor, die steeds maar geen recht kon krijgen bij een rechter, maar gewoon bleef aanhouden en blijf terugkomen, tot de rechter uiteindelijk haar recht verschafte om van haar bezoeken af te zijn. Zo leert Jezus ons om steeds weer na te denken over God, die liefde is en die net als de vader van die andere parabel blijft houden van zowel zijn jongste als zijn oudste zoon, ondanks hun tekortkomingen. Dus met deze gelijkenis roept Jezus ons op tot gelovig vertrouwen en het met standvastigheid blijven bidden tot God.
Evangelie: Lucas 18: 1-8
In die tijd leerde Jezus in een gelijkenis aan zijn leerlingen dat zij steeds moesten bidden en daarin niet versagen. Hij zei: “Er was eens in een zekere stad een rechter die zich om God noch gebod bekommerde. Er was ook een weduwe in de stad die herhaaldelijk bij hem kwam met het verzoek: “Verschaf mij recht ten opzichte van mijn tegenstander”. Een tijdlang wilde die rechter niet, maar daarna zei hij bij zichzelf: “Al bekommer ik mij om God noch gebod, toch zal ik die weduwe recht verschaffen om niet langer geplaagd te worden door haar eindeloze bezoeken”. En de Heer sprak: “Hoort wat de onrechtvaardige rechter zegt! Zou God dan geen recht verschaffen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot Hem roepen, of zal Hij ten opzichte van hen onbewogen blijven? Ik zeg u: Hij zal hun spoedig recht verschaffen. Maar: zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?”
Het thema van de lezingen van deze zondag wordt ons al door de evangelist Lucas zelf gegeven: het gaat over vasthoudend, vertrouwvol bidden.
Wat leert Jezus ons middels deze weduwe? Ze zat in een lastige situatie. Die rechter was een moeilijk man en wil in eerste instantie geen aandacht aan haar schenken omdat ze is niet rijk en invloedrijk is. Jezus noemt hem zelfs een onrechtvaardige rechter. Daarin ligt de kern van de problemen voor die weduwe. Maar ze blijft aanhouden, blijft die rechter maar bezoeken, ze geeft niet op. Waarom? Omdat ze haar vertrouwen heeft gesteld in haar God. Ze weet dat wat er ook in haar leven gebeurt, al heeft ze het niet getroffen en lijkt er vooralsnog geen vooruitgang in haar situatie te komen, ze blijft naar die rechter gaan omdat ze erop vertrouwt dat God ergens een opening zal scheppen. Ze weet: de Heer is mijn Rots, Hij is mijn Anker waar ik kracht vind en houvast in mijn leven.
Ze leert Jezus ons “Ora et Labora”: “Bid en Werk”. Onze kennis van Gods barmhartigheid en trouw, en ons geloof in wat het Woord ons leert “God is liefde”: dat doet ons bidden. En Jezus leert ons met deze gelijkenis: Blijf bidden! Blijf vertrouwen! Blijft je in vertrouwen richten tot God, Hem betrekken in wat je doet en bent, en blijf in gebed gaan! Maar tegelijkertijd leert Jezus ons om ook te werken en aan te pakken. Om net als de weduwe van Zijn parabel actie te blijven ondernemen. Ze ging steeds weer naar die moeilijke rechter toe, ook al wist ze dat hij van haar verveelde. Ze is het voorbeeld dat Jezus ons leert van “Bid en Werk”, “Ora et Labora”!
Het doet ons stilstaan bij wat bidden en geloven in feite zijn. Het is een proces van steeds weer tijd maken om God te leren kennen, Hem te danken, om in de stilte van het gebed in Zijn aanwezigheid over dingen na te denken, zodat Hij ons kan leiden, ons ingevingen kan geven, en ons ook soms kan oproepen tot verbetering en bekering. Geloof en gebed wil ook zeggen: betrek het geloof op de diepste lagen van de innerlijke beleving van je dagelijks bestaan. Overweeg vaak dat God je Schepper is, je gemaakt heeft en je kent, en je niet zal vergeten. Vraag Hem ook kracht om de moeilijke situaties aan te kunnen, om net als die weduwe niet neerslachtig of negatief te worden, maar om dat innerlijke vertrouwen vast te houden en door te blijven zoeken naar oplossingen of naar groei.
We zagen in de eerste lezing dat inspirerende verhaal van de aanval van de Amalekieten op de Israelieten. Ze waren in de woestijn, ze waren niet in een eigen land, in een omgeving waar ze terug konden vallen op eigen gebouwen, steden en bekend terrein. Nee, in hun kwetsbare situatie daar in de woestijn werden ze aangevallen en bedreigd in hun bestaan. Het is Mozes echter heel duidelijk waar de echte kracht ligt: bij de God die over hen zal waken. Het zal ook dan worden: “Ora et Labora”, “Bid en Werk”: Mozes die in smeekgebed daar op de top van de heuvel tot God bidt en in de vallei de troepen van de Israelieten die strijden tegen de Amalekieten. Ze hebben met heel hun hart de situatie aangepakt, alles gedaan wat ze konden in hun strijd tegen de Amalekieten, maar tegelijkertijd was Mozes daar in gebed: vasthoudend, met groot geloof, niet even maar uren lang. En toen Mozes moe werd, kwamen Aäron en Chur om hem te ondersteunen in het gebed, om voor hem een grote steen te regelen om op te zitten en zijn armen te ondersteunen. Want ook Aäron en Chur wisten: de Heer is hun kracht.
Het geloof is zoals de wortels van een boom: je ziet de wortels niet omdat ze in de grond zitten, je ziet alleen de stam, de takken en bladeren, met eventueel vruchten. Maar het zijn die wortels die je niet ziet die uit de aarde vocht, mineralen en voedingsstoffen opnemen en levenskracht geven aan de stam, takken, bladeren en vruchten. Zo zijn ons geloof en ons gebed als die wortels: ze geven voedingstoffen en levenssappen aan ons in een diepe geestelijke zin. Maar er is nog een tweede aspect: de wortels die je niet ziet maar die tot diep in de aarde doordringen: zij zijn het die het gedeelte van de boom dat je wel ziet de kracht en het houvast geven om in stormen stand te houden en niet om te waaien. Ook dat is hoe geloof en gebed ons fundament zullen zijn wanneer ook wij, net als die weduwe en die Israelieten, de stormen en tegenslagen van het leven te verduren hebben.
Zo leert Jezus, maar ook de schrijver van de eerste lezing en Paulus in de tweede lezing, ons om tijd vrij te maken voor God. Gebed doet ons geloof verdiepen. Gebed verankert ons wezen meer en meer in God en doet ons steeds beter inzicht krijgen in wat belangrijk is, in wat de juiste prioriteiten moeten zijn in het besteden van onze tijd en energie. Het gebed leert ons de moeilijke situaties, de tegenslagen of teleurstellingen in een breder geheel te gaan beschouwen en daardoor kunnen loslaten wat misschien niet voor dat moment in ons leven was. Geloof en gebed leren ons standvastig te zijn in datgene wat ons leven kracht geeft. Het gebed doet ons in dankbaarheid steeds meer oog krijgen voor Gods verborgen werk.
“Bid en Werk” leert Jezus ons. Moge Zijn woorden en Zijn blijvende nabijheid ons met steeds meer wijsheid doen vertrouwen op Hem die ons geen rustige vaart heeft beloofd, maar wel een behouden thuiskomst. Gado blesi!!
Categorieën:geloof en leven
Geef een reactie