Commentaar op de Lezingen van de 1e Zondag van de Veertigdagentijd (Jaar C) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Deuteronomium 26: 4-10)

Het boek Deuteronomium is het vijfde en laatste boek van de Tora, dat zijn de vijf boeken van Mozes die aan het begin van het Oude Testament staan. Deuteronomium is een samenvatting van de belangrijkste thema’s van wat God met Israël gedaan heeft in de tijd van Mozes, zoals de bevrijding van de slavernij, de uittocht uit Egypte, het verbond waarmee Jahweh zich met Israël verbonden heeft, en de belangrijkste religieuze feesten waarin de grote daden die God voor Israël gedaan heeft, werden doorverteld en gevierd. Dit vinden wij ook terug in de tekst van de eerste lezing. Hier zien we dat de Israëlieten wordt voorgehouden om jaarlijks het verbond met God en Zijn gave van het land en haar vruchtbaarheid te gedenken. Het gaat om een soort geloofsbelijdenis waarin met dankbaarheid herdacht wordt hoe God bevrijding bracht en een nieuwe begin. De lezer of hoorder wordt geleerd om over de verlossing uit de slavernij en de gave van het land te spreken alsof je het zelf hebt meegemaakt. Dat is omdat God steeds opnieuw, voor elke generatie en voor elke gelovige mens, met dezelfde barmhartigheid en genade nabij staat. De band met het evangelie van Jezus’ bekoring door de satan in de veertig dagen woestijn, is dat de satan Jezus ertoe wil verleiden om vooral aan zichzelf te denken en Zijn eigen belang centraal te stellen, terwijl Jezus datgene blijft doen wat deze tekst uit Deuteronomium doet, namelijk in Zijn denken en handelen steeds Gods reddende liefde, en Gods waarden en idealen in gedachten te houden en van daaruit de concrete richting voor Zijn leven te bepalen.

Eerste lezing: Deuteronomium 26: 4-10

In die dagen sprak Mozes tot het volk: “De priester zal de korf met de eerste veldvruchten van u aannemen en hem plaatsen voor het altaar van de Heer, uw God. Dan moet gij staande voor de Heer, uw God, zeggen: “Mijn vader was een zwervende Arameër. Hij is met een klein aantal mensen naar Egypte gegaan. Maar terwijl hij daar als vreemdeling verbleef, is hij een groot, machtig en talrijk volk geworden. Toen de Egyptenaren ons slecht behandelden, ons verdrukten en ons harde slavenarbeid oplegden, hebben wij tot de Heer, de God van onze vaderen geroepen. En de Heer heeft ons verhoord en zich onze vernedering, ons zwoegen en onze verdrukking aangetrokken. Hij heeft ons uit Egypte geleid met sterke hand, met opgeheven arm, onder grote verschrikkingen, tekenen en wonderen. Hij heeft ons naar deze plaats gebracht en ons dit land geschonken, een land van melk en honing. Daarom breng ik nu de eerste vruchten van de grond, die Gij, de Heer, mij hebt geschonken.” En Mozes voegde eraan toe: “Dan moet ge die voor de Heer uw God neerleggen en u voor Hem neerbuigen.”

Tussenzang:  Psalm

Refrein: STA MIJ BIJ, HEER, IN IEDERE NOOD.

1.Gij die de bescherming geniet van de Allerhoogste, en die in de schaduw van de Almachtige woont, voor u is de Heer: mijn toevlucht, mijn burcht, mijn God, op wie ik vertrouw.

2. Het kwaad zal u niet bereiken, de ramp blijft ver van uw tent. Hij heeft zijn engelen last gegeven, op al uw wegen u te bewaken.

3. Zij zullen u op hun handen dragen, geen steen zal uw voet kwetsen. Gij kunt op slangen en adders trappen, leeuwen en draken trotseren.

4. Wie op Mij rekent zal Ik verlossen, beschermen zal Ik wie Mij erkent. Wanneer hij Mij aanroept zal Ik hem horen, hem bijstaan in iedere nood, hem redden en aanzien schenken.

Achtergrond van de tweede lezing (Romeinen 10: 8-13)

Net als in het boek Deuteronomium, richt ook Paulus zich vooral op Gods redding en Zijn verlossende werken ten behoeve van de mens en de schepping die Hij heeft voortgebracht. Heel Gods verlossingsplan vindt zijn hoogtepunt in het kruisoffer van Christus, waar Hij als het ware Paaslam zichzelf geeft tot verzoening van de last der zonde en tot bevrijding uit de machten van het kwaad. Het kruis is de verlossing die de mens zelf niet bereiken kan. Het kruis is de genade en barmhartigheid van God voor de onvolmaakte mens. Het kruis is de trouw van Gods liefde, die onvermoeibaar het duister zal overwinnen door het licht. Paulus roept zijn lezers op tot het enige antwoord op deze vrije gave van Gods verlossing in Christus, namelijk geloof. En dat geloof uit zich in trouwe liefde voor Christus, de Vader en de Geest, en in de keuze om het dagelijks leven door Christus’ evangelie te laten leiden.

Tweede lezing: Romeinen 10: 8-13

Broeders en zusters, dit zegt de Schrift: “Het woord is vlak bij, het is in uw mond, het is in uw hart,” het woord namelijk van het geloof dat wij verkondigen. Want als uw mond belijdt dat Jezus de Heer is, en als uw hart gelooft dat God Hem van de doden heeft opgewekt, zult gij gered worden. Het geloof van uw hart brengt de gerechtigheid en de belijdenis van uw mond brengt het heil. Zo zegt het de Schrift: “Niemand die in Hem gelooft zal worden teleurgesteld.” Er bestaat geen verschil tussen Jood en heiden. Zij hebben allen dezelfde Heer, rijk aan gaven voor allen die Hem aanroepen. Want alwie de naam van de Heer aanroept zal gered worden.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Lucas 4: 1-13)

De evangelist Lucas geeft ons een uitgebreide weergave van Jezus’ bekoring door de satan toen Hij veertig dagen zich had teruggetrokken om in de stilte van de woestijn zich voor te bereiden op wat Hem te doen stond. Lucas benadrukt daarom dat het door de leiding van de Heilige Geest was dat Jezus deze ervaring moest meemaken. Hier komt Jezus namelijk voor de meest fundamentele keuzes van Zijn leven te staan. Zal Hij de bekoringen van roem, macht en invloed, populariteit en egoïsme kunnen weerstaan? Zal Jezus kortstondige of oppervlakkige oplossingen aandragen, die populair zijn maar die de kern niet aanpakken, namelijk het feit dat de mens zelf tot bekering zal moeten komen en zelf zich steeds weer zal moeten laten leiden door de diepe en soms veeleisende waarden en normen van Gods verbond? Jezus kiest radicaal en consequent voor het centraal stellen van de bevrijdende liefde van Zijn Vader, ook wanneer dat vaak zal betekenen dat Jezus niet door allen bejubeld zal worden, vijanden zal krijgen die Hem uiteindelijk ten dood willen brengen, en wanneer Hij weet dat Zijn weg zal leiden naar het doopsel in Zijn eigen bloed aan het kruis. Hiernaar verwijst Lucas wanneer hij verteld dat de duivel zich uiteindelijk van Jezus verwijderde “tot de vastgestelde tijd”, en die vastgestelde tijd was de tijd van het kruis. Daar zal de laatste en definitieve strijd plaatsvinden tussen Jezus en de satan met zijn machten der duisternis.

Evangelie: Lucas 4: 1-13

In die tijd ging Jezus, vervuld van de heilige Geest weg van de Jordaan. Hij werd door de Geest naar de woestijn gevoerd, waar Hij veertig dagen verbleef en door de duivel op de proef werd gesteld. Gedurende die dagen at Hij niets en toen ze voorbij waren kreeg Hij honger. De duivel zei nu tot Hem: “Als Gij de zoon van God zijt, beveel dan aan die steen daar dat hij in brood verandert.’ Jezus gaf hem ten antwoord: “Er staat geschreven: De mens leeft niet van brood alleen.” Daarop voerde de duivel Hem omhoog en toonde Hem in een oogwenk alle koninkrijken der wereld. En de duivel sprak tot Hem: “Ik zal U alle macht geven over deze heerlijke gebieden want ze zijn mij geschonken, en ik geef ze aan wie ik wil. Als Gij dus in aanbidding voor mij neervalt, zal dat alles van U zijn.” Toen antwoordde Jezus hem: “Er staat geschreven: De Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.” Daarna bracht de duivel Hem naar Jeruzalem, plaatste Hem op de bovenbouw van een tempelpoort en sprak tot Hem: “Als Gij de zoon van God zijt, werp U dan vanaf deze plaats naar beneden; want er staat geschreven: ‘Aan zijn engelen zal Hij omtrent U het bevel geven U te beschermen en zij zullen U op de handen nemen opdat Ge uw voet niet zult stoten aan een steen’.” Maar Jezus gaf hem ten antwoord: “Er is gezegd: Gij zult de Heer, uw God, niet op de proef stellen.” Toen gaf de duivel al zijn pogingen om Hem te verleiden op en hij verwijderde zich van Hem tot de vastgestelde tijd.

Overweging:

Beste vrienden, in deze overweging op de lezingen van de eerste zondag van de veertigdagentijd wil ik stilstaan bij twee belangrijke begrippen: woestijn en verbond.

Soms is het nodig om een periode van woestijn door te maken: om je denken, je prioriteiten, je verwachtingen van jezelf en van het leven, en je doen en laten, te zuiveren. De woestijn staat dan symbool voor dat proces van bezinning om de negatieve krachten in je innerlijk, figuurlijk gezegd: de innerlijke demonen die in je leven, te leren kennen en onder ogen te zien. Want pas dan kan je die innerlijke demonen door de kracht van Gods Geest overwinnen.

De woestijn is elke situatie die je tot bezinning en inkeer brengt. Er zijn vaak veel dingen die aan ons trekken, dingen die in wezen onbelangrijk en bijkomstig zijn, maar die ons ongemerkt in hun ban kregen, waardoor wij afdreven van die zaken die ons tot goede, krachtige, zuivere personen zouden maken. Ongemerkt drijven wij geregeld steeds verder af van God. De woestijn staat dan voor een proces van inkeer, soms veroorzaakt door een grote crisis in ons leven, of soms vrijwillig gekozen zoals bijvoorbeeld in de veertigdagentijd.

Het begrip “woestijn”, is heel belangrijk in de Bijbel. Heel duidelijk wordt gezegd dat God in de tijd van Mozes met grote wijsheid niet de kortste weg koos van Egypte naar het beloofde land. Dat is omdat de Israëlieten een lange tijd van zelfontmoeting en innerlijke groei en verandering nodig hadden. De bevrijding uit de slavernij van Egypte was iets wat God had gedaan, maar de Israëlieten hadden nog een lange tijd nodig om innerlijke vrij te worden, om zelf te leren kiezen voor en te leven vanuit die waarden en idealen die God hen in de woestijn op de berg Sinaï voorhield. We lezen dat de Israëlieten al heel snel begonnen te morren, te klagen en even negatief gingen doen als sommigen na twee jaar coronacrisis. Die innerlijke demonen van zelfzucht en koppigheid, van oneerlijkheid en innerlijke corruptie, de demonen van agressie en gewelddadig of juist heel subtiel anderen overheersen en over hen de baas spelen: al die negatieve innerlijke krachten die er leven in de harten van ons, onvolmaakte zondige mensen, kwamen de Israëlieten tegen in die veertig jaren woestijn.

Het was een tijd van pijnlijke confrontatie met zichzelf, maar ook een tijd van steeds weer het geduld en de barmhartigheid mogen ervaren van God. De wonderlijke wijzen waarop God de morrende en rebellerende Israëlieten toch steeds weer voorzag van zorg, voeding en water, getuigde voor hen dat God hen niet wilde straffen, maar wilde brengen tot inzicht, tot bekering en openheid voor het werken van de Heilige Geest. Het is het hart van de mens dat in de woestijnervaring gezuiverd en vernieuwd moet worden. En dat is niet altijd een gemakkelijk proces.

In zekere zin was het verhaal van de zondvloed en de ark van Noach ook een woestijn-ervaring. Want de verwoestende wateren van die grote zondvloed vaagde alles weg en maakte een einde aan een zondige, slechte mensheid. Net als bij de veertig jaren in de woestijn, gaat het hier om een proces van bezinning en van innerlijke zuivering, een proces dat vaak een pijnlijke confrontatie inhoudt met je innerlijke demonen, met je tekortkomingen en die akelige kanten die pas door God gezuiverd kunnen worden wanneer jijzelf je daar echt voor openstelt.

De wateren van de zondvloed worden daarom in het Nieuwe Testament vergeleken met de wateren van het doopsel. Christus is door Zijn lijden en kruisdood gegaan door de wateren van het kwaad en de machten van het duister. Zoals de verwoestende wateren van de zondvloed het einde betekende van alles wat zich ver verwijderd had van Gods goedheid en Gods wegen, zo werd de ark het teken van nieuw leven. Het doopsel is dan gelijk het klimmen in de ark van Christus’ verlossing.

In het verhaal van Noach wordt het nieuwe leven aangekondigd door een duif met een olijftakje in de bek. Dit verwijst dan naar de Heilige Geest, die al vanaf het begin der schepping leven voortbrengt, die het zicht op een hernieuwde wereld aankondigt middels een duif met een olijftakje in de bek, en die ons steeds weer zal spreken over die nieuwe schepping wanneer wij ons in een periode van woestijn bevinden. Dan zal ons hart zich door het soms pijnlijke proces van bezinning opnieuw openstellen voor het werken en spreken van de Geest in ons binnenste. De eerste gave van het doopsel is daarom de Heilige Geest, waar die duif symbool van is.

Door de wateren van het doopsel geschiedt er een verlossend proces aan ons, dat te maken heeft met dat tweede begrip “verbond”. Ook dit woord komen we tegen in het verhaal van de zondvloed en de ark van Noach. Het is in het tweede deel van dit grootse verhaal. De zondvloed met haar verwoesting van een zondige mensheid leidt tot een nieuw begin, tot een nieuw verbond. God blijft zich onvermoeibaar verbinden met de mens.

Dit is een punt om bij stil te staan, want wij mensen schrijven anderen al heel snel af als ze zich vaak niet houden aan gemaakte afspraken en beloften. Maar God is goddelijk barmhartig, en zoals de Bijbel het telkens weer verkondigt, zoekt God niet de straf of de dood van de zondaar, maar dat deze zich door een woestijnervaring bekeert, tot inkeer en openheid komt voor het werken van de Heilige Geest. Door het verbond van Christus zal de zondaar waarlijk leven.

Dus het doopsel is een sacrament dat werkzaam is, dat verandering en verlossing brengt. Het is niet slechts een uiterlijk teken, maar brengt ons in een verbintenis met God die nooit meer verbroken zal worden. Zelfs de meest weerzinwekkende zonden, zelfs onze koppigheid en oneerlijkheid, of onze meest negatieve innerlijke demonen, zullen dat verbond met God niet kunnen verbreken. God zal misschien wel maken dat de Heilige Geest ons naar de woestijn voert. Want dat is wat we in het evangelie van Lucas hoorden: Na Jezus’ doopsel in de Jordaan, werd Hij door de Geest naar de woestijn gevoerd.

Jezus hoefde in de woestijn niet gezuiverd te worden van innerlijke demonen, zoals wij zondige mensen, maar streed geestelijk tegen de Satan die Hem trachtte weg te trekken van Zijn zending. Dit moest plaatsvinden en daarom was het de Heilige Geest zelf die Jezus naar de woestijn voerde. Ook ons zal de Geest voeren naar die zuivering van ons innerlijk, wanneer wij in deze veertigdagentijd de tijd vrijmaken voor serieus gebed en bezinning. Door vasten en soberheid openen wij ons voor de zuivering van dat woestijnproces. Door ons geestelijk te zuiveren in het sacrament van de biecht, ook als we dat nog nooit eerder gedaan hebben of heel lang geleden in een verre jeugd, overwinnen wij het kwade in ons door de kracht van de Geest, die ons in het doopsel gegeven is en die met ons bezig blijft.

De woestijn leidt tot het verbond, hernieuwd in ons de kracht van het verbond en zuivert ons van onze innerlijke demonen. Ik wens u een vruchtbare en devotievolle veertigdagentijd toe! Gado blesi!



Categorieën:geloof en leven

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: