door Esteban Kross –
Achtergrond van de eerste lezing (Jeremia 20: 7-9)
De profeet Jeremia leefde in een zeer woelige tijd voor geheel het Midden-Oosten. De machtige legers van de Babyloniërs hadden al grote delen van dat gebied onder de voet gelopen en bedreigden nu ook het koninkrijk Juda. Jeremia klaagde de religieuze onverschilligheid aan van velen onder de bevolking, maar vooral het beleid en het morele verval van de koning te Jeruzalem en van vele vooraanstaanden. Hierdoor kreeg hij veel vijandige weerstand en tegenwerking. De uiteindelijke plundering en verwoesting van Jeruzalem en de ondergang van het koninkrijk Juda kwam doordat de zwakke en onbekwame koning Sidkia zich liet verleiden tot een opstand, waarna de Babylonische legers genadeloos toesloegen. Zo kwamen Jeremia’s profetische voorspellingen helaas uit. In het gedeelte dat we in de eerste lezing horen, beklaagt Jeremia zich bij God erover hoe zwaar hem deze roeping tot profeet viel. In deze moeilijke tijden moest hij steeds weer oproepen tot bekering en terugkeer tot de waarden en normen van Gods verbond, en dat namen velen hem kwalijk. Toch weet hij dat het deel van zijn taak als geestelijk leider is om op deze zaken te wijzen.
Achtergrond van de tweede lezing: (Romeinen 12: 1-2)
Paulus maakt duidelijk wat het is dat God eigenlijk van de mens wilt. Nog veel meer dan de offers van lammeren en runderen ten tijde van het Oude Testament, wilt God van de mens het geestelijke offer van een gelovig en oprecht hart, het geestelijk offer van een levenswandel die zich richt op Gods waarden en steeds weer streeft naar integriteit en eerlijkheid.
Achtergrond van de evangelielezing: (Matteüs 16: 21-27)
We vervolgen vandaag de evangeliepassage die we vorige week zondag begonnen. Jezus had de apostelen gevraagd: “Wie zeggen de mensen dat Ik ben?” Vervolgens vroeg Hij hen: “Maar jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?” Het was toen Simon Petrus geweest die namens de anderen had geantwoord: “Gij zijt de Messias, de Zoon van de levende God”. Jezus had Simon geprezen: “Zalig ben jij, Simon, want niet vlees en bloed hebben je dat ingegeven, maar Mijn Vader die in de hemel is”. Maar wanneer Petrus protesteert wanneer Jezus spreekt over Zijn komende lijden en gewelddadige dood, roept Jezus hem streng op tot een nog dieper geloof.
Overweging bij de lezingen
Deze evangelielezing is deel van het verhaal dat vorige week zondag begon. Toen hoorde we hoe Simon Petrus door Jezus werd aangesteld om na Zijn kruisdood, verrijzenis en hemelvaart, de geestelijke herder van de Kerk te worden. Jezus gebruikte daarbij symboliek uit het Oude Testament: “Jij bent Petrus en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Ik zal je de sleutels geven van het Rijk der Hemelen en wat ge zult binden op aarde zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde zal ook in de hemel ontbonden zijn”. We zagen toen dat de symboliek van de sleutels en van het binden en ontbinden, in het Oude Testament reeds gebruikt werd als teken van aangesteld worden tot de grote bestuurlijke, herderlijke verantwoordelijkheid van het leiding geven. Degene aan wie de sleutels figuurlijk worden toevertrouwd, zal vanaf nu met gezag leiding mogen geven en is daarbij bevoegd om beslissingen te nemen, om soms grenzen aan te geven, wat bedoeld wordt met de symboliek van binden en ontbinden. En met de woorden: “wat ge zult binden op aarde zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde zal ook in de hemel ontbonden zijn”, gaf de Heer aan dat Gods Geest Simon Petrus steeds zal bijstaan in de moeilijke kanten van het leiding geven aan de Kerk. Petrus heeft dit inderdaad mogen ervaren om als herder de kerkgemeenschap in eenheid te kunnen bewaren, om de Blijde Boodschap van de verlossing in Christus te verkondigen met enthousiasme en om met wijsheid leiding te geven aan de Kerk. Petrus heeft eerst de Kerk enige jaren geleid vanuit Jeruzalem en toen hij en andere gelovigen moesten wegvluchten uit Jeruzalem, woonde hij een tijd in de stad Antiochië, dat is in Syrië. Toen is hij naar Rome gegaan en vanaf dat moment heeft Petrus als de eerste bisschop van Rome in de moeilijke tijden van de vervolgingen door keizer Nero moedig leiding gegeven aan de Kerk. De Romeinse soldaten hebben hem echter opgespoord en samen met een grote groep andere gelovigen werd Petrus in het jaar 67 als volksvermaak gekruisigd in een groot openluchtstadion.
De jonge Kerk wist echter dat al Christus’ woorden voor eeuwig stand houden en dus kozen zij als opvolger voor Petrus, dus als tweede bisschop van Rome, een trouwe medewerker van Petrus, Linus, die al genoemd werd in de slotgroet van Paulus’ tweede brief aan Timoteus. De vervolgingen van de Kerk door de Romeinen waren heftig en ook Linus moest ervaren wat Jezus al tegen Petrus had gezegd: “Wie Mijn leerling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen. Want wie zijn leven wil reddern, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden”. Na de marteldood van Linus, werd Anacletus gekozen tot de derde bisschop van Rome. Zo werd Anacletus, en na hem Clemens, de vierde paus, de drager van dezelfde belofte van Jezus aan Petrus om de sleutelmacht te voeren over de Kerk. En zo werd het geestelijke leiderschap van de Kerk doorgegeven nu al tweeduizend jaar lang door de opeenvolging van de pausen, die met de bijstand van Gods Geest zowel waken over het onderrichten van de ware leer over Christus, alsook leiding geven in de moeilijke beslissingen die daar soms deel van zijn.
Petrus, Linus, Anacletus, Clemens en de lange rij van pausen de eeuwen door, zullen allen geregeld gedacht hebben aan de profeet Jeremia. Jeremia wordt in het evangelie geregeld vergeleken met Christus, omdat Jeremia aan den lijve heeft ervaren hoe de taken van een waar geestelijk leider vaak zwaar zijn. De geestelijke herder moet mensen herinneren aan de waarden en normen van het geloof, want slechts een oprechte levenswandel behaagt God. Want Jezus heeft gezegd: “Niet zij die ‘Heer, Heer’ roepen zullen het Rijk Gods binnengaan, maar zij die de wil doen van de Vader in de hemel’. De herder zal daarom geregeld moeten spreken over ernstige zaken die niet juist zijn, en mensen die zich hieraan schuldig maken hierop wijzen en hen oproepen tot bekering en verandering. Vaak vinden mensen dat niet prettig en vallen de geestelijk leiders dan aan. Net als bij Jeremia roepen zij de geestelijke herders dan toe dat zij zich niet moeten bemoeien met hun zaken, dat zij niet mogen oordelen, dat zij zich met geestelijke zaken moeten bezig houden.
Maar zo is het niet bij God. Wanneer Jezus spreekt over hoe Hij de Messias zal moeten zijn, dan spreekt Hij over lijden en ter dood gebracht worden. Petrus vond dat maar moeilijk om aan te horen. “Dat verhoede God, Heer!, riep Petrus, “Zo iets mag U nooit overkomen!” Petrus had zich Jezus al voorgesteld als een onoverwinnelijke, triomferende Messias, een koning op wie Gods kracht zou rusten wanneer Hij Israel zou oproepen tot een heilige oorlog tegen Rome en die zo een wereldrijk van vrede zou vestigen.
Maar Jezus antwoordde Petrus met ongewone strengheid: “Ga weg satan, terug! Je laat je leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God wil”. Jezus is streng tegen Petrus omdat hier eigenlijk alles op het spel staat. Gods wil is onlosmakelijk verbonden met Zijn liefde voor de mens en heel de schepping, maar ook met Gods liefde voor waarheid en recht. De Vader heeft de Zoon mens doen worden in Maria, en Hem zo in de wereld gezonden, om zowel te herstellen wat door het mysterie van het kwaad kapot werd gemaakt, maar ook om waarheid en recht te herstellen. Het gaat om de wortels van al het kwaad, ook die van de oerzonde waarmee elke mens geboren wordt. De Zoon zal in lijden en kruisdood zich als het hoogste offer overleveren om deze verlossende wil van de Vader te volbrengen. Zoals ten tijde van Mozes, in die nacht dat God Israël uit de slavernij van Egypte zou bevrijden, het paaslam door de Israelieten geofferd werd en zijn bloed de engel des doods voorbij zou doen trekken, zo komt dat offer uit het Oude Testament tot voltooiing in het kruisoffer, waar Christus het ware Paaslam is, wiens bloed alles volbrengt. Of zoals het bloed van de offerlammeren die Mozes op de berg Sinai had gesprenkeld bij het voltrekken van dat eerste verbond tussen God en het volk Israël, zo volbrengt het bloed van Gods mensgeworden Zoon een nieuw en altijddurend verbond voor alle volkeren. Zoals na de zeven dagen van het scheppingsverhaal de eerste schepping voltooid was, zal Christus op de achtste dag verrijzen en wordt Hij die als een graankorrel in de aarde viel en stierf, door Zijn verrijzenis de eerstgeborene van een nieuwe schepping.
Christus was dus streng tegen Petrus omdat het willen vermijden van lijden, nooit ten koste van de wil van God mag gaan. Petrus, zijn opvolgers de pausen, en wij allemaal, moeten leren dat geregeld leerling van Jezus zijn inhoudt, dat ook wij bereid moeten zijn het kruis op te nemen en Hem te volgen. Zoals Nuntius Girasoli het een paar jaar geleden zo pakkend zei: Christus wilt geen “part-time christenen”, geen christenen die alleen maar uit traditie christen zijn, voor wie het christen zijn eigenlijk amper een werkelijke rol speelt in hun dagelijks leven, in hun zaken doen, in hun waarden en levenswandel. Nee, Christus wilt overtuigde christenen! Hij wilt mensen die zich één maken met Zijn passie voor waarheid en oprechtheid, christenen die zo gehecht zijn aan Zijn liefde voor de mens en de schepping, dat zij zich niet laten verleiden tot rassendiscriminatie, dat zij met heel hun hart zich inzetten voor een samenleving waar corruptie wordt terug gedrongen en afgewezen, dat zij bereid zijn offers te brengen voor God, offers voor het geloof, voor de Kerk, offers voor waarheid en gerechtigheid, offers voor de waarden en normen van God. Dat is wat Jezus bedoelt als Hij tot Petrus zegt: “Wie Mijn volgeling wilt zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen. Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen”. Christen zijn vraagt keuzes maken, vraagt steeds weer bereid te zijn tot hernieuwde inzet en tot bekering. Want net als Petrus zijn wij maar onvolmaakte mensen. Vaak laten wij ons leiden door menselijke overwegingen en daarin ligt de verleiding tot het kwaad. Dan wijken wij af van die echte juiste weg, net als Petrus.
Laten wij daarom Christen zijn met passie. Het woord ‘passie’ betekent ‘hartstocht’, een grote innerlijke drang om Christus te kennen, Hem te volgen en Hem en de Vader te dienen. Maar het woord “passie” betekent ook ‘lijden”, dus het is ook de bereidheid te delen in de passie van Christus, in Zijn lijden dat de liefde verdiept, in Zijn lijden dat er komt wanneer wij moedig de waarheid durven noemen en durven te kiezen voor de waarden en normen van het geloof. Christenen zijn met passie: net als Jeremia moedig zijn, en net als Petrus ondanks alle menselijke tekortkomingen trouw werken aan de bouw van de Kerk. Christenen zijn met passie voor het gebed en de liturgie, passie voor het huwelijk en het gezinsleven, passie voor een rechtvaardige maatschappij en een cultuur van respect en zorgzaamheid. Dat dezelfde Heilige Geest die, zoals Jezus dat beloofd heeft, de pausen zal leiden in hun unieke herderlijke verantwoordelijkheid, ook ons allen moge brengen tot een bewust Christen-zijn en tot een diepe liefde voor God.
De lezingen vindt u ook op:
https://omhoog.org/geloofsverdieping/
Categorieën:geloof en leven
Geef een reactie