Achtergrond van de eerste lezing (Jesaja 66: 10- 14c)
De eerste lezing brengt ons terug naar de tijd toen de Joden uit de ballingschap in Babylonië teruggekeerd waren naar Jeruzalem. De profeet spreekt over de troost die God ook het ontmoedigde volk zal brengen. Hij zal hun kracht zijn om het verwoeste Jeruzalem te herbouwen. God opent hun hart voor de hoop die Hij de gelovige mens uiteindelijk steeds weer brengt door het stille werken van Zijn Geest.
Eerste lezing: Jesaja 66: 10- 14c
Verheug u met Jeruzalem, en juich over haar, allen die haar liefhebben! Neem deel aan haar vreugde, allen die over haar treuren! En laat u tot verzadiging toe zogen aan haar borsten vol troost, en u vol genot laven aan haar zo rijke boezem. Want zo spreekt de Heer: “Als een rivier leid Ik de vrede naar haar toe, en als een onstuimige stroom de schatten der volken. Gij zult gezoogd worden, gedragen op de arm, vertroeteld op de schoot! Zoals een moeder haar kind troost, zo zal Ik u troosten: Jeruzalem zelf zal uw troost zijn. Wanneer gij dat ziet zal uw hart zich verheugen, uw beenderen zullen bloeien als het jonge groen, en de dienaren des Heren zullen zijn macht ervaren!”
Tussenzang: Psalm 66
Refrein: Jubelt voor God, alle landen der aarde.
Jubelt voor God, alle landen der aarde, bezingt de heerlijkheid van zijn Naam. Brengt Hem uw hulde en zegt tot uw God: Verbijsterend zijn al uw daden.
Heel de aarde moet U aanbidden, bezingen uw heilige Naam. Komt en aanschouwt wat God heeft verricht, ontstellende daden onder de mensen.
Hij maakte de zee tot een droge vallei, zij gingen te voet door de bedding. Laten wij juichen van vreugde om Hem die eeuwig regeert door zijn macht.
Achtergrond van de tweede lezing (Galaten 6: 14-18)
Paulus richt zich in zijn brief aan de Galaten op een hele pijnlijke, cruciale spanning die er ontstaan is in een reeks gemeenten die hij door zijn prediking en missiereizen gesticht heeft. Er waren namelijk een aantal vooraanstaande leden van de kerkgemeenschap van Jeruzalem gekomen die van strenge Joodse afkomst waren en die de christengelovigen van niet-joodse afkomst leerden dat wat Paulus hun had aangeleerd niet juist was. Zij vonden dat alle christenen, ook zij van heidense afkomst, de religieuze bepalingen van het Oude Testament en de daaruit voortgevloeide traditionele Joodse tradities moest onderhouden, zoals de besnijdenis, de rituele wetten en gebruiken rond onrein voedsel, de rituele wassingen en een koshere huishouding, alsook het onderhouden van de Joodse religieuze hoogtijdagen. Zij hebben de mensen verteld dat Paulus geen gezag had om hen aan te leren dat de Tora, de Joodse Wet, niet meer onderhouden hoeft te worden en dat zij het Rijk Gods niet zouden erven als zij zouden voortgaan met het niet onderhouden van de Joodse Wet.
Paulus is hier heel boos over, omdat hij ervan overtuigd is dat zo het grootse verlossingsplan van de Vader door het kruisoffer en de verrijzenis van Christus in feite te niet wordt gedaan door menselijke gehechtheid aan de religieuze tradities waarin men zelf is opgegroeid. Maar zo wordt het nieuwe dat God door Christus begonnen is en de gave van het eeuwig leven en de genade van de Heilige Geest in feite tegengewerkt en wordt het voor niet-Joodse gelovigen onnodig zwaar gemaakt om tot de Jonge Kerk te behoren.
Dit was een fundamentele strijdvraag in de Jonge Kerk, die oorspronkelijk geheel uit Joden bestond en die toen er steeds grotere aantallen niet-Joodse gelovigen kwamen, hieraan moest leren wennen. Maar vooral moesten ze dieper nadenken over de heilsbetekenis van het kruis. Als het er alleen maar om ging dat iedereen, Jood en heiden, zich trouw moest houden aan de Joodse Wet, wat was dan eigenlijk de reden geweest dat God Zijn Zoon in de wereld had gezonden en wat was dan in feite de betekenis geweest van het kruis? Is het mysterie van het kruis bij machte werkelijk vergeving van zonden te brengen, of moet men toch de Joodse rituelen van de eeuwen blijven volbrengen? Durfde men te vertrouwen dat in de Zoon alles volbracht is dat de machten der duisternis overwonnen heeft en de zonden der wereld verzoend heeft?
Tweede lezing: Galaten 6: 14-18
Broeders en zusters, God beware mij ervoor op iets anders te roemen dan op het kruis van onze Heer Jezus Christus, waardoor de wereld voor mij gekruisigd is en ik voor de wereld. Besneden zijn betekent niets, en onbesneden zijn betekent niets. Het gaat er alleen om een nieuwe schepping te zij ! Vrede en barmhartigheid kome over allen die naar dit beginsel willen leven, en over heel het volk Gods! Laat voortaan niemand mij lastig vallen want ik draag de merktekenen van Jezus in mijn lichaam. Broeders en zusters, de genade van onze Heer Jezus Christus zij met u. Amen.
Achtergrond van de evangelielezing: (Lucas 10: 1-10.17)
In het evangelie zendt Jezus 72 leerlingen op tocht om mensen, waar Jezus zelf voornemens is om te gaan, alvast te vertellen over het Rijk Gods. Het is een houding van een naar buiten gericht geloof. Het is een verkondiging die de demonen, de krachten die Gods liefde tegenwerken, doen wijken. De 72 leerlingen zijn geroepen om als mensen van vrede iets heel bijzonders te betekenen voor God. Door hun inzet, door hun bereidheid om het evangelie bekend te maken, groeit het Rijk Gods.
Evangelie: Lucas 10: 1-10.17
In die tijd wees de Heer tweeënzeventig leerlingen aan en zond hen twee aan twee voor zich uit naar alle steden en plaatsen waarheen Hijzelf van plan was te gaan. Hij sprak tot hen: “De oogst is groot maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten. Gaat dan, maar zie, Ik zend u als lammeren onder de wolven. Neemt geen beurs mee, geen reiszak, geen schoeisel en groet niemand onderweg. In welk huis ge ook binnengaat, laat uw eerste woord zijn: Vrede aan dit huis! Woont daar een vredelievend mens dan zal uw vrede op hem rusten; zo niet dan zal hij op u terugkeren. Blijft in dat huis en eet en drinkt wat zij u aanbieden; want de arbeider is zijn loon waard. Gaat niet van het ene huis naar het andere; in elke stad waar ge binnengaat en ontvangen wordt, eet wat u wordt voorgezet, geneest de zieken die er zijn en zegt tot hen: Het Rijk Gods is u nabij. In elke stad waar ge binnengaat en niet ontvangen wordt, trekt daar door de straten en zegt: Zelfs het stof uit uw stad dat aan onze voeten kleeft schudden wij tegen u af. Maar weet dit wel: Het Rijk Gods is nabij. Ik zeg u: die dag zal het voor de mensen van Sodom draaglijker zijn dan voor die stad.” De tweeënzeventig keerden vol blijdschap terug en zeiden: “Heer, zelfs de duivels onderwerpen zich aan ons door uw naam.” Hij zeide tot hen: “Ik zag de satan als een bliksemstraal uit de hemel vallen. Ik heb u macht gegeven op slangen en schorpioenen te treden, te heersen over heel de kracht van de vijand; en niets zal u kunnen schaden. Toch moet ge u niet verheugen over het feit dat de duivels aan u onderworpen zijn, maar verheugt u omdat uw namen staan opgetekend in de hemel”.
Overweging:
Vandaag wil ik met u de lezingen van deze zondag overwegen vanuit het thema: “De veerkracht van het Rijk Gods”.
De lezingen van deze zondag spreken over veerkracht. Veerkracht die God telkens weer oproept in mensen die zich openstellen voor het werken van Zijn Geest, voor de innerlijke kracht van Zijn Woord en voor Zijn visioen van vrede.
In de tijd toen de Joden zo’n 500 jaar voor onze jaartelling terugkeerden uit de ballingschap van Babylonië, troffen ze een Jeruzalem aan dat grotendeels in ruïnen lag, en veel armoede kende. De tempel was verwoest en het bouwen van een nieuwe tempel bleek zoveel langer te nemen dan ze hadden verwacht. Er waren vele spanningen ontstaan tussen de teruggekeerde Joden en hen die nog in Jeruzalem woonden. De Joden hadden in de jaren van de ballingschap zo intens verlangd naar Jeruzalem en naar het terugkeren naar hun eigen land. Psalm 137 was in het verre Babylonië geschreven en verwoordt krachtig dat diepe verlangen naar Jeruzalem dat tijdens de ballingschap in hen had geleefd: “Aan de stromen van Babylon daar zaten wij neer en wij schreiden wanneer wij dachten aan Sion. Aan de bomen hadden wij onze harpen gehangen, want onze ontvoerders vroegen van ons dat wij zouden zingen: ‘zingt ons een van die liederen van Sion!” Maar hoe kunnen wij het lied van Jahwe zingen op vreemde grond? Oh, als ik u, Jeruzalem, zou vergeten, dat mijn rechterhand dan zou verdorren! Als u, Jeruzalem, niet meer zou gedenken, dat dan mijn tong in mijn mond zou verstommen! Als ik Jeruzalem niet langer zou verheffen, hoog boven de kroon van mijn vreugde!”
In de ballingschap hadden ze intens verlangd naar Jeruzalem, maar toen ze er eindelijk na vijftig jaren weer naar hun land terug mochten keren, was de ervaring toch snel heel erg tegen gevallen: veel spanningen, moeizame wederopbouw, teleurstellingen en verwijten. In deze sfeer van ontmoediging laat God dan het Woord weerklinken door een profeet wiens verkondiging later is toegevoegd aan de collectie van Jesaja. We hoorden het in de eerste lezing: “Verheug u met Jeruzalem, en juich over haar, allen die haar liefhebben! Neem deel aan haar vreugde, allen die over haar treuren! En laat u tot verzadiging toe zogen aan haar borsten vol troost, en u vol genot laven aan haar zo rijke boezem. Want zo spreekt de Heer: “Als een rivier leid Ik de vrede naar haar toe. Zoals een moeder haar kind troost, zo zal Ik u troosten: Jeruzalem zelf zal uw troost zijn. Wanneer gij dat ziet zal uw hart zich verheugen, uw beenderen zullen bloeien als het jonge groen, en de dienaren des Heren zullen zijn macht ervaren!”
Veerkracht brengt weer hoop. Veerkracht doet ons nieuwe perspectieven ontdekken. Veerkracht laat ons samenwerken, laat ons anderen met respect behandelen. God deed in de tijd van de eerste lezing en telkens weer, mensen de veerkracht in zichzelf ontdekken, de veerkacht van liefde en verbinding, de veerkracht van Gods Geest.
Dit zien wij ook terugkomen in het evangelie. Jezus zond 72 leerlingen naar de steden en dorpen van Galilea. Dat getal 72 was symbolisch: het was in het Oude Testament genoemd als het getal van de volkeren der aarde. En daarom heeft Jezus met het uitzenden van 72 leerlingen een hele heldere boodschap voor ogen: Hij wil duidelijk maken dat alle volkeren der aarde het evangelie zullen horen. Hij wil dat iedereen, van alle rassen, culturen en achtergronden het evangelie kunnen horen en gered worden. Niemand mag worden uitgesloten, alle mensen zijn belangrijk in Gods ogen en geroepen tot verlossing.
De veerkracht van Jezus’ verkondiging blijft altijd relevant. Ook in onze tijd zijn veel mensen geneigd zich in zichzelf op te sluiten; er zijn vele grenzen door mensen getrokken. Er is diepe polarisatie in de samenleving: spanningen tussen mensen, wantrouwen en tegengestelde belangen. Jezus daarentegen nodigt ons uit om onze blik op te richten: “De oogst is groot maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten”. De wereld heeft ook nu de veerkracht nodig van het geloof, de veerkracht van Gods liefde die ons leert om over menselijke grenzen heen te zien. Wij als Kerk, wij als gelovige mensen, worden door Hem opgeroepen om als die 72 leerlingen te zijn en te leven vanuit de visie die uit Jezus’ woorden spreekt: “In welk huis ge ook binnengaat, laat uw eerste woord zijn: Vrede aan dit huis! Woont daar een vredelievend mens dan zal uw vrede op hem rusten; zo niet dan zal hij op u terugkeren”. Onze kracht ligt niet in strategieën, maar in het evangelie van de liefde. Daar geeft God ons zelf de veerkracht, ondanks onze menselijke zwakheid.
Het evangelie opent ons voor een visie die onze menselijke vooroordelen, onze menselijke grenzen, overstijgt. Het evangelie spreekt over een liefde die veerkacht geeft. Het is de enige kracht die de wereld verandert. Het is een kracht die de demonen verdrijft: zowel de demonen der duisternis, de kwade geesten die het leven van mensen ongelukkig kunnen maken, maar de kracht van Christus verdrijft ook de demonen van hebzucht en aggressie die wij ook dagelijks ervaren in de samenleving en in de wereld. Maar als wij een Kerk zijn die net als die 72 leerlingen naar buiten gericht is en als wij getuigen van de kracht en de waarheid van het evangelie, dan zullen ook wij die veerkracht ervaren die hoop schept, mensen verbindt met God die liefde is en ons verbindt met mensen om ons heen.
Het is het wonder van de liefde voor de armen die de muur van onverschilligheid doet instorten. Het is het wonder van de liefde voor de schepping die ons een hernieuwde visie geeft op hoe belangrijk de natuur is als ons gemeenschappelijk huis. Het evangelie leert ons een veerkracht die vriendschap smeedt over menselijke grenzen heen. En dan, als wij een Kerk zijn die de liefde voor God vorm geeft door een waarachtige liefde voor de medemens, dan zijn onze namen geschreven in de hemel, zegt Jezus.
Categorieën:geloof en leven
Geef een reactie