Achtergrond van de eerste lezing (Wijsheid van Jezus Sirach (Ecclesiasticus) 15: 15-20)
Het oud-testamentische boek Wijsheid van Jezus Sirach wordt ook Ecclesiasticus genoemd. Het boek is rond 180 v.Chr. geschreven door een diepgelovige Jood, die waarschijnlijk in de grote Egyptische stad Alexandrië woonde. Hij spoort zijn mede-Joden aan om trouw te blijven aan hun Joodse geloof en eeuwenoude traditie, en niet te veel de heidense cultuur van hun omgeving te volgen. Het volgen van Gods geboden zoals die in de Tora, de wet van Mozes, en de andere Geschriften, gegeven is, is een bewuste keuze. De wijsheid die God ons schenkt door Zijn Woord, overtreft de menselijke wijsheid volledig. Trouw aan Gods Wet brengt ons tot God, die de Bron van het leven is.
Eerste lezing: Wijsheid van Jezus Sirach (Ecclesiasticus) 15: 15-20
Wanneer gij wilt, kunt gij de geboden onderhouden en het is ook verstandig te doen wat de Heer behaagt. Hij heeft het vuur en water voor u neergezet: gij kunt uw hand uitstrekken naar wat ge verkiest. Vóór de mensen liggen het leven en de dood,ben wat een mens behaagt, wordt hem gegeven. Want groot is de wijsheid van de Heer, zijn macht is geweldig en Hij ziet alles. Zijn ogen zijn gericht op wie Hem vrezen en iedere daad van de mens is Hem bekend. Hij heeft niemand bevolen te zondigen en aan niemand verlof gegeven om kwaad te doen.
Tussenzang: Psalm 119
Refrein: Gelukkig die voortgaan volgens de Wet van de Heer
1. Gelukkig degenen wier levensweg rein is,
die voortgaan volgens de wet van de Heer.
Gelukkig die acht slaan op wat Hij verordent,
Hem zoeken met heel hun hart.
2. Gij hebt uw bevelen gegeven,
opdat men ze trouw volbrengt.
Mogen mijn wegen recht zijn,
gericht op wat Gij beschikt.
3. Vergun uw dienaar dat hij mag leven,
dan houd ik mij steeds aan uw woord.
Ontsluit mijn ogen om te aanschouwen
de heerlijkheid van uw wet.
Achtergrond van de tweede lezing (1 Korintiërs 2: 6-10)
Paulus weet dat we een goddelijk Wijsheid vinden in Jezus, de mensgeworden Zoon van de Vader. Paulus benadrukt dat menselijke wijsheid niet te vergelijken is met de wijsheid die ons in Christus’ leer, lijden, kruisoffer en verrijzenis geopenbaard zijn. Die wijsheid zal ons slechts door de Heilige Geest gegeven worden, want, zo zegt Paulus, “de Geest van God doorgrondt alles, zelfs de diepste geheimen van God”.
Tweede lezing: 1 Korintiërs 2: 6-10
Broeders en zusters, wij spreken onder de volmaakten over de wijsheid, maar dat is niet de wijsheid van deze wereld of van de machten die deze wereld beheersen, waarvan de ondergang trouwens op handen is. Wij verkondigen een goddelijke wijsheid, die verborgen was, het geheime plan, door God van alle eeuwigheid ontworpen en bestemd voor onze verheerlijking. Geen van de machthebbers van deze wereld heeft ervan geweten. Als zij ervan geweten hadden, zouden zij de Heer der heerlijkheid niet gekruisigd hebben. Dit zijn de dingen waarvan de Schrift zegt: “Geen oog heeft ze gezien, geen oor heeft ze gehoord, geen mens kan het zich voorstellen, al wat God bereid heeft voor die Hem liefhebben”. Maar aan ons heeft God het geopenbaard door de Geest, want de Geest van God doorgrondt alles, zelfs de diepste geheimen van de Heer.
Achtergrond van de evangelielezing: (Matteüs 5: 13-16)
We lezen deze zondag weer een deel van Jezus’ Bergrede, die we vinden in Matteüs hoofdstukken 5, 6 en 7. Jezus leert ons hier de diepere betekenis van de voorschriften die we in de Wet en Profeten vinden. Met die uitdrukking “Wet en Profeten” verwijst Jezus naar heel het Oude Testament. Hij wijst erop dat velen er maar oppervlakkig mee omgaan. Hij gaat ons vervolgens voor in een benadering van Gods Woord waarin Hij de diepste vervulling van die woorden openbaart. God is liefde en Zijn woorden en voorschriften leiden ons tot een radicale keuze voor liefde, waarheid en trouw.
Evangelie: Matteüs 5: 13-16
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Denk niet dat ik gekomen ben om Wet of Profeten op te heffen. Ik ben niet gekomen om op te heffen, maar om de vervulling te brengen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eerder nog zullen hemel en aarde vergaan, dan dat één jota of haaltje vergaat uit de Wet, voordat alles geschied is. Wie dus een van die voorschriften, zelfs het geringste, opheft en zo de mensen leert, zal de geringste geacht worden in het Rijk der hemelen, maar wie ze onderhoudt en leert zal groot geacht worden in het Rijk der hemelen. Ik zeg u: Als uw gerechtigheid die van de schriftgeleerden en Farizeeën niet ver overtreft, zult gij zeker niet binnengaan in het Rijk der hemelen.
Gij hebt gehoord dat tot onze voorouders is gezegd: Gij zult niet doden. Wie doodt zal strafbaar zijn voor het gerecht. Maar Ik zeg u: Alwie vertoornd is op zijn broeder, zal strafbaar zijn voor het gerecht. Als gij uw gave komt brengen naar het altaar en daar schiet u te binnen, dat uw broeder iets tegen u heeft, laat dan uw gave voor het altaar achter, ga u eerst met uw broeder verzoenen en kom dan terug om uw gave aan te bieden.
Gij hebt gehoord dat er gezegd is: Gij zult geen echtbreuk plegen. Maar Ik zeg u: Alwie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd.
Indien uw rechteroog u tot zonde dreigt te brengen, ruk het uit en werp het van u weg; want het is beter voor u, dat één van uw lichaamsdelen verloren gaat dan dat heel uw lichaam in de hel wordt geworpen. En als uw rechterhand u tot zonde dreigt te brengen, hak ze dan af en werp ze van u weg; want het is beter voor u, dat één van uw lichaamsdelen verloren gaatdan dat heel uw lichaam in de hel terecht komt.
Ook is er gezegd: Wie zijn vrouw verstoot, moet haar een scheidingsbrief geven. Maar Ik zeg u: Wie zijn vrouw verstoot, behalve in geval van ontucht, brengt haar ertoe echtbreekster te worden; en wie een verstoten vrouw huwt, begaat echtbreuk.
Eveneens hebt gij gehoord, dat tot onze voorouders gezegd is: Gij zult geen valse eed doen, maar gij zult voor de Heer uw eden houden. Maar Ik zeg u in het geheel niet te zweren; Maar uw ja moet ja zijn en uw neen, neen; en wat daar nog bij komt is uit den boze.”
Overweging:
Ik zou de lezingen van deze zondag willen overwegen vanuit het thema: “Geen middelmatigheid maar geraakte leerlingen van Christus”.
Als we kijken naar de samenleving van Suriname, maar ook naar die van andere landen die we wat kennen, dan is een aangrijpend punt wanneer je er echt bij stilstaat, de middelmatigheid en lauwheid, of zelfs onverschilligheid van zeer vele Christenen in hoe ze in werkelijkheid de hoge, inspirerende idealen van Christus verwaarlozen of negeren.
Jezus spreekt in deze evangelielezing vanuit een grote bewogenheid met hen die in hun leven door armoede of onrechtvaardige situaties aan de rand van de maatschappij leven, Hij is bevlogen van het ideaal van zorgzaamheid en liefdevolle nabijheid tussen man en vrouw in het huwelijk, en Hij ziet heel scherp hoe wezenlijk echte oprechtheid, betrouwbaarheid en rechtschapenheid zijn voor de menselijke samenleving. In de Bergrede, waarvan we in het evangelie van deze zondag weer een deel bestuderen, wilt Jezus ons meekrijgen om samen met Hem te leven naar die idealen toe, vanwaar Hij ons aangeeft dat die de diepste betekenis laten zien van alle wetten en leefregels die God de Vader in de eeuwen van het Oude Testament gegeven heeft.
Maar vaak lijkt de overgrote meerderheid van Christenen niet vooruit te branden te zijn. “Als jullie gerechtigheid die van de farizeeën niet ver te boven gaat”, zegt Jezus, “zullen jullie geen deel hebben aan het Rijk Gods”. En met grote nadruk zegt Hij plechtig tot ons: “Laat je ‘ja’ echt ‘ja’ zijn en je ‘nee’ ‘nee’!” Maar er is zoveel onoprechtheid in onze samenleving, velen voelen zich diep teleurgesteld door de politieke intriges en door de grote schaal waarop in heel de samenleving mensen onoprecht met anderen omgaan. Het moreel verval wordt steeds erger en bij velen die toch door anderen als een gelovig en goed mens gezien willen worden, is hun “ja” geregeld in werkelijkheid helemaal niet “ja”, maar zijn ook zij deel van de corruptie die als een wijdverspreid kankergezwel met vele uitzaaiingen, onze samenleving vasthoudt in slecht bestuur en achteruitgang. Er is in onze samenleving een groeiende onverschilligheid omdat het lijkt dat wat je ook zegt of doet, de morele verloedering, de groeiende kloof tussen arm en rijk, en de greep van onoprechtheid en intriges het vaak bijna onmogelijk maken om nog te weten wat echt waar is.
Jezus lijkt overal in de wereld, en helaas ook in ons geliefd Suriname, tegen een muur te praten. Hij geeft aan dat wij, Zijn leerlingen, gekend moeten zijn om onze bewogenheid, onze inzet en onze hoge ethische wijze van leven. Maar is dat zo? Nee, vele Christenen zijn evenzeer deel van de corruptie, morele verloedering en intriges als hen die zeggen niet te geloven.
Het gaat Jezus erom dat wij geraakt zijn door de liefde van God en steeds meer willen leven naar hoe goedheid en barmhartigheid je verbinden met anderen om je heen. Hij wilt ons meenemen in het geloof, dat wat wij als mens worden wanneer liefde voor wat echt waar en rechtvaardig is, ons doen en laten vormt, veel belangrijker is, dan het hebben van veel geld, bezittingen en maatschappelijke positie. Jezus spreekt tot ons hart, maar bij velen gaat het het ene oor in en het andere oor uit, en velen zijn te onverschillig om zelfs maar echt grote moeite te doen om anders te willen leven. We verdedigen onszelf, of vergoelijken wat we doen, of we zijn uiterst selectief in welke bijbelteksten we willen horen en voor welke andere bijbelteksten we ons hart sluiten.
In de eerste lezing leert het Woord ons dat het erom gaat waarvoor we in werkelijkheid kiezen. Onze keuzes bepalen uiteindelijk wat we van onszelf maken en wat de echte waarheid is over voor welke waarden we gekozen hebben. Zo hoorden we in de eerste lezing :“Wanneer gij wilt, kunt gij de geboden onderhouden en het is ook verstandig te doen wat de Heer behaagt. Gods ogen zijn gericht op wie Hem vrezen en iedere daad van de mens is Hem bekend. Hij heeft niemand bevolen te zondigen en aan niemand verlof te geven kwaad te doen”.
Paulus noemde dit in de tweede lezing de goddelijke wijsheid. Ook hij spoort ons aan om samen met Christus te leven, want verbondenheid met Christus in gebed en het een vaste plaats geven van Zijn Woord in ons hart, laat ons een andere wijze van ‘zijn’ zien. Dan worden we steeds meer Zijn leerlingen, Zijn tochtgenoten. Dan ervaren wij dat wat Jezus ‘bekering’ noemt, namelijk een proces van als het ware door de kracht en wijsheid van de Heilige Geest opnieuw geboren worden, met andere ogen de wereld in gaan kijken en steeds meer gaan begrijpen waar het de Heer om gaat. Het is een proces dat de H.Augustinus heel krachtig heeft beschreven in een van zijn beroemde werken, de “Belijdenissen”. Ook hij leed een oppervlakkig leven, wist ook wel in grote lijnen wat God van de mens vraagt, maar leefde er niet naar en deed maar weinig moeite om dichter tot God te komen. Maar dan wordt zijn leven anders en maakt hij echt een keuze voor God, en geeft zijn hart aan God. En later kijkt hij terug op die cruciale periode in zijn leven en schrijft tot de Heer in dat boek: “Veel te laat heb ik U liefgekregen, God, Gij Schoonheid zo oud en voor mij toch zo eeuwig nieuw: veel te laat heb ik U liefgekregen. Binnen in mij was U, maar ik was buiten. Ik zocht U als een ziende blind, liep van U weg en liep verloren tussen zoveel schoonheid die niet U was. Toen hebt Gij geroepen, door mijn doofheid bent Gij heen gebroken, om mijn blindheid op de vlucht te jagen. Gij liet Uw zoete geur ruiken en ik haalde adem, en nu snak ik naar adem en naar U. Proeven deed ik U en sindsdien dorst ik, honger ik naar U”.
En zo herhaal ik het thema waar mee ik deze overweging begon: “Geen middelmatigheid maar geraakte leerlingen van Christus”. Zijn woorden zijn een krachtige oproep. Laten wij Zijn oproep beantwoorden met de eerste regels van een bekend kerklied: “De Heer heeft mij gezien en onverwacht ben ik opnieuw geboren en getogen. Hij heeft mijn licht ontstoken in de nacht, gaf mij een leven hart en nieuwe ogen”.
Categorieën:geloof en leven
Gaarne ontvang ik de digitale versie vn Omhoog.
LikeLike
Ik hb vr alsnog geen reactie
LikeLike