Commentaar op de Lezingen van het Hoogfeest van Allerheiligen door Pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Openbaring 7: 2-4, 9-14)
Met het boek Openbaring geeft God bijzondere bemoediging aan gelovigen die ernstig lijden te dragen hebben in hun leven. Vooral de gelovigen die tijdens geloofsvervolgingen bedreigd werden, die door lijden gegaan zijn of zelfs wreed gedood werden, krijgen van God een bijzondere plek in de uiteindelijke overwinning en heerlijkheid. Zij zijn op het voorhoofd getekend met het zegel van God. In hoofdstuk 14 wordt de betekenis hiervan heel helder uitgelegd: “Weer keek ik, en zie, daar stond het Lam op de berg Sion, en met Hem honderdvierenveertigduizend. Die droegen Zijn naam en de naam van Zijn Vader op hun voorhoofd geschreven”. Het getal honderdvierenveertigduizend is symbolisch: twaalf maal twaalf maal duizend. Met de twaalf stammen van Israël in gedachten, spreekt het getal over het onbegrensde aantal gelovigen uit alle volkeren, naties en continenten, die geroepen zijn tot de verlossing die Christus, het Lam, heeft gebracht.

Eerste lezing: Openbaring 7: 2-4, 9-14
Ik, Johannes, zag een andere engel opstijgen van de opgang der zon met het zegel van de levende God. En hij riep met luide stem tot de vier engelen aan wie macht gegeven was schade toe te brengen aan de aarde en de zee: “Brengt geen schade toe aan de aarde, noch aan de zee, noch aan de bomen, voordat wij de dienstknechten van onze God met het zegel op hun voorhoofd getekend hebben.” En ik vernam het aantal getekenden: honderdvierenveertigduizend waren er uit alle stammen van de kinderen van Israël. Daarna zag ik een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle rassen en stammen en volken en talen. Zij stonden voor de troon van het Lam, gekleed in witte gewaden en met palmtakken in de hand. En zij riepen allen luid: “Aan onze God, die op de troon is gezeten en aan het Lam behoort de overwinning!” En al de engelen stonden rondom de troon, de oudsten en de vier dieren, en zij wierpen zich op hun aangezicht voor de troon en zij aanbaden God, zeggend: “Amen! Lof en heerlijkheid en wijsheid en dank, eer en macht en sterkte aan onze God in de eeuwen der eeuwen. Amen!”
Toen richtte zich een van de oudsten tot mij en zei: “Wie zijn dat in die witte gewaden en waar komen zij vandaan?” Ik antwoordde hem: “Heer, dat weet gij.” Toen zei hij: “Dat zijn diegenen die komen uit de grote verdrukking, die hun gewaden hebben wit gewassen in het bloed van het Lam.

Tussenzang: Ps. Ps. 24
Refrein:
Zo doet het geslacht dat zich richt tot U, dat staat voor uw aanschijn, God van Jakob.

Aan God hoort de aarde en al wat er op is,
de aardschijf en al wat daar woont;
want Hij heeft haar op het water gegrondvest,
haar vastgelegd op de zee.

Wie zal beklimmen de berg van de Heer,
wie in zijn heiligdom staan?
Die rein is van handen en zuiver van hart,
zijn zinnen niet zet op wat kwaad is.

Hij zal door de Heer gezegend worden,
beloond door God, zijn Verlosser.
Zo doet het geslacht dat zich richt tot Hem,
dat staat voor het aanschijn van Jakobs God.

Achtergrond van de tweede lezing: (1 Johannes 3: 1-3)
De eerste brief van Johannes denkt na over het feit dat het doopsel en het geloof in Christus ons opnieuw geboren doen worden tot kinderen van God. Het leven van God delen, uit zich in daden van goedheid, eerlijkheid en naastenliefde, en in de belijdenis van het geloof. Wanneer wij zo standvastig met Christus verbonden leven door het geloof, zal Hij ons ook doen delen in Gods hemelse heerlijkheid tezamen met al Zijn engelen en heiligen.

Tweede lezing: 1 Johannes 3: 1-3
Vrienden, hoe groot is de liefde die de Vader ons betoond heeft! Wij worden kinderen van God genoemd en we zijn het ook. De wereld begrijpt ons niet en ze kent ons niet, omdat zij Hem niet heeft erkend. Vrienden, nu reeds zijn wij kinderen van God en wat wij zullen zijn is nog niet geopenbaard; maar wij weten dat wanneer het geopenbaard wordt wij aan Hem gelijk zullen zijn, omdat wij Hem zullen zien zoals Hij is. Wie zulk een heil van God verwacht, maakt zich rein zoals Christus rein is.

Achtergrond van de evangelielezing: (Matteüs 5: 1-12)
In hoofdstuk 5 van het evangelie van Matteüs begint de Bergrede, die gezien mag worden als de kern en samenvatting van Jezus’ verkondiging en blijde boodschap. De Bergrede opent met de Zaligsprekingen, een achtvoudige schets van de mens die zich geheel richt naar Gods bevrijdende en barmhartige liefde, de mens die doortrokken is van oprechtheid, een zuiver hart heeft en toch krachtig verlangt naar en zich inzet voor gerechtigheid, waarheid en vrede. De Zaligsprekingen zijn volmaakt gerealiseerd in Jezus’ eigen leven. Als de Zoon van de Vader openbaart Jezus ons een weg die hier begint in dit aardse leven en zijn voltooiing zal vinden in de nieuwe schepping, wanneer God alles nieuw zal maken en het Rijk Gods vervuld is.

Evangelie: Mt. 5: 1-12
Toen Jezus de menigte zag, ging Hij de berg op, en nadat Hij zich had neergezet, kwamen zijn leerlingen bij Hem. Hij nam het woord en onderrichtte hen aldus:
“Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen.
Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden.
Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten.
Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien.
Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
Zalig die vervolgd worden om de gerechtigheid, want hun behoort het Rijk der hemelen.
Zalig zijt gij wanneer men u beschimpt, vervolgt en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil: Verheugt u en juicht, want groot is uw loon in de hemel.”

Overweging:

In elke mens ligt een diep verlangen naar leven, naar gelukkig zijn, naar een bestaan dat je voldoening geeft. Bij dit hoogfeest van Allerheiligen is dit het, waarover het gaat: de volheid van leven, ten volle gelukkig zijn. Dat is het waar Jezus naar verwijst met de uitdrukking “het Rijk Gods. Dit is het ook waar de hemel naar verwijst: de volheid van leven. Dit is het dus waar de heiligen nu reeds in delen.

In het evangelie hoorden we hoe Jezus de menigte zag die Hem volgde, met hen de berg opging, en daar te midden van Zijn apostelen ging zitten, het woord nam en hen begon te onderrichten. Alle Joodse tijdgenoten van de evangelist Matteüs begrepen direct dat Matteüs met deze manier van vertellen, benadrukte dat Jezus voor ons een nieuwe Mozes is. Op de berg Sinaï had Mozes de Tien Geboden ontvangen, die de grondregels vormden van het onderricht dat God aan het volk Israël had gegeven. Maar dat wat Jezus op deze berg meegeeft, is een boodschap voor de hele mensheid.

Het zijn niet echt geboden. Het is veel meer Gods visie op hoe de mens werkelijk gelukkig kan worden. Want als we kijken naar de manier hoe mensen in de wereld leven, dan zien we overal veel hardheid, heel veel armoede, wantrouwen, oppervlakkigheid en veel ‘ieder voor zich’. Daar tegenover plaatst Jezus Zijn blijde boodschap van de Zaligsprekingen. Hij zegt: “Zalig, gelukkig zul je zijn wanneer je je bewust bent van je innerlijke armoede en je daarom je met geloof in alles richt op God. Gelukkig zal je zijn als je kunt treuren om het verdriet of de gebrokenheid of de armoede waarin anderen om je heen leven, als je hongert en dorst naar rechtvaardigheid, als je barmhartig en zachtmoedig bent naar anderen en naar jezelf toe, en je met een zuiver hart je steeds weer inzet om vrede te stichten. Zalig ben je, als je vervolgd of bespot wordt om deze idealen, maar je toch doorgaat”.

Dit zijn heel andere idealen en is een hele andere wijze van leven, dan wat onze moderne maatschappij nastreeft. Dit is ons aller roeping tot heiligheid. In onze geloofsbelijdenis zeggen we, nadat we gesproken hebben over de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, dat we geloven “in de heilige katholieke kerk, de gemeenschap van de heiligen”. Hiermee zegt onze geloofsbelijdenis dat ons geloof in de drieëne God ons altijd wezenlijk verbindt met de Kerk en met de gemeenschap van de heiligen.

Vandaag staan wij even stil bij dat feit: dat het geloof in de gemeenschap van de heiligen dus tot het hart van ons geloof behoort. Dat wat we geloven geeft ons kracht, maakt ons blij, en willen we niet onder stoelen of banken steken, maar vieren. Dus ook dat wat we geloven over de heiligen en de band die het geloof schept tussen ons en de heiligen in de hemel.
Er zijn geen op zichzelf staande heiligen. Ze zijn samen één. Ze delen iets met elkaar, namelijk het christelijk geloof. Maar vooral delen zij hun verbondenheid met Jezus, de Zoon van God. Christus is het middelpunt van de gemeenschap van de heiligen. Ze wijzen allemaal naar Hem. Door hun geloof en door hun leven. Ze wijzen allemaal naar Christus als de bron van hun wijsheid, de bron van hun naastenliefde, van hun toewijding aan God, en van hun invloed die ver boven hun eigen tijd en leven uitstijgt. Geen enkele heilige vraagt aandacht voor zichzelf, maar voor God, en voor Jezus, en voor die bijzondere visie die we in de Zaligsprekingen leren kennen.

In de loop der tijd lijkt het woord ‘heiligen’ een soort eretitel te zijn geworden voor bijzondere gelovigen. Maar in de tijd van de apostelen was het woord ‘heiligen’ gewoon een ander woord voor alle gelovigen van de kerkgemeenschap. En dat kwam omdat dit voor Jezus zo was. Hij riep allen op tot een visie die heel je persoon voor een keuze stelt. Jezus roept ons op tot een bijzondere diepgang, een bijzondere visie, tot bijzondere waarden en normen. “Zalig de armen van geest, dus zij die zich bewust zijn van hun innerlijke armoede en in alles op God hopen, zalig de zachtmoedigen, zij die treuren, die barmhartig zijn en zuiver van hart, zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, zij die vrede brengen en bij vervolging of bespotting toch standhouden…zalig zijn jullie als je met hart en ziel zo probeert te leven, want dan zul je eens ten volle deel krijgen aan Gods rijk, wanneer God alles nieuw maakt”.

Door ons doopsel en door het geloof maken we dus deel uit van die gemeenschap van de heiligen, van die ontelbare menigte van hen die reeds delen in het hemelse. We weten dat we geen van allen ideale volmaakte mensen zijn, zeker niet in onze eigen ogen. Want al zou niemand onze beperkingen, fouten en zwakheden kennen, wijzelf kennen ze maar al te goed. Dus niet omdat we volmaakt zouden zijn, maken we deel uit van de gemeenschap der heiligen, maar door het geloof in de liefde en de barmhartigheid van God en in de verzoenende kracht van het kruis van Christus.

Het geloof in de gemeenschap der heiligen is een enorme stimulans om vast te houden aan de liefde van Christus en aan de visie waarmee Christus ons onderricht in de Zaligsprekingen. De gemeenschap van de heiligen zal ons dan altijd omgeven. Zij hebben door vallen en opstaan hun leven geheel leren richten op Christus. Zij hebben alle tegenslagen en verleidingen ervaren die wij meemaken, maar zij hebben ook mogen merken dat die bijzondere visie van de Zaligsprekingen ons steeds meer omvormt tot gelukkige goede mensen. De heiligen in de hemel zijn ons voorgegaan in het christenzijn. Ze zijn met ons verbonden en wenken ons om vol te houden. Zij weten wat dat betekent, en daarom vuren ze ons aan door hun voorbeeld en door hun gebed voor ons.

We maken door het geloof deel uit van hun team waarin niemand gemist kan worden en waar iedereen erbij hoort en geliefd is. Ook diegene die nog worstelt met zijn of haar geloof. Laten we God danken voor deze gemeenschap die Hij ons schenkt en laten we ons door de heiligen laten inspireren het beste in ons na te streven en aan onszelf te blijven werken, geleid door die bijzondere idealen van de Zaligsprekingen.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

1 reply

  1. Een troostrijk, bemoedigend en prachtig artikel. Dank.

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: