Commentaar op de Lezingen van de 2e Zondag van Pasen/ Feest van de Goddelijke Barmhartigheid (Jaar A)

Achtergrond van de eerste lezing (Handelingen der Apostelen 2: 42-47)

Handelingen der Apostelen is rond het jaar 62 n.Chr. geschreven door Lukas, de auteur van het derde evangelie. Lucas was al enkele jaren een van de trouwe medewerkers geweest van de apostel Paulus. Hij was een arts, dus een goed ontwikkelde persoon. Hij had veel aantekeningen gemaakt van zowel de verkondiging over Jezus die hij hoorde van Paulus en anderen, maar ook van de missionaire reizen van Paulus, waarop Lukas hem had begeleid. In de paastijd leest de Kerk in de liturgie als eerste lezing altijd uit dit belangrijke werk, waarin Lucas ons een beeld schetst van de geschiedenis van de jonge Kerk in Jeruzalem en Antiochië, en van de belangrijke rol daarin van de apostelen Petrus en Paulus. De episode van vandaag spreekt over de belangrijkste kenmerken van de jonge Kerkgemeenschap te Jeruzalem. Het geeft ons de grote mate van eenheid, zorg en liefde voor elkaar weer, die er onder de eerste groep Christenen leefden, doordat zij wisten dat Jezus de verrezen Heer met hen was in het gebed, in de Eucharistie en in de verkondiging van het Woord.

Eerste lezing: Handelingen der Apostelen 2: 42-47

De eerste christenen legden zich ernstig toe op de leer der apostelen, bleven trouw aan het gemeenschappelijk leven en ijverig in het breken van het brood en het gebed. Ontzag beving eenieder, want door de apostelen werden vele wonderbare tekenen verricht. Allen die het geloof hadden aangenomen, waren eensgezind en bezaten alles gemeenschappelijk. Ze waren gewoon hun bezittingen en goederen te verkopen en die onder allen te verdelen naar ieders behoefte. Dagelijks bezochten ze trouw en eensgezind de tempel, braken het brood in een of ander huis, genoten samen hun voedsel in blijdschap en eenvoud van hart, loofden God en stonden bij het hele volk in de gunst. En elke dag bracht de Heer er meer bijeen, die gered zouden worden.

Tussenzang:  Psalm 118

Refrein: BRENGT DANK AAN DE HEER, WANT HIJ IS GENADIG, EINDELOOS IS ZIJN ERBARMEN.

1. Stammen van Israël, dankt de Heer,

eindeloos is Zijn erbarmen.

Herhaalt het, dienaren van de Heer

eindeloos is Zijn erbarmen.

2. De Heer greep in met krachtige hand,

de hand van de Heer was machtig.

Geslagen, getuchtigd heeft mij de Heer,

maar niet ten dode gedoemd.

3. De steen die de bouwers hebben versmaad,

die is tot hoeksteen geworden.

Dit is de dag, die de Heer heeft gemaakt,

we zullen hem vieren in blijdschap.

Achtergrond van de tweede lezing (1 Petrus 1: 3-9)

De eerste brief van Petrus spreekt over de barmhartigheid van de Vader die ons Zijn Zoon schonk als Verlosser der wereld. De brief benadrukt hoe belangrijk het geloof is: ons geloof verbindt ons met de levende Christus en door te geloven in Hem, zullen wij delen in het goddelijk leven waarvan Hij de drager en Heer is. Door het geloof blijft Christus in ons, worden wij kinderen van de Vader, en leren wij steeds meer wat echte liefde betekent.

Tweede lezing: 1 Petrus 1: 3-9

Dierbaren, gezegend is God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons in zijn grote barmhartigheid deed herboren worden tot een leven van hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de dood. Een onvergankelijke, onbederfelijke, onaantastbare erfenis is voor u weggelegd in de hemel. In Gods kracht geborgen door het geloof, wacht gij op het heil, dat al gereed ligt om op het eind van de tijd geopenbaard te worden. Dan zult gij juichen, ook al hebt gij nu, als het zo moet zijn, voor een korte tijd te lijden onder allerlei beproevingen. Maar die zijn nodig om de deugdelijkheid van uw geloof te bewijzen, uw geloof, dat zoveel kostbaarder is dan vergankelijk goud, dat toch ook door vuur gelouterd wordt. Dan zal, wanneer Jezus Christus zich openbaart, lof, heerlijkheid en eer uw deel zijn. Hem hebt gij lief zonder Hem ooit gezien te hebben. In Hem gelooft gij, ofschoon gij Hem ook nu niet ziet. Hoe onuitsprekelijk, hoe hemels zal uw vreugde zijn, als gij het einddoel van uw geloof, uw redding, bereikt.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Johannes 20: 19-31)

De evangelielezing van deze tweede zondag van Pasen, dat is de achtste dag van Pasen, is altijd genomen uit het Johannesevangelie. Het doel van deze rijke tekst is heel duidelijk aangegeven in de laatste regel, die we hier extra aandacht willen geven om daarmee het luisteren en herlezen van de tekst extra diepgang te geven: “deze [tekenen] zijn opgetekend, opdat gij moogt geloven dat Jezus de Christus [dus de Messias] is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven, moogt leven in Zijn Naam”.

Evangelie: Johannes 20: 19-31

In de avond van die eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: “Vrede zij u.” Na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: “Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft zo zend Ik u.” Na deze woorden blies Hij over hen en zei: “Ontvangt de heilige Geest. Wier zonden gij vergeeft hun zijn ze vergeven, en wier zonden gij niet vergeeft hun zijn ze niet vergeven.” Tomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd, was echter niet bij hen toen Jezus kwam. De andere leerlingen vertelden hem: “Wij hebben de Heer gezien.” Maar hij antwoordde: “Als ik niet in zijn handen het teken van de nagelen zie, en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken, en mijn hand in zijn zijde leggen, zal ik het niet geloven.” Acht dagen later waren zijn leerlingen weer in het huis bijeen, en nu was Tomas er bij. Hoewel de deuren gesloten waren kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: “Vrede zij u.” Vervolgens zei Hij tot Tomas: “Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen. Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde en wees niet langer ongelovig maar gelovig.” Toen riep Tomas uit: “Mijn Heer en mijn God!” Toen zei Jezus tot hem: “Omdat ge Mij gezien hebt gelooft ge? Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.” In het bijzijn van zijn leerlingen heeft Jezus nog vele andere tekenen gedaan welke niet in dit boek zijn opgetekend, maar deze hier zijn opgetekend opdat gij moogt geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt in zijn Naam.

Overweging:

Op Beloken Pasen, de zondag na Pasen, viert de Kerk het feest van de Goddelijke barmhartigheid. Want met Pasen vieren we de verrijzenis van Christus, die het levende gelaat is van Gods barmhartigheid. Christus heeft die barmhartigheid telkens weer geopenbaard tijdens Zijn aardse leven: in Zijn opwekking van het enig kind van de weduwe in de stad Naïm en in het genezen van melaatsen die Jezus zo weer een plek gaf in de samenleving. Ook met de genezing van de blindgeborene, waar we vier weken geleden op de vierde zondag van de veertigdagentijd over nadachten, ook toen toonde Jezus Gods barmhartigheid. Maar ook bij het schenken van een nieuwe kans aan een vrouw die betrapt was op overspel en die omstanders wilden stenigen toonde Jezus Gods barmhartigheid: “Ook Ik veroordeel u niet. Ga heen, maar zondig van nu af niet meer”. Voortdurend verlegde Jezus de grenzen om ruimte te maken voor Gods barmhartigheid.

Ook vandaag in het evangelie toont Hij Zijn goddelijke barmhartigheid aan de leerlingen die nog hevig schokt waren van de wrede kruisdood van hun Meester. Zij waren bijeengekomen in de bovenzaal, de deur stevig op slot: bang voor hun leven, bang dat de hogepriesters en het sanhedrin opdracht zullen geven om ook hen, net als Jezus, gevangen te laten nemen. Maar ze zullen zeker ook gebukt zijn gegaan onder een groot gevoel van schuld en schaamte, want zij hadden hun Meester in de steek gelaten toen Hij hen het meest nodig had.

Maar toen verscheen de verrezen Heer in hun midden met een boodschap van vrede en barmhartigheid, en met een opdracht tot vergeving: “Shalom, vrede zij u. Ontvangt de Heilige Geest. Wiens zonden gij vergeeft, zullen vergeven zijn, maar wiens zonden gij niet vergeeft, zullen niet vergeven zijn”. Doordat de apostelen de vrede nu zelf mogen ervaren, zelf mogen ervaren vergeven te zijn door Hun verrezen Heer, kunnen zij de wereld met barmhartigheid en vergeving tegemoet treden. Het is de vrede van God de Vader die zij ontvangen hebben en daarom kunnen zij Gods barmhartigheid en vergeving doorgeven en steeds weer verkondigen.

De aarzeling van Thomas is de aarzeling van ons allen: waarom zouden wij barmhartig zijn voor anderen, als onze Meester dood is, onrechtvaardig gemarteld en ter dood gebracht alsof Hij een ordinaire crimineel was? Thomas staat nog niet open voor de kracht van het geloof. Hij is nog getraumatiseerd door de dood van Christus dat het einde leek te zijn van al zijn verwachtingen dat de tijd van de Messias in Jezus was aangebroken en dat zij daar een belangrijke rol in mochten spelen. Als Thomas dit leed wordt aangedaan waarom zou Hij dan anderen met liefde en verzoening moeten bejegenen?

Door de ontmoeting met de wonden van de verrezen Heer overwint Thomas zijn wrok en zijn ongeloof. Hij ervaart de vrede die boven het lijden uitstijgt. Thomas ziet in zijn verrezen Meester die de wonden draagt van lijden voor ons gedragen het enige antwoord op het onrecht in de wereld: tot in de dood toonde Christus aan het kruis de goddelijke barmhartigheid en heeft Hij de verlossing volbracht. In de vrede van de verrijzenis doorbreekt God de machten van de dood.

Toen Thomas Jezus’ wonden werkelijk zag, besefte hij dat er geen overwinning is zonder strijd, dat de weg van de overwinning wezenlijk loopt via de strijd: de strijd van Gods zelf-ontlediging in lijden en dood. In het bestaan dat beheerst wordt door duisternis en onrecht, door zonde en boosheid, waar hebzucht, onverschilligheid en al die andere uitingen van het kwaad heersen, daar ging Jezus tot het uiterste toe de weg van de graankorrel die in de aarde viel en stierf. Het kruis was de goddelijke barmhartigheid, was Gods diepste betrokkenheid op de wereld en Zijn weg van verlossing en verzoening.

“Vrede zij met u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend ik u”. De verrezen Heer geeft Zijn apostelen Zijn eigen zending van barmhartigheid door. Heel het wezen van Christus is doortrokken van barmhartigheid: reeds vóór Hij mens werd in de schoot van moeder Maria. De Heilige Drievuldigheid: Vader, Zoon en heilige Geest, is een dynamiek van barmhartigheid die naar de wereld uitgaat. De zending van de Zoon om de barmhartigheid van de Vader in deze wereld concreet een gezicht te geven, wordt door de heilige Geest aan ons doorgeven om op onze beurt concrete gebaren van barmhartigheid te stellen. Spreken over de drieëne God kan slechts geloofwaardig zijn wanneer het gepaard gaat met daden van barmhartigheid.

Zo hoorden we in de eerste lezing dat de apostelen tezamen met de gelovigen van de jonge Kerk te Jeruzalem, op de eerste plaats deze barmhartigheid zichtbaar maakten in hun onderlinge verhoudingen: één van hart en één van ziel en alles gemeenschappelijk, zoals we lezen in hoofdstuk 2 van de Handelingen der Apostelen. Deze oorspronkelijke levenshouding, doortrokken van concrete barmhartigheid en solidariteit, is in de afgelopen 2000 jaar het fundament en de inspiratiebron geworden van allerlei religieuze groepen, kloosters en vernieuwingsbewegingen in de Kerk. We kunnen daar nog steeds veel van leren. Al zijn wij geen kloostergemeenschap, wij kunnen wel onze gemeenschappelijke basis koesteren. Die basis is niet gelegen in onze opvattingen, onze meningen en onze gebruiken, maar deze gemeenschappelijke basis is gelegen in de barmhartigheid van God die ons door Jezus geschonken is. Vanuit Zijn Heilige Geest willen wij mensen van barmhartigheid zijn in deze wereld. “Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend ik u”: we zijn geroepen om in onze concrete manier van met elkaar omgaan een alternatief en inspiratie te bieden voor de verharde wereld. Als geloofsgemeenschap moeten we een beetje anders zijn, moeten we kunnen we tonen dat het anders kan. Als barmhartigheid de toon zet in onze omgang met elkaar en als we elkaar steeds weer vergeving durven vragen wanneer dit misgaat, zal Gods Geest van barmhartigheid in ons wonen en ons de weg wijzen. Laten we op deze zondag van de goddelijke barmhartigheid bijzonder mediteren op de enorme innerlijke kracht van de barmhartigheid en ons toewijden aan die bijzondere opdracht tot barmhartigheid.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: