Commentaar op de Lezingen van de 4e Zondag door het Jaar (Jaar C) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Jeremia 1: 4-5. 17-19)

Jeremia was een realistisch mens. Profeet zijn was vaak geen gemakkelijke roeping, want profeten interpreteren de maatschappij waarin zij leefden in het licht van hun geloof in God, die sterke waarden van ons vraagt. De interpretatie van de profeten legde de vinger op de ernstige tekortkomingen in de maatschappij en daardoor ergerden velen zich vaak als de profeet weer met zijn kritiek kwam. Je moest heel stevig in je schoenen staan om die druk te weerstaan. En toch is het steeds weer nodig dat er voldoende profeten zijn die graven naar wat waar is, die onjuiste zaken bij de naam durven noemen, want anders komt er geen groei of verbetering. Zo heeft ook Jeremia zijn roeping als profeet vaak ervaren als een moeilijke taak, want in het benoemen van wat niet goed is, raakten er velen aggresief tegen hem, vonden hem een bemoeial en spraken slecht van Jeremia. Dat was voor hem vaak een zware realiteit. Toch wist hij dat God zijn kracht was en dat de Heer die hem geroepen had tot deze moeilijke taak, ook met hem zou zijn als mensen zich op gevaarlijke wijze tegen de profeet en vooral tegen zijn kritische woorden zouden keren. Daarom kan psalm 71, die we als antwoordpsalm overwegen, gezien worden als een gebed van Jeremia toen hij oud geworden was. De psalmist, net als Jeremia, had vanaf jong ervaren dat God hem riep om Zijn naam, Zijn liefde te kennen en Zijn woord uit te dragen. Ook voor de psalmist was dat lang niet altijd gemakkelijk geweest, want hij spreekt over “de hand der zondaars, de vuist die mij wreed omklemt”. Maar ook hij had ervaren, net als Jeremia, dat God een rots en een burcht is, de werkelijke toevlucht die op ons wacht en over ons zal waken.    

Eerste lezing: Jeremia 1: 4-5. 17-19

In die dagen kwam het woord van de Heer tot mij: “Voordat Ik u in de moederschoot vormde, kende Ik u; voordat ge geboren werd, heb Ik u mij voorbehouden, tot profeet voor de volken heb Ik u bestemd. Omgord dan uw lenden; sta op en zeg tot het volk alles wat Ik u opdraag. Laat u door hen niet afschrikken; anders jaag Ik u voor hun ogen de schrik op het lijf. Ikzelf maak u heden tot een versterkte stad, een ijzeren zuil, een koperen muur tegenover het hele land, voor de koningen en edelen van Juda, de pries­ters en de burgers van het land. Zij zullen u be­strijden, maar niets tegen u vermogen. Want Ik ben bij u om u te redden.”

Tussenzang:  Psalm 71.

Refrein: MIJN TONG ZAL UW RECHTVAARDIGHEID PRIJZEN

1. Tot U, Heer, neem ik mijn toevlucht, stel mij toch nimmer teleur. Gij zijt rechtvaardig, red en bevrijd mij, luister en kom mij te hulp.

2. Wees mij een vluchtoord, een veilige plaats; mijn rots en mijn burcht zijt Gij altijd  geweest. Bevrijd mij, mijn God, uit de handen der zondaars, de vuist die mij wreed omklemt.

3. Want Gij, mijn God, Gij zijt mijn verwachting, mijn hoop zijt Gij, Heer, sinds  mijn vroegste jeugd. Vanaf de moederschoot steun ik op U. Gij waart mijn beschermer sinds mijn geboorte.

Achtergrond van de tweede lezing (1 Korintiërs 12: 31- 13:13)

In deze beroemde tekst van Paulus, herinnert God ons allen eraan hoe wezenlijk de liefde in feite is. Het spreken in tongen is een belangrijke gave van de Heilige Geest, het profeteren eveneens. Toch is het allerbelangrijkste de liefde, die uiteindelijk het fundament is van alles wat wezenlijk is, van alles wat waar is en stand zal houden. In de gemeente van Korinte was er verdeeldheid. Er waren verschillende groepen binnen de kerkgemeenschap die door onderlinge spanningen niet altijd even goed met elkaar omgingen. Paulus herinnert hen eraan, dat echte liefde lankmoedig is en niet afgunstig. Dit inzicht kan helpen daar waar sommige gemeenteleden soms fel tegenover elkaar hadden gestaan over talenten of kennis die de een wel had en de ander niet. Paulus leert hen dat de liefde niet praalt, zichzelve niet zoekt, zich niet kwaad laat maken, maar alles verdraagt, alles hoopt, alles duldt. Natuurlijk weet Paulus ook dat wij als mensen lang niet altijd dit zullen waarmaken, maar dit is het ideaal dat God ons leert, om ons aan op te trekken. Zolang wij hier over na blijven denken in ons leven, onszelf steeds weer evalueren in het licht van dit ideaal van de ware liefde en proberen er steeds beter naar te leven, zullen wij mensen worden naar Gods welbehagen.

Tweede lezing: 1 Korintiërs 12: 31 – 13:13

Broeders en zusters, Gij moet naar de hoogste gaven streven. Maar eerst wijs ik u een weg die verheven is boven alles. Al spreek ik met de tongen van engelen en mensen: als ik de liefde niet heb ben ik een galmend bekken of een schelle cimbaal. Al heb ik de gave der profetie, al ken ik alle geheimen en alle wetenschap, al heb ik het volmaakte geloof dat bergen verzet: als ik de liefde niet heb ben ik niets. Al deel ik heel mijn bezit uit, al geef ik mijn lichaam prijs aan de vuurdood: als ik de liefde niet heb baat het mij niets. De liefde is lankmoedig en goedertieren; de liefde is niet afgunstig, zij praalt niet, zij beeldt zich niets in. Zij geeft niet om de schone schijn, zij zoekt zichzelf niet, zij laat zich niet kwaad maken en rekent het kwade niet aan. Zij verheugt zich niet over onrecht maar vindt haar vreugde in de waarheid. Alles verdraagt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles duldt zij. De liefde vergaat nimmer. De gave der profetie zal verdwijnen, tongen zullen verstommen, de kennis zal een einde nemen. Want ons kennen is stukwerk en stukwerk ons profete­ren. Maar wanneer het volmaakte komt heeft het onvolmaakte afgedaan. Toen ik een kind was sprak ik als een kind, voelde ik als een kind, dacht ik als een kind; en nu ik man gewor­den ben heb ik het kinderlijke afgelegd. Thans zien wij in een spiegel, onduidelijk, maar dan van aangezicht tot aangezicht. Thans ken ik slechts ten dele maar dan zal ik ten volle ken­nen zoals God mij kent. Nu echter blijven geloof, hoop en liefde de grote drie; maar de liefde is de grootste.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Lucas 4: 21-30)

We horen deze zondag deel twee van Lucas’ vertelling over Jezus optreden in de synagoge van Nazareth. Vorige week zondag hoorden we deel één, waar Jezus uit de boekrol van Jesaja die sprekende woorden gelezen had over gezalfd zijn met Gods Geest, over de blijde boodschap verkondigen aan de armen der wereld, over de ogen openen van de blinden, over hen die gevangen zijn de vrijlating brengen en zo aan heel de schepping en heel de mensheid het genadejaar van de Heer afkondigen. Nu luisteren we naar deel twee van dit verhaal.

Evangelie: Lucas 4: 21-30

In die tijd begon Jezus in de synagoge te spreken: “Heden is het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt, in vervulling gegaan.” Allen betuigden Hem hun instemming en verbaasden zich, dat woorden, zo vol genade uit zijn mond vloeiden. Ze zeiden: “Is dat dan niet de zoon van Jozef?” Hij zei hun: “Natuurlijk zult ge Mij dit spreekwoord voorhouden: Geneesheer, genees uzelf: doe al wat, naar wij vernamen, in Kafarnaum gebeurd is, nu ook hier in uw vaderstad.” Maar Hij gaf er dit antwoord op: “Voorwaar, Ik zeg u: geen profeet wordt aanvaard in zijn eigen vaderstad. En het is waar wat Ik u zeg: in de tijd van Elia immers, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten bleef en een grote hongersnood uitbrak over het hele land, waren er veel weduwen in Israël; toch werd Elia tot niemand van hun gezonden dan tot een weduwe te Sarepta, in het gebied van Sidon. En in de tijd van de profeet Elisa waren er vele melaatsen in Israël; toch werd niemand van hen gereinigd, behalve de Syriër Naäman.” Toen ze dit hoorden werden allen die in de synagoge waren woedend. Ze sprongen overeind, joegen Hem de stad uit en dreven Hem voort tot aan de steile rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om Hem daar in de afgrond te storten. Maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok.

Overweging:

Vandaag zou ik de lezingen van deze zondag willen overwegen vanuit het thema: “Concrete keuzen maken: open of gesloten voor de liefde”.

De evangelist Lucas heeft heel duidelijk iets te zeggen aan de wereld. Met zijn eigen accenten vertelt hij het verhaal van Jezus. Wanneer Lucas verhaalt over het eerste optreden van Jezus in de synagoge van Nazareth, dan is hij zich ervan bewust dat hier in Jezus’ eigen stad, daar waar Hij was opgegroeid, Jezus heel helder aangeeft wat de kern is van Zijn levenstaak. Hij leest uit de boekrol van de profeet Jesaja woorden voor die een opdracht inhielden voor heel het volk Israël, maar eigenlijk vooral voor de komende Messias. Het waren woorden van gezalfd zijn door Gods Geest, van grote betrokkenheid bij de armen en hen de blijde boodschap brengen van Gods universele liefde, bevrijding brengen voor hen die innerlijk gevangen zijn en nieuw zicht voor de blinden. Jesaja’s profetie sprak over het afkondigen van het genadejaar van de Heer, dat bijbelse symbool voor de onverwoestbare hoop dat de mensheid en de schepping eens nieuw zullen worden en dat het oude voorbij zal zijn. Het zijn grootse woorden, die Israël als volk weliswaar kent, maar niet werkelijk verwezenlijken kan. Woorden die vooral gericht zijn op de Messias, want wanneer de Messias komt, dan zal Hij met de kracht en zending van God dit visioen tot werkelijkheid maken.

En dan gebruikt Lucas dat cruciale woord “Heden”, wanneer Jezus na het lezen van die krachtige woorden van Jesaja de boekrol dichtrolt en tot de aanwezigen zegt: “Heden is het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt, in vervulling gegaan”.

Lucas gebruikt dit woord “heden” vier keer in zijn evangelie, en telkens verwijst dit geladen woord “heden” naar Gods tijd van vervulling en nieuw leven; naar de nieuwe tijd door Gods Zoon, de Messias ingeluid; naar een nieuwe tijd van shalom en heling, een tijd van vrede, gerechtigheid en verzoening.

De eerste keer gebruikt Lucas dit woord “heden” in 2:11, wanneer hij vertelt over de nacht van Jezus’ geboorte, aan het begin van Zijn leven, wanneer de engelen aan de herders verkondigen: “Heden is u een Redder geboren: Christus de Heer, in de stad van David”. De tweede keer is hier, in 4:21 aan het begin van Jezus’ openbaar leven, wanneer Jezus over die messiaanse woorden vol liefde en betrokkenheid bij armen, verdrukten, blinden en verlatenen, zegt: “Heden is het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt, in vervulling gegaan”. De derde keer is in 19:9 wanneer Jezus het huis van Zaccheus bezoekt, deze aan Jezus ontroerd zegt ‘Heer, bij deze schenk ik de helft van mijn bezit aan de armen; en als ik iemand iets heb afgeperst geef ik het hem vierdubbel terug”, waarop Jezus dan van Zaccheus’ bekering eigenlijk een paasverhaal maakt, een gebeuren waarin al iets van de nieuwe kracht van de verijzennis doorschijnt. Want Jezus zegt dan tot Zaccheüs en alle aanwezigen: “Heden is dit huis heil ten deel gevallen”. De vierde keer is in 23:43aan het kruis waar een van de twee mannnen die met Jezus gekruisigd waren het voor Hem opneemt als de andere Jezus bespot, en hij tot Jezus zegt: “Jezus, denk aan mij wanneer Gij in uw koninkrijk gekomen zijt”. Ook dan roept het woord “heden” de volheid van leven en de volheid van Gods grote liefde in gedachten, wanneer Jezus vanaf het kruis tot deze man die zo’n groot geloof toont, zegt:  “Heden nog zult gij met Mij zijn in het paradijs”.

Zo is het woord “heden” een sleutelwoord in Lucas’ evangelie. Het kondigt al de kracht aan van God die oog heeft voor de armen en verstotenen, God die hoop brengt waar het leven overschaduwd was door de krachten der duisternis, daar waar Gods Geest in en door Jezus reeds iets van het nieuwe van de verrijzenis doet doorbreken in dit bestaan. Dit “heden” vraagt van ons geloof in Jezus, zoals de herders, Zaccheüs en de gekruisigde man in Jezus hun geloof en vertrouwen hebben gesteld. Zij maakten een keuze om hun doen en denken te richten op Jezus en te beginnen te denken zoals Jezus, vanuit Zijn manier van kijken naar mensen en naar de schepping.

Bij hun betekende deze keuze een levensverandering, een zich oriënteren op de liefde van Gods rijk. Een liefde waarvan we in de tweede lezing hoorden: “Al heb ik de gave der profetie, al ken ik alle geheimen en alle wetenschap, al heb ik het volmaakte geloof dat bergen verzet: als ik de liefde niet heb ben ik niets. De liefde is lankmoedig en goedertieren; de liefde is niet afgunstig, zij praalt niet, zij beeldt zich niets in. Zij geeft niet om de schone schijn, zij zoekt zichzelf niet, zij laat zich niet kwaad maken en rekent het kwade niet aan. Zij verheugt zich niet over onrecht maar vindt haar vreugde in de waarheid. Alles verdraagt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles duldt zij. De liefde vergaat nimmer”.

Dus het woord “heden” wijst op de doorbraak van Gods rijk van liefde, van waarheid en leven, maar vraagt tegelijk van ons mensen een heldere keuze. Het was een keuze die vele inwoners van Nazareth niet konden en niet wilden maken. Zij waren zo overtuigd van hun mening dat Jezus niet de Messias kon zijn, dat zij zich niet openstelde voor wat God in Hem aan het doen was. Hun negatieve houding bracht eerder afwijzing, spot en aggressie. Gesloten als ze waren, hebben ze op dat moment niet de keuze gemaakt van geloof, de keuze die hen deelgenoot had kunnen maken van Gods liefde die alle grenzen doorbreekt en zo alles nieuw maakt, en nieuwe perspectieven opent die mensen met elkaar verbindt en niet scheidt.

Het profetisch optreden van Jezus, in Zijn vaderstad Nazareth maar ook overal in Galilea, Samaria, in Judea en vooral in Jeruzalem, heeft laten zien dat het menselijk bestaan om de liefde draait. Dit verandert ook ons menselijk beeld van God, ons beeld van wie God is en vooral ons beeld van wat God van ons vraagt. De Heilige Schrift spreekt over de toorn van God wanneer het gaat over Gods reactie op menselijk onrecht, onoprechtheid, het doen met een andere mens wat je absoluut niet voor jezelf zou willen, en zovele andere vormen van menselijke koppigheid ten aanzien van de leefregels die oproepen tot eerlijkheid en integriteit, tot zorgzaamheid en bereidheid tot samenwerken, tot geloof en liefde. Maar de Heilige Schrift laat ook telkens de liefde zien en dan vooral in Jezus die als de mensgeworden Zoon van dit alles de meest volle en vomaakte uitdrukking is.

God is liefde en vergeeft zonder voorwaarden vooraf. Deze onvoorwaardelijke vergeving keert de wereld om. Je keert je dan weg van de wereld van rechten en plichten, de wereld van je eigen belang eerst, van met gelijke munt terugbetalen en de wereld van het goedpraten van wat gewoon niet goed is. En we worden binnengevoerd, of bijbels gezegd, we bekeren ons tot een wereld waar liefde de grondtoon is. Liefde voor God, middels gebed, bezinning, lezen van Zijn Woord en lofprijzing. Liefde voor de medemens, waarbij de liefde leert dat we slechts echt gelukkig zullen zijn als ons geluk ook het geluk van de ander insluit en draagt. En ook liefde voor de schepping, voor het milieu, voor de natuur die door gebrek aan daadwerkelijke liefde reeds zo vervuild en ten dele verwoest is door ons mensen. Het zal echte liefde zijn waartoe we ons bekeren. Het zal echte liefde zijn waardoor we creatief worden in het luisteren naar anderen met ogen van empathie, dus van inleving en betrokkenheid. Het zal echte liefde zijn waarin we kracht vinden in tijden van ziekte, werkloosheid, echtscheiding en al die vele vormen van tegenslag of beproeving. Het zal echte liefde zijn die ons zal helpen om vroegere wrok los te laten en voorzichtig maar vastberaden te zoeken naar verzoening, naar het herstel van gebroken en geschonden relaties onder mensen. Moge de liefde ook in ons alles overwinnen. Amen.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: