Commentaar op de Lezingen van de 18e Zondag door het Jaar  ( C ) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Prediker 1: 2;  2: 21-23)

Prediker is een boek in de Hebreeuwse Bijbel, het Oude Testament, en behoort daar tot de wijsheidsliteratuur. De Hebreeuwse naam van het boek is “Kohelet”. Dit woord komt van het Hebreeuwse werkwoord “kahal”/ “verzamelen”, en zou kunnen worden vertaald als “De verzamelende”. In de Griekse Septuaginta-vertaling wordt “Kohelet” vertaald met “èkklesiastés“, “Prediker in de volksvergadering”. Hierdoor wordt in de Latijnse Vulgaat-vertaling het boek “Ecclesiastes” genoemd. In rooms-katholieke Bijbeluitgaven wordt het boek daarom soms Ecclesiastes genoemd maar meestal Prediker. Een uitdrukking die de schrijver van Prediker veel gebruikt is “ijdelheid” of “ijdelheid der ijdelheden”. Daarmee wordt niet verwaandheid bedoeld, zoals wanneer we van iemand die telkens bezig is met zijn of haar uiterlijk zeggen dat die persoon erg ijdel is. Nee, het Hebreeuwse woord dat hier gebruikt wordt betekent letterlijk “damp” of “wind”. De schrijver bedoelt daarom met de uitdrukking “ijdelheid” en “ijdelheid der ijdelheden” de vluchtigheid van de wereld. Prediker peinst dat de wereld onzinnig in elkaar steekt en dat het bestaan vaak alle redelijkheid ontbreekt. De wijsheid slaagt er niet in om de wereld inzichtelijk te maken: hoe meer inzicht een mens nastreeft, hoe meer hij ervan overtuigd kan raken dat de wereld absurd is. Toch zijn er bepaalde ervaringen die wel zinvol kunnen zijn, zegt de schrijver. In liefde, werk en intellect kan de mens voldoening vinden, zodat zijn bestaan niet volledig zinloos is, maar ook deze zaken brengen geen waar geluk. Het boek eindigt met een epiloog waarin wordt aanbevolen om God te vrezen en Zijn geboden te onderhouden. Deze zijn de maatstaf waarmee God de handelingen van de mens zal beoordelen: de goede, de slechte en de verborgen handelingen.

Eerste lezing: Prediker 1: 2;  2: 21-23

IJdelheid der ijdelheden, zegt Prediker, ijdelheid der ijdelheden, en alles is ijdelheid! Er zijn mensen die zich aftobben en inspannen met wijsheid en kennis van zaken, maar wat ze verdienen, moeten ze afgeven aan anderen, die zich niet inspanden. Ook dat is ijdelheid en grote onbillijkheid. Wat heeft een mens tenslotte aan al zijn geploeter, en aan de zorgen waarmee hij zich op aarde kwelt? Alle dagen bereiden hem leed, en ergernis is zijn loon; zelfs ’s nachts vindt hij geen rust; ook dat is ijdelheid.

Tussenzang:  Psalm 95

Refrein: Luistert heden naar Gods stem: Weest niet halsstarrig zoals weleer.

Komt, laat ons de Heer met gejubel begroeten, juichen wij toe de Rots van ons heil. Laat ons verschijnen voor Hem met een lofzang, Hem met liederen eren.

Komt, laat ons aanbiddend ter aarde vallen neerknielen voor Hem die ons schiep. Hij is onze God en wij zijn volk, Hij is de herder en wij zijn kudde.

Luistert heden dan naar zijn stem: weest niet halsstarrig als eens in Meriba. Waar uw vaderen Mij wilden tarten ofschoon zij mijn daden hadden gezien.

Achtergrond van de tweede lezing (Kolossenzen 3: 1-5. 9-11)

Paulus verankert zijn verkondiging in de brief aan de kerkgemeenschap van de stad Kolosse in het kruisoffer en de verrijzenis van Christus, die de levende Heer van de Kerk is. In Hem vinden de gelovigen, als ranken verbonden aan Christus de ware wijnstok, eeuwig leven, kracht en zingeving. Maar dit vraagt wel van de gelovige mens een alerte levenshouding die zich bewust is van de vele verleidingen die steeds weer op de mens afkomen en die de mens van God  verwijderd kunnen doen raken. Paulus vestigt de aandacht er daarom op dat het geloof een  keuze vraagt om zo een levenswandel te leiden, dat men ook leeft naar de waarden die God ons voorhoudt.

Tweede lezing: Kolossenzen 3: 1-5. 9-11

Broeders en zusters, als gij met Christus ten leven zijt gewekt zoekt wat boven is, daar waar Christus zetelt aan de rechterhand Gods. Zint op het hemelse, niet op het aardse. Gij zijt immers gestorven en uw leven is nu met Christus verborgen in God. Christus is uw leven, en wanneer Hij verschijnt zult gij ook met Hem verschijnen in heerlijkheid. Maakt dus radicaal een einde aan immorele praktijken, ontucht, onzedelijkheid, hartstocht, begeerlijkheid en de hebzucht die gelijk staat met afgoderij. En beliegt elkaar niet meer. Gij hebt de oude mens met zijn gedragingen afgelegd en u bekleed met de nieuwe mens, die op weg is naar het ware inzicht, terwijl hij zich vernieuwt naar het beeld van zijn Schepper. Dan is er geen sprake meer van Griek of Jood, besnedene of onbesnedene, barbaar of Skyth, van slaaf of vrije mens. Daar is alleen Christus, alles in allen.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Lucas 12: 13-21)

In dit gedeelte van het Lucasevangelie, volgen we Jezus op Zijn weg naar Jeruzalem, waar Hij Zijn leven als het ware Paaslam zal geven tot verlossing van de wereld. Hij spreekt op die tocht over wat het betekent waarlijk Zijn leerling te zijn. We hoorden Hem drie zondagen geleden reeds zeggen dat we gelijk de barmhartige Samaritaan een naaste moeten zijn voor lijdenden die we op onze levensweg tegenkomen en niet met een grote boog om hen heen gaan. De zondag erop hoorden we dat leerling-zijn ook inhoudt aan de voeten van Jezus zitten, zoals de zus Maria als een leerling Jezus’ woorden beluisterde en daar mee bezig was. Vorige week zondag sprak de Heer over het bidden en hoe gebed een wezenlijk deel moet zijn van het leven van Zijn leerlingen. Nu gaat Jezus over een lastig punt spreken, namelijk over hoe de relatie zal moeten zijn van een gelovige mens met geld en rijkdom. Wie zal willen behoren tot Jezus en in Hem eeuwig leven en genade hoopt te vinden, zal steeds weer hierover moeten nadenken en keuzen maken.

Evangelie: Lucas 12: 13-21

In die tijd zei iemand uit het volk tegen Jezus: “Meester, zeg aan mijn broer dat hij de erfenis met mij deelt”. Maar Jezus antwoordde hem: “Man, wie heeft Mij tot rechter of verdeler over u aangesteld?” En Jezus sprak tot hem: “Pas op en wacht u voor alle hebzucht! Want geen enkel bezit, – al is dit nog zo overvloedig – kan uw leven veilig stellen”. Hij vertelde hun de volgende gelijkenis: “Het land van een rijk man had een grote oogst opgeleverd. Daarom overlegde deze bij zichzelf: Wat moet ik doen? Ik heb geen ruimte om mijn oogst te bergen. En hij zei: Dit ga ik doen: ik breek mijn schuren af en bouw grotere: daarin zal ik dan heel mijn rijkdom aan koren opbergen. Dan zal ik tot mijzelf zeggen: Man, je hebt een grote rijkdom liggen, voor lange jaren; rust nu uit, eet en drink en geniet ervan!” Maar God sprak tot hem: “Dwaas! Nog deze nacht komt men je leven van je opeisen; en al die voorzieningen die je getroffen hebt, voor wie zijn die dan?” Zo gaat het met iemand die schatten vergaart voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.”

Overweging:

Deze zondag snijdt God in de lezingen van de Mis een heel belangrijk, maar ook een heel lastig,  misschien zelfs pijnlijk, onderwerp aan, namelijk: de relatie van de mens met geld en rijkdom.

In het evangelie focust Jezus in Zijn parabel op een rijke man die helemaal opgaat in het meer en meer vergaren van rijkdom. Jezus waarschuwt ons allen voor het grote gevaar van de gehechtheid aan rijkdom. Het is niet de rijkdom in zichzelf dat het probleem is, maar het gaat over de gehechtheid aan geld, het steeds meer gericht zijn op rijkdom, het gaat om de hebzucht, het materialisme.

Jezus is hierin heel erg helder: Hij zegt elders in het evangelie: “Hoe moeilijk is het voor mensen die zo gehecht zijn aan rijkdom, die zo bezig zijn met geld en nog meer geld, om het koninkrijk der hemelen binnen te gaan!”. “Nog eerder”, zegt Christus, “gaat een kameel door het oog van een naald, dan dat een mens die zo in de greep is van geld en rijkdom, het Rijk van God zal binnengaan”.

Dat zijn harde, indringende woorden van Jezus! Er is dus een groot geestelijk gevaar, een sluipende verleiding, een bijna betoverende invloed die vaak uitgaat van geld en rijkdom.

Christus zegt het bij een andere gelegenheid even krachtig: “Je kunt niet twee heren dienen: God en de mammon, de afgod van het geld. Je zult of de ene heer dienen en de andere verwaarlozen of de andere heer dienen en de ene verachten”. In dit geval stelt Jezus niet God en de duivel als tegenstanders, maar God en geld/rijkdom! Want het tegenovergestelde van God dienen is rijkdom dienen, is werken slechts voor rijkdom, om steeds meer te hebben, en te denken dat je in het vele geld en in je rijkdom zekerheid hebt. De gehechtheid aan rijkdom, de hebzucht naar steeds meer geld, zegt God telkens weer in Zijn Woord, is een groot geestelijk gevaar, want het wordt een vorm van afgoderij, waardoor je niet langer één bent met God die liefde, waarheid en goedheid is. Jezus waarschuwt ons dat er een reëel gevaar is dat je in de ban raakt van het materiële, dat je meegesleurd kan worden door corruptie dat zijn wortels altijd heeft in de drang naar het steeds meer vergaren van geld en rijkdom.

Hierdoor worden wij dan steeds egocentrischer, dus steeds meer gericht op jezelf en steeds minder gericht op de medemens. Ook zullen wij steeds vaker onwaarheden zeggen, in onwaarheden verstrikt raken, als dat nodig blijkt in het beschermen van belangen. Steeds vaker zullen wij onoprecht zijn, want een groeiende drang naar rijkdom en geld zal bijna altijd ons steeds weer grenzen doen verleggen en compromissen doen sluiten ten aanzien van de oprechte waarden en normen waarvan we weten dat die onlosmakelijk verbonden zijn met God.

Hiervoor waarschuwt Jezus ons in de parabel van het evangelie van vandaag: “De man sprak tot zichzelf: “Dit ga ik doen: ik breek mijn schuren af en bouw nog grotere: daarin zal ik dan heel mijn rijkdom aan graan opbergen. Dan zal ik tot mijzelf zeggen: Man, je hebt een grote rijkdom liggen, voor lange jaren: rust nu uit, eet, drink en geniet ervan!” Maar God sprak tot hem: “Dwaas! Nog deze nacht wordt je leven van je opgeëist. En al die voorzieningen die je getroffen hebt: voor wie zijn die dan?” Zo gaat het met iemand die schatten vergaart voor zichzelf, maar niet rijk is in Gods ogen!”

In het evangelie dat we zojuist gehoord hebben, zijn er dan ook nog die twee broers die met elkaar vechten om de erfenis. Een situatie die we ook allemaal heel goed kennen! In hoeveel gezinnen of families wordt er niet gevochten om percelen en huizen; broers en zusters die elkaar niet meer groeten en met elkaar in vijandschap leven als gevolg van een “yo-hari-yo-trusu” over de erfenis. Het belangrijkste is dan niet meer de liefde en genegenheid binnen het gezin en de familie, niet langer staat centraal de onderlinge band, de zorg voor elkaar, de hartelijke gezelligheid en het er in de tegenslagen van het leven als één grote familie er voor elkaar zijn: neen, het is gehechtheid aan geld en rijkdom die dit alles kapot maakt en vernietigt: zowel ten aanzien van de familieband, maar –zo waarschuwt Jezus- ook op geestelijk niveau.

Ten grondslag aan de meeste oorlogen ligt hebzucht. Ja, men zal beweren dat het gaat om belangrijke idealen, maar daarachter ligt meestal het geld: geld van wapenhandelaren, geld van mensen die profiteren van oorlog, de hebzucht van hen die door de oorlog grote stukken grond en ander onroerend goed hopen te verwerven, of nieuwe economische belangen verwachten veilig te stellen.

Dus wanneer die ene broer tegen Jezus zegt: “Meester, zeg aan mijn broer dat hij de erfenis met mij deelt”, antwoordt Jezus: “Pas op voor alle soorten hebzucht” Hebzucht en gehechtheid aan rijkdom zijn namelijk gevaarlijk. Geld en bezit lijkt ons een zekerheid te geven die er in feite niet bestaat. De hebzucht doet je wel stap voor stap veranderen: de gehechtheid aan rijkdom vervlakt die vroegere hartelijkheid die je had, die vroegere bezorgdheid en die meelevendheid met anderen. Steeds meer denk je alleen aan jezelf.

Het is niet toevallig, dat wanneer Jezus de weg naar de verlossing uitlegt in de Zaligsprekingen, het eerste wat Hij ons leert, is: “Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk van God”. Dat wil zeggen: raak nooit in de ban van rijkdom. Gezegend zijn zij die niet gehecht zijn aan materiële goederen. Misschien hebben ze rijkdom, maar vinden er groot plezier en echte voldoening in om anderen te helpen, om zich in te zetten voor fijne dingen die mensen blij maken of hoop geven, ze zijn hartelijk van hart en geld komt altijd pas op de derde of vierde plaats.

Dus we kunnen ons afvragen: hoe kan ik deze zonde van de afgoderij van het geld, deze zonde van de gehechtheid aan rijkdom, voorkomen? Dan is het antwoord simpel: Wees altijd bereid te delen met anderen. De eerste vraag is: “Geef ik?” De tweede vraag: “Hoeveel geef ik”? De derde vraag: “Hoe geef ik?” Geef ik met betrokkenheid, bevestig ik de waardigheid van die andere in een nood, geef ik met hartelijkheid en besef ik dat ik net zo veel leer van degene aan wie ik geef, als dat die ander leert van mij?

Zoals ik al zei aan het begin van deze overweging: het is een lastig, zwaar onderwerp dat Jezus vandaag aansnijdt, maar er hangt zoveel van af en overal om ons heen, ook in ons geliefd Suriname, zien we het grote gevaar van de betoverende kracht van geld, van rijkdom, van pronkzucht en materiële dingen. Laten wij Gods Woord ernstig ter harte nemen, er eerlijk over blijven nadenken en ook heel concreet ons denken en handelen steeds weer veranderen in de richting die God vandaag van ons vraagt: dus in de richting van de liefde, van de betrokkenheid, in de richting van de barmhartigheid en de naastenliefde. De liefde heeft leven, de liefde geeft leven, de liefde verbindt ons met God. Moge de Heer ons hierin leiden en kracht schenken. Amen.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: