Paramaribo, 09 september 2024
Kenmerk: KCh/24/175
Aan: de Minister van Onderwijs, Wetenschap & Cultuur
Zijne Excellentie Prof. Dr. Henry Ori
Dr. S. Kafiluddistraat 117-123
Paramaribo
Betreft: KWESTIE POORTGEBOUW RK BISDOM
Heer Minister:
Naar aanleiding van de recentelijke ontwikkelingen rondom het zg. ‘poortgebouw’ van het Bisdom Paramaribo aan de Mgr. Wulfinghstraat, die wij om dringende redenen wilden slopen, maar welk voornemen wij op uw verzoek hebben aangehouden, wil ik u thans zo omstandig mogelijk informeren over de achtergronden van ons besluit om over te gaan tot het slopen van dit gebouw.
Betwisting monumentale status
Vijfentwintig jaar geleden ontving het R.K. Bisdom Paramaribo een schrijven van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling, gedateerd 16 april 1999 en ondertekend door de toenmalige minister, Drs. K. Ramsundersingh, waarin het bisdom werd meegedeeld dat “ter voldoening van het bepaalde in […] de Wet historische monumenten” van 1977 het gebouw aan de Henck-Arronstraat 18 was “aangewezen als voorwerp van monumentenzorg.” Het moet ons van het hart dat voornoemde wet, die in het jaar 2002 is herzien en opnieuw bekrachtigd, tot stand is gekomen nog zonder dat er enige inspraak is geboden aan de kerken van ons land, die wel de eigenaren zijn van de meeste monumentale panden in Paramaribo.
Het schrijven van de minister van 16 april 1999 ging vergezeld van de beschikking waarmee het besluit van de minister werd bekrachtigd. Het desbetreffend voorwerp van monumentenzorg zoals genoemd in de brief van de minister wordt in de beschikking aangeduid als “Gravenstraat 18, hoek Mgr. Wulfinghstraat.” Dit gebouw wordt daarna in nader detail beschreven, en aan het eind van deze beschrijving volgt een alinea van twee zinnen waarin het volgende is vermeld:
“Op het erf een interessante achtererf-bebouwing met houten schoolgebouwen. Deze vormen met hun achterzijden een karakteristieke wand voor de Mgr. Wulfinghstraat.”
Eenieder die bekend is met het “achtererf” van Gravenstraat (thans Henck-Arronstraat) 18 weet dat met schoolgebouwen hier bedoeld wordt de gebouwen van de twee scholen Elisabeth I en II. In deze omschrijving wordt, behalve een korte zinsnede “Achter een aanbouw,” op geen enkele andere wijze hoe dan ook zelfs maar een indicatie gegeven dat het poortgebouw ook deel uitmaakt van de zg. “interessante achtererf-bebouwing.” Het Bisdom is derhalve ook nooit ervan uitgegaan dat het poortgebouw onderdeel was van de beschikking van 16 april 1999.
Het hoekgebouw (nr. 18) is volgens architect Philip Dikland gebouwd in 1907-1908 door de Zusters van Roosendaal, waarin toentertijd de Louiseschool werd gevestigd. De bijbouw achter de toenmalige Louiseschool, nu bekend als het zg. poortgebouw, is van een veel latere datum en was toen een noodzakelijke uitbreiding die dringend vereist was vanwege het groeiend aantal leerlingen. Deze bijbouw is daarom vrij simpel van opzet en staat dus qua bouwstijl in schril contrast met de bouwkundige schoonheid van het hoekgebouw. Naar de mening van het Bisdom hoeft het poortgebouw hierdoor helemaal niet als monumentaal pand te worden beschouwd en deze mening wordt des te meer versterkt doordat dit gebouw ook niet specifiek genoemd wordt in de lijst van monumentale panden die door de Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname is gepubliceerd (in deze lijst wordt het pand “Gravenstraat 18” genoemd, zonder enige verwijzing naar het poortgebouw; van de Mgr. Wulfinghstraat worden er slechts drie panden genoemd: de Elisabethschool II, het Patronaatsgebouw en het afgebrand gebouw dat stond op de plek waar thans het gebouw van het Kantongerecht staat), noch in de lijst van monumenten van die voorkomen op de UNESCO-lijst van Werelderfgoed in Suriname (ook in deze lijst wordt slechts genoemd Henck-Arronstraat 18, zonder nadere aanduiding van het poortgebouw en omschreven als “woonhuis”; het poortgebouw heeft nimmer als woonhuis gediend; in de UNESCO-lijst zijn er van de Mgr. Wulfinghstraat slechts 2 panden genoemd: de Elisabethschool en het “gemeenschapshuis Patronaat). Het bevreemdt ons dan ook ten zeerste dat velen erin blijven volharden dat het poortgebouw een monumentaal pand is welke door de wet op monumenten wordt beschermd.
Doel en waarde van onze monumentale gebouwen
De rooms-katholieke gemeente in Suriname, oftewel het R.K. Bisdom Paramaribo, is eigenaar van diverse gebouwen in Paramaribo en districten, die thans op de lijst van monumentale panden zijn beland. Deze panden heeft de kerk in de afgelopen drie eeuwen verworven dankzij de noeste arbeid, spaarzaamheid en opofferingsgezindheid van onze voorgangers. Sinds de rooms-katholieke kerk zich in ons land heeft gevestigd heeft de gemeente zich ervoor beijverd dat zij beschikte over gebouwen die nodig waren voor het missiewerk. Vele gebouwen die wij nu nog bezitten getuigen daarvan. Wij zijn onze voorgangers uiterst dankbaar voor het immateriële erfgoed dat zij ons hebben nagelaten en dat wij, overeenkomstig de evangelische opdracht, zullen blijven voortzetten. We zijn hen natuurlijk ook dankbaar voor het materiële erfgoed van onze voorgangers, waarvan wij tot op heden zoveel als mogelijk gebruik van willen maken.
Wij zijn ons daarbij echter terdege van bewust dat dit materieel erfgoed – waaronder vooral de gebouwen – door onze voorgangers is verworven en/of opgezet niet op de eerste plaats om zg. bouwkundige monumentale kunstwerken te bezitten, maar puur vanwege de praktische doelen van de missie: er waren kerken nodig voor het werk van verkondiging en de viering van de sacramenten, er waren kloosters en pastorieën nodig voor de huisvestig van de geestelijken en religieuzen, en er waren gebouwen nodig voor het bieden van onderwijs, gezondheidszorg, jeugdzorg, bejaardenzorg, en zoveel andere evangelische werken die de hoofdtaak van de kerk vormen. Veel van deze gebouwen zijn in de loop der jaren door de Staat aangemerkt als monumenten: een besluit dat het prerogatief is van de Staat dankzij de wetgeving, maar die wel ten gevolge heeft dat er eenzijdig een enorme druk wordt gelegd op de eigenaren van de gebouwen, nog zonder dat er zijdens de wetgever ooit enige tegemoetkoming wordt geboden in het onderhouden en in stand houden van deze monumenten.
Het bisdom heeft zich desondanks toch ervoor ingezet om de monumentale gebouwen die het in zijn bezit heeft zo goed mogelijk te onderhouden. Wij hoeven slechts te verwijzen naar onze panden aan de Henck-Arronstraat nummers 10, 12, 14, 16, 18, 21, 70, en natuurlijk het meest herkenbare, de kathedraal. Zeer recentelijk hebben wij nog het gebouw aan de Henck-Arronstraat 70 volledig kunnen renoveren en thans zijn wij ook gestart met de renovatie van een van de monumentale panden te Mary’s Hope, Coronie.
Behoud van monumenten moet ook moreel verantwoord zijn
Uit het voorgaande mag duidelijk zijn dat het bisdom nimmer onverschillig heeft gestaan ten opzichte van het behoud van de monumentale panden, maar steeds met man en macht ervoor heeft gezorgd dat deze panden in stand gehouden worden. Echter: met het poortgebouw hebben wij nu wel een grens bereikt waarvoor wij helaas met onze rug tegen de muur staan. Afgezien van het feit dat, zoals aan het begin van dit verhaal is aangehaald, de monumentale status van dit pand door het bisdom betwist wordt, wordt het bisdom in het geval van het poortgebouw ook geconfronteerd met zowel een zwaar financiëel als moreel dilemma.
Als u de monumentenlijst van de SGES raadpleegt zult u zien dat de functie van het gebouw aan de Henck-Arronstraat 18, hoek Wulfinghstraat, wordt omschreven als “Archief DSB.” Dit was ten tijde van de samenstelling van de lijst inderdaad waar: zowel het hoekgebouw als het poortgebouw erachter hebben jarenlang geen andere functie gehad dan als opslagruimte voor archiefstukken van De Surinaamsche Bank. In 2009 kon het bisdom het hoekgebouw geheel renoveren. Het poortgebouw is toen reeds, vanwege de niet toereikende financiële middelen, niet meegenomen in de renovatie. Integendeel: sedert 2010 is er zijdens het bisdom meerdere keren het verzoek gedaan om te mogen overgaan tot slopen van het poortgebouw. Deze verzoeken werden steeds afgewezen.
Tevergeefse pogingen tot financiering van de renovatie
Er zijn daarentegen ook steeds pogingen ondernomen om de financiële middelen te zoeken om het gebouw toch te renoveren, aangezien er voor afbraak geen toestemming werd verleend. Er is geen enkel project in de geschiedenis van de kerk waarvoor zoveel moeite is gedaan om fondsen te vergaren dan voor de renovatie van het poortgebouw. Helaas is het in de afgelopen 14 jaren nimmer gelukt dit rond te krijgen, afgezien van enkele kleine toezeggingen, zoals van het Prins Bernhard Cultuurfonds, die op hun beurt weer gekoppeld waren aan strenge voorwaarden van garanties van volledige financiering. Er bestaat geen twijfel over het feit dat de weigering van donoren c.q. financierders om middelen ter beschikking te stellen voor het poortgebouw vooral kwam vanwege het gebrek aan enig sociaal-maatschappelijk of economisch belang van het gebouw na renovatie. In de memorie van toelichting op de monumentenwet van 2002, wordt over artikel 12 aangegeven dat “monumenten naast een cultuur-historische waarde, ook een economische waarde vertegenwoordigen” en dat tegen die achtergrond “met de opbrengsten uit de verhuur van monumentale gebouwen, het onderhoud kan worden gegarandeerd.” Als eigenaar van diverse monumentale panden heeft het bisdom voldoende kennis en ervaring met de kostenlast die het onderhoud van dergelijke panden met zich meebrengt en hoe cruciaal het financieel rendement van zo’n gebouw is om te voorzien in dat onderhoud. Een gezond financieel rendement bij een eventuele commerciële exploitatie van het poortgebouw ligt er helaas niet in, vooral vanwege de zeer onstrategische ligging van het gebouw die het onaantrekkelijk maakt voor verhuur.
Een laatste poging werd eerder dit jaar wederom ondernomen om op zoek te gaan naar financiering. Een begroting die dit jaar werd uitgebracht voor de totale renovatie van het gebouw kwam neer op US$500,000.00, waarbovenop het bisdom ook nog een bedrag van US$50,000.00 aan de Staat betalen wegens de verplichte BTW! Daarnaast komen ook de kosten van begeleiding door een architect, aangezien het om uitermate omvangrijk project gaat. Met deze additionele kosten en uit onze eerdere ervaringen met renovaties weten wij dat we rekening moeten houden met een uiteindelijke financiële kostenpost van meer dan zes ton US-dollars, een uitgave die gelijk is aan bijna 80% van de totale explotatiebegroting van het bisdom voor het jaar 2024! Met goede moed zijn wij echter toch het proces gestart om op zoek te gaan naar financieringsbronnen, waarbij het bisdom ervan uit ging dat het volledige bedrag niet zonder leningen vergaard zou kunnen worden. Helaas is het ook deze keer niet gelukt om het benodigde bedrag bij elkaar te krijgen. Vanwege de ongunstige vooruitzichten van financieel rendement van het poortgebouw is de optie van een lening ook uitgesloten, omdat anders de last van de aflossing het bisdom jarenlang onder een enorme financiële druk zou plaatsen.
Het voortschrijdend verval van het gebouw met daarbij het toenemend gevaar van het losraken en neerkomen van delen van het gebouw, of zelfs volledige instorting, heeft het bisdom ertoe gedwongen om over te gaan tot afbraak van het pand. De directe verantwoordelijkheid die het bisdom draagt voor de veiligheid van talloze personen die zich dagelijks langs of onder het gebouw begeven, waaronder honderden schoolkinderen, personeel en bezoekers van het ministerie van Sociale Zaken, en nog vele anderen, heeft voor het bisdom in dit geval veel zwaarder gewogen dan het naleven van een monumentenwet, die, zoals eerder aangegeven, een enorme onredelijke last legt op de eigenaren van zulke panden.
Het bisdom heeft vanuit haar morele plicht geprobeerd om personen te beschermen tegen neervallende delen van het gebouw door het te omringen met bouwsteigers, waardoor personen ervan weerhouden werden om zich in de gevarenzone van het gebouw te begeven. Deze maatregel is eerder dit jaar genomen, in de hoop dat er financiering gevonden zou worden voor de renovatie en wij zijn hierbij het bouwbedrijf Kiesel NV zeer dankbaar dat zij de steigers hebben aangelegd en die ook maandenlang daar hebben gelaten. We zijn zelfs zo ver gegaan om de eerste voorbereidingen voor renovatie te treffen, door de nodige vergunningsverzoeken hiervoor in te dienen. Intussen werden alle mogelijke opties voor financiering bekeken, waarbij het bisdom zelfs uit eigen spaargelden zou bijdragen. Jammergenoeg is, zoals eerder gezegd, ook deze keer het financieringstraject mislukt en moest noodgedwongen het besluit tot afbraak worden genomen, vooral met het oog op de veiligheid van personen en goederen. Deze vakantieperiode achtten wij daartoe uitermate geschikt vanwege de afwezigheid van de enorme dagelijkse stoet aan schoolkinderen.
Gewetensvraagstuk
Hoewel het bisdom jarenlang naarstig heeft gezocht naar financiering voor de renovatie – zelfs uit de eigen schaarse middelen – leefde er tegelijkertijd ook een ernstig gewetensconflict over de morele juistheid van zo’n uitgave. Deze komt erop neer dat er voor het bisdom als kerk andere, veel belangrijkere noden zijn in de kerkgemeenschap en de totale samenleving waaraan in feite prioriteit zou moeten worden gegeven boven het renoveren van een gebouw. De pastorale en diaconale verplichtingen van het bisdom zijn de primaire doelen van de financiële middelen die ter beschikking zijn of die kunnen worden verkregen. Financiering van renovatie is pas dan geoorloofd indien de renovatie zal zorgen voor meer financiën ten behoeve van de pastoraal en de diaconie.
In het geval van het poortgebouw, met zeer onwaarschijnlijke vooruitzichten van het terugverdienen van deze enorme investering, rijst de pijnlijke vraag: moeten wij zoveel geld uitgeven aan een betekenisloos gebouw terwijl de core business van de kerk schreeuwt om hulp? Deze vraag blijft overeind ook al zouden alle benodigde gelden voor de renovatie worden gedoneerd. De overige monumentale panden waarin het bisdom wel heeft geïnvesteerd hebben allen hun kerkelijke, praktische of economische waarde voor het bisdom bewezen. Dit kan niet gezegd worden van het poortgebouw en derhalve achten wij het moreel onverantwoord om de investering te plegen.
Heer Minister, wij zijn ons ervan bewust dat een beslissing in deze kwestie geen gemakkelijke is, maar hebben wel het vertrouwen dat wij in gezamenlijk overleg kunnen komen tot een verantwoord besluit. Wij nemen hierbij de vrijheid om via u bij de regering erop aan te dringen dat de middelen worden vrijgemaakt voor de volledige financiering van de renovatie van het poortgebouw, mocht het uiteindelijk volstrekt onmogelijk zijn om een vergunning tot slopen te verstrekken. De tekeningen, het bestek en de daarbij behorende offerte van de aannemer willen wij u derhalve zo spoedig mogelijk toesturen.
Als kerkgenootschap zijn wij als geen ander bekend met wetgeving en de naleving daarvan. De rooms-katholieke kerk is voor wat betreft het bestuur en de ordening binnen de kerk onderworpen aan het kerkelijk recht, welke is vervat in de Codex Iuris Canonici, oftewel het Wetboek van Canoniek Recht. Dit wetboek eindigt, na een reeks van 1751 wetsartikelen met de stelling: “het zieleheil moet in de Kerk steeds de hoogste wet zijn.” Naar analogie hiervan zouden wij v.w.b. de civiele wetgeving van ons land willen zeggen: het algemeen belang en de bescherming van de burger van dit land moet steeds de hoogste wet zijn.
Met de meeste hoogachting,
_____________________________
+Karel Choennie
Bisschop van Paramaribo
Notitie: U kunt de brief aan de Minister en het overzicht van de uitgaven voor renovatie van de monumentale gebouwen van het RK Bisdom Paramaribo hieronder downloaden.





Categorieën:BISDOM, persbericht
Plaats een reactie