Eerste lezing: I Koningen 19, 9a. 11 – 13a
In die dagen kwam de profeet Elia bij de Horeb, de berg van God.
Daar ging hij een grot binnen en overnachtte er. Maar de Heer zei: ‘Ga naar buiten en treed voor de Heer op de berg’. Toen trok de Heer voorbij. Er ging een zeer zware storm voor de Heer uit die bergen deed splijten en rotsen verbrijzelde. Maar de Heer was niet in de storm. Op de storm volgde een aardbeving. Maar ook in de aardbeving was de Heer niet. Op de aardbeving volgde vuur. Maar ook in het vuur was de Heer niet. Op het vuur volgde het suizen van een zachte bries. Zodra Elia dit hoorde, bedekte hij zijn gezicht met zijn mantel, ging naar buiten en bleef staan bij de ingang van de grot.
Tweede lezing: Romeinen 9, 1 – 5
Broeders en zusters, ik spreek de waarheid in Christus, ik lieg niet, mijn geweten waarborgt het mij in de heilige Geest: in mijn hart is grote droefheid en een pijn die niet ophoudt. Waarlijk, ik zou wensen zelf vervloekt en van Christus gescheiden te zijn, als ik mijn broeders en stamverwanten, daarmee kon helpen. Immers, zij zijn Israëlieten, hun behoort de aanneming tot zonen, de heerlijkheid, de verbonden, de wetgeving, de eredienst en de beloften; van hen zijn de aartsvaders, en uit hen komt Christus voort naar het vlees, die, boven alles verheven, God is: de gezegende tot in de eeuwigheid! Amen.
Evangelielezing: Matteüs 14, 22 – 33
Tegenwind op het meer
Gedachten bij de Schriftlezingen:
De oudtestamentische lezing en het evangelie van vandaag hebben op het eerste ge-
zicht weinig met elkaar te maken. Toch hebben ze een essentiële overeenkomst: in beide laat God zich in de verborgenheid van de stilte ontmoeten.
Elia en zijn tijd
In de tijd waarin de eerste lezing zich afspeelt, staan er twee partijen tegenover elkaar. Aan de ene kant is dat koning Achab van het noordelijk rijk Israël met zijn vrouw Izebel, de dochter van Etbaäl (‘Baäl is met hem’), de koning van Sidon ten noorden van Israël. Onder haar invloed wint de verering van Baäl terrein. Aan de andere kant staat de profeet Elia (‘mijn god is de Eeuwige’).
Plompverloren duikt de profeet vanuit het Overjordaanse op en kondigt een driejarige hongersnood aan, of af, want nergens staat dat hij dat namens de Eeuwige doet, zoals dat bij profeten gebruikelijk is (vergelijk 1 Koningen 14,7 en 22,14). Treedt hij hier op eigen gezag op?
Ook elders is zijn optreden weinig fijnzinnig, zelfs gewelddadig (vergelijk 1 Koningen 18,20-46 en 2 Koningen 1,9-12). Bij de eerste lezing betrek ik ook de herhaalde vermelding van Elia’s godsbeeld in 1 Koningen 19,10 en 14, die een samenhangend tekstgedeelte markeert: ‘Ik heb me met volle overgave ingezet voor de Eeuwige, de God van de hemelse machten.’ Dat is een koninklijk beeld, en dat past bij het autoritaire, mogelijk zelfs eigenmachtige optreden van Elia. Maar dat blijkt juist niet de manier te zijn om God te ontmoeten. Hij laat zich hier niet kennen
te midden van natuurgeweld.
Elia bij de Horeb
Na een gewelddadig optreden op de Karmel, waar Elia in zijn inzet voor de Eeuwige vierhonderd Baälpriesters afslacht, dreigt Izebel wraak te nemen en Elia ziet zich
genoodzaakt te vluchten. In 19,9-14 is hij moedeloos in de woestijn bij de Horeb aangeland, maar daar spreekt de Eeuwige met hem. Dit tekstgedeelte vertoont parallellen met Exodus 33,18- 23. In 33,19 zegt de Eeuwige namelijk: ‘Ik zal in mijn volle luister voor je langs gaan’, in 33,22: ‘ als dan mijn majesteit voor je langs gaat’. In 1 Koningen 19,11 lezen we: ‘En daar kwam de Heer voorbij’ (het Hebreeuws heeft hier steeds een vorm van het werkwoord ‘voorbijgaan’). Verder wordt Mozes in Exodus 33,22 in een rotsholte geplaatst, terwijl Elia in 1 Koningen 19,13 in de opening van een spelonk gaat staan. Deze plaatsen zouden op de aardse duisternis kunnen duiden, die het goddelijke licht nauwelijks verdragen kan. Deze duisternissymboliek kunnen we ook in crypten van oude kerken tegenkomen. Impliciet wordt Elia hier dus voorgesteld als iemand die zich in het spoor van Mozes bevindt. Dat de Eeuwige zich in het voorbijgaan in de stilte openbaart, staat wel in flagrante tegenstelling tot Elia’s optreden eerder en later, evenals overigens tot de godsopenbaring in Exodus 19-20. Is Elia in zijn strijd tegen het
kwaad doorgeschoten en wordt hij terechtgewezen? Of is 1 Koningen 19 bij wijze van correctie later ingevoegd in een tijd dat het joodse volk geen politieke macht meer had? Dat zou dan wel betekenen dat God onder verschillende omstandigheden in verschillende tijden zich zo
niet anders laat kennen dan wel anders wordt ervaren. Zou dan de tijd waarin wij leven, niet op die van 1 Koningen 19 kunnen lijken? Het West-Europese Christendom verkeert immers eveneens in een crisis en daarbij passen inkeer, geduld en bescheidenheid.
De woestijn
Nu is in de Hebreeuwse Bijbel de woestijn vaker een plaats van beproeving die tot bezinning leidt en waar God zich openbaart. Het verblijf van het volk Israël in de Sinai woestijn is al eerder genoemd, en Abrahams vrouw Hagar komt in Genesis 21 eveneens vertwijfeld in de
woestijn terecht als haar man haar heeft weggestuurd, maar wordt daar evenals Elia door God bemoedigd. En in het Nieuwe Testament wordt Jezus in de woestijn op de proef gesteld ter voorbereiding op zijn taak in deze wereld.
In het voorbijgaan
Ten slotte is van belang dat de Eeuwige zich alleen in het voorbijgaan laat kennen, zowel in Exodus 33 als in 1 Koningen 19. Mozes en Elia zien God niet van aangezicht tot aangezicht, daarvoor is Hij te groot. Daarom houdt de Eeuwige beschermend zijn hand voor het gezicht van Mozes en Elia bedekt dat zelf met zijn mantel, volgens het Hebreeuws de mantel van luister, dus zijn profetenmantel. Maar is het voor ons niet ook een bekende ervaring dat je pas achteraf weet dat je iets beslissends hebt meegemaakt? Elia komt na zijn godservaring bij de Horeb tot het besef dat niet alles van hem afhangt: hij krijgt zelfs een opvolger (19,14-18).
Jezus trekt zich terug op de berg
In de perikoop die aan de evangelielezing van vandaag voorafgaat, heeft Jezus een menigte van vijfduizend man te eten gegeven (Matteüs 14,15-21). Na dit grootscheepse optreden heeft Hij de behoefte zich terug te trekken. Hij geeft de leerlingen de opdracht naar de overkant van
het water te varen, Hij stuurt de mensen weg en trekt zich terug op de berg. Het contrast met Elia kan haast niet groter zijn. Ook die heeft een grootscheeps optreden achter de rug, maar hij moet vluchten en wordt zo tot bezinning gedwongen. Jezus wil zelf zich bezinnen. Daarbij vragen twee bijbelse motieven om de aandacht. In de eerste plaats: Jezus zoekt contact met zijn Vader op een berg. Dit is de tweede belangrijke gebeurtenis in Matteüs van de drie die zich op zo’n plaats afspelen. De eerste is de Bergrede in hoofdstuk 5-7, die herinnert aan de wetgeving in Exodus. De derde is de gedaanteverandering in Matteüs 17, waar Jezus Mozes en Elia ontmoet. Deze gebeurtenis roept het verblijf van Elia bij de Horeb in gedachten. Beiden ontmoeten God in de stilte. De bedoeling is duidelijk: Jezus staat in de traditie van de Wet en de Profeten. In de tweede plaats is, zoals zo vaak in de Bijbel, het water het symbool van het kwaad, van de chaos; al in Genesis 1,6-10 wordt het water zijn plaats gewezen. Daardoor kan het optreden van Jezus hier als een soort herschepping gezien worden: opnieuw wordt de chaos
overwonnen. Hij is de Heer van het water, en wie op Hem vertrouwt, mag daarin delen.
Ter afsluiting
Kortom, beide lezingen zeggen dat het kwaad bestreden moet worden, maar zonder in stilte op God te vertrouwen gaat het niet. Dan loop je het gevaar kopje onder te gaan.
Categorieën:liturgie
Geef een reactie