Achtergrond van de eerste lezing (Handelingen der Apostelen 10: 25-26. 34-35. 44-48)
In hoofdstuk 10 van de Handelingen der Apostelen wordt een hele belangrijke ontwikkeling in de jonge Kerk beschreven. Tot dan toe bestond de jonge Kerk slechts uit Joden die door de wonderen en vooral de kruisdood en verrijzenis van Jezus tot het geloofsinzicht waren gekomen dat Jezus de eeuwenlang verwachte Messias was. Maar dan wordt Petrus gevraagd te gaan naar Lydda, een dorp dicht bij Joppe, een kleine havenstad aan de kust van Israël dat tegenwoordig Jaffa heet. In Lydda was een leerlinge van Christus, Tabita geheten, gestorven. Petrus wekt haar weer tot leven op een wijze die sterk in gedachten roept hoe Christus zelf eens het dochtertje van Jaïrus en de zoon van de weduwe te Naïn weer ten leven had gewekt. Het is zo heel duidelijk dat Petrus Jezus’ werk voortzet en wel vanuit de kracht van Jezus’ naam door de Heilige Geest (9: 32-43). Wanneer Petrus nu verblijft in het nabijgelegen Joppe, krijgt hij daar een visioen van een laken vol dieren, waarvan een deel hiervan dieren waren die in de Joods traditie vanuit de Tora als ritueel onrein golden. Toch werd Petrus in het visioen door God geboden: “Beschouw niet als onheilig wat God rein heeft verklaard”. Terwijl Petrus nog in verwondering staat na te denken over de betekenis van dit visioen, wordt hij verzocht mee te willen gaan naar het huis van een Romeinse officier, die hoewel hij oorspronkelijk een heiden was. toch gekomen is tot groot geloof in Christus. Wanneer Petrus tot Cornelius spreekt over Gods verlossingwerk in Christus, daalt de Heilige Geest neer over Cornelius en zijn naasten, en doet hen spreken in tongen. Deze ervaring, in combinatie met het visioen, doet Petrus ertoe besluiten dat het Gods wil is dat ook de heidenen die tot geloof in Christus gekomen zijn, het doopsel moeten kunnen ontvangen en zo deel zullen worden van de Kerk, die tot dan toe slechts bestaan had uit Joden.
Eerste lezing: Handelingen der Apostelen 10: 25-26. 34-35. 44-48
Toen Petrus binnentrad kwam Cornelius hem tegemoet en eerde hem met een voetval. Maar Petrus deed hem opstaan en zei: “Sta op, ik ben ook maar een mens.” Petrus nam het woord en sprak: “Nu besef ik pas goed, dat er bij God geen aanzien des persoons bestaat, maar dat, uit welk volk ook, ieder die Hem vreest en het goede doet Hem welgevallig is.” Terwijl Petrus nog zo aan het spreken was, kwam de heilige Geest plotseling neer op allen die naar de toespraak luisterden. De gelovigen uit de besnijdenis die met Petrus meegekomen waren stonden verbaasd dat ook over de heidenen de gave van de heilige Geest was uitgestort; want zij hoorden hen talen spreken en God verheerlijken. Toen zei Petrus: “Kan iemand nog het water weigeren, zodat deze mensen niet gedoopt zouden worden die juist als wij de heilige Geest ontvangen hebben?” En hij beval hen te dopen in de naam van Jezus Christus. Daarop verzochten zij hem nog enige dagen te blijven.
Tussenzang: Psalm 98
Antifoon: ZIJN WELDADEN DEED HIJ ONS KENNEN, DE VOLKEREN ZIJN GERECHTIGHEID.
- Zingt voor de Heer een nieuw gezang,
omdat Hij wonderen deed.
Zijn hand deed zich krachtig gelden,
de macht van Zijn heilige arm. - Zijn weldaden deed Hij ons kennen,
de volkeren Zijn gerechtigheid.
Opnieuw bleek Zijn goedheid en trouw
ten gunste van Israëls huis. - Geheel de aarde aanschouwde,
wat onze God voor ons deed.
Verheerlijkt de Heer, alle landen,
weest blij, verheugt u en zingt.
Achtergrond van de tweede lezing (1 Johannes 4: 7-10)
In zijn eerste brief denkt Johannes heel wezenlijk na over de betekenis van de liefde die God de Vader ons getoond heeft door het kruis. Hoewel de mensen Zijn waarden en geboden zo vaak naast zich neergelegd hebben en zo de wil van God overtreden hebben door hun eigen belangen en eigen meningen na te streven, toch heeft God Zijn eniggeboren Zoon mens doen worden en zo in de wereld gezonden om de wereld te redden van de machten der duisternis en de strikken van de zondenlast. Hieruit trekt Johannes dan de krachtige conclusie dat slechts hele concrete liefde voor de naaste onze enige weg is om Gods verlossing waardig te zijn.
Tweede lezing: 1 Johannes 4: 7-10
Vrienden, laten wij elkander liefhebben want de liefde komt van God. Iedereen die liefheeft is een kind van God en kent God. De mens zonder liefde kent God niet want God ís liefde. En de liefde die God is heeft zich onder ons geopenbaard doordat Hij zijn enige Zoon in de wereld gezonden heeft om ons het leven te brengen. Hierin bestaat de liefde: niet wij hebben God liefgehad maar Hij heeft ons liefgehad, en Hij heeft zijn Zoon gezonden om onze zonden uit te wissen door het offer van zijn leven.
Achtergrond van de evangelielezing: (Johannes 15: 9-17)
De passage uit hoofdstuk 15 van Johannes is deel twee van de evangelielezing van vorige week zondag. Deze tekst is onderdeel van de afscheidsrede van Jezus op de avond vóór Zijn kruisdood. Jezus spreekt in het eerste deel van hoofdstuk 15 over het grote belang van de verbondenheid van alle gelovigen met Christus. Eerst hoorden we Hem vorige week zeggen dat wij slechts door een hechte verbondenheid met Christus vruchtbaar zullen zijn in Gods ogen, zoals de ranken aan een wijnstok slechts vruchten zullen dragen zolang zij verbonden blijven aan de wijnstok. Dan richt Jezus zich op de verbondenheid van de gelovigen met elkaar. De liefde van Christus, vooral die Hij toont door Zijn nabijheid aan armen en lijdenden, aan zondaars en uitgestotenen, Zijn liefde die tot volkomenheid kwam door als het vlekkeloos en zondeloos Lam voor ons te sterven aan het kruis, moet ons aansporen tot onderlinge verbondenheid. Onze liefde voor de medemens moet steeds weer zich laten inspireren en verdiepen door het voorbeeld van Christus’ liefde voor ons.
Evangelie: Johannes 15: 9-17
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Zoals de Vader Mij heeft liefgehad zo heb ook Ik u liefgehad. Blijft in mijn liefde. Als gij mijn geboden onderhoudt zult gij in mijn liefde blijven, gelijk Ik, die de geboden van mijn Vader heb onderhouden in zijn liefde blijf. Dit zeg Ik u opdat mijn vreugde in u moge zijn en uw vreugde volkomen moge worden. Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt zoals Ik u heb liefgehad. Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden. Gij zijt mijn vrienden als gij doet wat Ik u gebied. Ik noem u geen dienaars meer want de dienaar weet niet wat zijn heer doet, maar u heb Ik vrienden genoemd want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord. Niet gij hebt Mij uitgekozen maar Ik u, en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen die blijvend mogen zijn. Dan zal de Vader u geven al wat gij Hem in mijn Naam vraagt. Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt.”
Overweging:
In het evangelie van dit weekend staat een heel belangrijk woord centraal: het woord liefde. Het is een woord dat we dagelijks horen en uitspreken, maar weten we dan ook wát we zeggen? Het is heel gemakkelijk om bij dit woord meer te denken aan die sfeer van het verliefd zijn. Maar door levenservaring weet iedere mens in de loop der jaren dat liefde niet altijd zo romantisch is. Integendeel: liefde is een proces van vallen en opstaan, van soms boos, teleurgesteld of geïrriteerd zijn, maar toch weer kiezen voor deze persoon waarvan je ondanks alles houdt. Liefde is dan elkaar weer op de been helpen, en er voor elkaar blijven zijn, elkaar blijven vasthouden in liefde, trouw, en vriendschap.
Ook Jezus heeft het in deze passage over liefde. Voor Hem betekent liefde niet alleen maar intimiteit en gevoelens van genegenheid. Voor Jezus is liefde ook je bewust zijn van verantwoordelijkheid. Hij heeft het zelfs over ‘het gebód van de liefde’. Zelf heeft hij daar tijdens dat laatste paasmaal een voorbeeld van gegeven. Hij heeft Zijn apostelen de voeten gewassen. Hij is voor zijn vrienden door de knieën gegaan en bij hen rondgegaan: niet als hun Meester, maar als een dienstknecht. Hij laat het niet bij een mooi maar vaag gevoel, zo van: ‘Ik heb alle mensen lief!’ Nee, wanneer Hij een kan water, een bekken en een handdoek pakt en dit nederige werk van een dienstknecht begint te doen om de apostelen de voeten te wassen, zijn ze geschrokken door het hele concrete van dat gebaar, zozeer zelfs dat Simon Petrus het gechoqueerd afwijst.
Maar dan zegt Jezus: “Ik heb jullie een voorbeeld gegeven. Jullie noemen Mij meester en dat doen jullie terecht, want Ik ben ook jullie meester, maar als Ik jullie de voeten gewassen heb, doen jullie dan ook zo”. En zo wordt het de leerlingen heel duidelijk dat wanneer Jezus die avond praat over de liefde, Hij een hele concrete commitment in gedachten heeft. Hij praat niet vrijblijvend over liefde, Hij ís liefde. En dit is zijn gebod: “hebt elkander lief, zoals ik u heb liefgehad”.
De tweede lezing uit de eerste Johannesbrief doet er vandaag nog een schepje bovenop: ‘Vrienden, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde komt van God. Iedereen die liefheeft is een kind van God. De mens zonder liefde kent God niet, want God is liefde.’ Op deze bijbeltekst is er een heel mooi commentaar geschreven door de H.Augustinus, een van de beroemde, wijze bisschoppen van de beginperiode van de Kerk, Augustinus schreef: ‘Niemand kan zeggen welk gelaat, welke vorm, welke gestalte, welke voeten of welke handen de liefde heeft. Toch heeft de liefde voeten, want die brengen ons naar de Kerk. Toch heeft de liefde handen, want die strekken zich uit naar de armen. Toch heeft de liefde ogen, want die zien de medemensen die in nood verkeren, en daarom zegt de Heer: ‘Gelukkig de mens die bezorgd is voor zwakken en armen’, De liefde heeft ook oren, want de Heer zegt: ‘Wie oren heeft om te horen, hij luistere’. Woon in de Liefde en de Liefde zal in u wonen; blijf in de liefde en zij zal in u blijven. De volheid van de wet is de Liefde’.
Liefde is zeker het moeilijkste gebod dat we kennen. We worstelen er ons hele leven mee. We weten bijvoorbeeld hoeveel mensen in Suriname lijden door armoede, door slechte behuizing en steeds weer zorgen hebben, omdat politici te vaak mooie beloften uitspreken en zeggen dienaars van het volk te zijn, maar in feite zichzelf verrijken en slecht bestuur leveren. Woorden die op zich liefdevol klinken, blijken dan steeds weer holle woorden te zijn. Zo ook weten we dat vele vrouwen vaak geen liefde ervaren, maar ondankbaarheid, in de steek gelaten worden met de zorg van kinderen die gevoed, gekleed en verzorgd moeten worden. Mooie woorden en beloften van liefde blijken ook dan hol en onoprecht te zijn. Dat zijn bittere ervaringen die pijn doen en littekens achterlaten bij velen.
Er is zoveel mishandeling en seksueel misbruik in onze Surinaamse samenleving en onze bisschop, Mgr. Choennie, vroeg in zijn preek op Goede Vrijdag indringend de aandacht voor het feit dat ondanks mooie woorden van politici en regering over het zullen zorgen dat mishandeling, geweld en seksueel misbruik van kinderen en vrouwen toegewijd aangepakt zullen worden, er in de praktijk bitter weinig van terecht komt. Het internaat van de Stichting voor het Kind, dat al bijna twee jaar geheel gereed staat om deze beschadigde jongeren op te vangen en met liefdevolle begeleiding een nieuwe start in het leven te geven, kan door ergerlijke bureaucratie nog steeds niet functioneren. Woorden van liefde zijn zo gemakkelijk uitgesproken, maar lijken geregeld meer bedoeld te zijn om zichzelf er goed te doen uitzien, wanneer er nadien geen echte commitment meer werd getoond en de woorden helemaal niet werden waargemaakt.
Toch is oprechte en gemeende liefde hetgeen waaraan onze verscheurde wereld het meest behoefte heeft. ”Dit is Mijn gebod: dat ge elkaar liefhebt zoals Ik u heb liefgehad”. Jezus’ woord is daarom een oproep om daar waar we werken en samenleven met anderen, die commitment waar te maken om het liefdevolle, het zorgzame en het respectvolle van Gods liefde de sfeer en het denken van mensen positief te beïnvloeden.
Zij die werken in het onderwijs: wees met de liefde van Jezus in gedachten, toegewijd aan de leerlingen, aan het harde werk dat leidt tot de beste vorming van de jongeren in de moeilijke omstandigheden waarin het onderwijs zich bevindt.
Zij die in de verpleging, de medische zorg of in andere vormen van zorg werken: laat Christus’ woord ons inspireren tot goed teamwerk, tot een respectvolle dienstbaarheid voor de zieken en hun begeleiders, tot het troostende van een begripvolle, liefdevolle benadering.
Zij die werken bij de overheid, de politie of het leger, in particuliere kantoren van bedrijven of instellingen: laat Jezus’ oproep: “Dit is Mijn gebod: dat ge elkaar liefhebt zoals Ik u heb liefgehad” bijdragen tot een commitment om goed samen te werken, steeds in een oplossingsgerichte sfeer, bijdragen om de werkplek klantvriendelijk te maken en ondersteunend naar het publiek toe.
Zij die welke ander vorm van werk doen, of niet meer werken: laat ook voor u het denken aan Christus’ overgave voor ons allen, Zijn toewijding aan de zieken en armen, ons leiden tot een commitment om Jezus’ liefde voor eerlijkheid, naastenliefde en oprechtheid het denken en werken van mensen om ons heen te doortrekken.
Natuurlijk kunnen we niet in ons eentje de omgeving veranderen. Maar verandering gebeurt daar waar mensen zichzelf veranderen: door zich op te trekken aan Christus, door met regelmaat momenten van stil gebed en meditatie in Christus in te bouwen in hun leven, door slechte gewoonten en tekortkomingen te veranderen door het levende woord van Christus, en door zelf steeds meer te leven met Christus. Daar zal er ook in de omgeving van gezin en werkplek wat gaan groeien. Het goede vindt namelijk altijd ondersteuning door de Heilige Geest. Laten we daarom beginnen bij de eigen verandering, dus bij de eigen omvorming in Christus. Vanuit Zijn liefde zullen we dan een groei merken in onszelf, en in ons omgaan met anderen om ons heen. En dan gebeurt er aan ons steeds meer en met steeds meer diepgang, datgene wat de Heer ons vandaag zegt: “Dit is Mijn gebod: dat ge elkaar liefhebt zoals Ik u heb liefgehad”.
Categorieën:geloof en leven
Geef een reactie