Commentaar op de lezingen van de 23e Zondag door het Jaar (Jaar C) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Wijsheid 9: 13-18b)

Vorige week zondag hadden we in de eerste lezing een passage uit het deuterocanonieke boek van het Oude Testament Wijsheid van Jezus Sirach. Deze week horen we een gedeelte uit het boek Wijsheid van Salomo, vaak ook kortweg “Wijsheid” genoemd. Tezamen met de andere deuterocanonieke boeken kwam het boek Wijsheid wel voor in de Septuagint, dat is de beroemde Griekse vertaling van het Oude Testament in Jezus’ tijd, maar werd het tegen het einde van de eerste eeuw door de Joodse rabbijnen niet tot de Hebreeuwse Bijbel gerekend. Maar omdat de Jonge Kerk de Septuagint als de Heilige Schrift, geinspireerd door Gods Geest, aanvaarde, worden deze deuterocanonieke boeken door onze Katholieke Kerk en de Orthodoxe Kerken gerekend tot de canon van het Oude Testament. In de protestantse Bijbels komen ze niet voor.

Het boek Wijsheid behoort tot de wijsheidsliteratuur, net als de boeken Prediker, Spreuken, Job, Wijsheid van Jezus Sirech en de Psalmen. Waarschijnlijk is het boek Wijsheid in de laatste decennia voor Christus geschreven door een diepgelovige Jood, levend in een Joodse gemeenschap buiten Israel, waarschijnlijk in de grote Joodse gemeenschap van de stad Alexandrie in Egypte. Zij leefden als Joden in een Griekssprekende, hellenistische cultuur. De Joodse denker presenteert het boek alsof het koning Salomo is die schrijft. Hoewel koning Salomo zeker acht tot negen eeuwen eerder had geleefd, was dit in de tijd van de auteur geen ongebruikelijke stijl van schrijven, omdat koning Salomo natuurlijk in de bijbelse traditie gekend was als een bijzonder wijze mens. De schrijver laat zijn lezers en toehoorders zien hoe rijk van inzicht de Joodse, bijbelse traditie is, zodat zijn geloofsgenoten die net hij in een heidense cultuur leefden, standvastig zouden blijven in hun geloof. In de passage van de eerste lezing benadrukt hij dat we God en Gods wil alleen maar met diepgang kunnen leren kennen als God zelf zich aan de mens openbaart en tot de mens spreekt. En dat was juist wat God gedaan heeft door de profeten van Israel. Door hun woord openbaart God Zijn wil en kan de gelovige mens die trouw blijft aan het bijbelse geloof, wegen gaan die God welgevallig zijn.

Eerste lezing:  Wijsheid 9: 13-18b

Wie van de mensen kan Gods plan doorgronden, wie ontdekken wat de Heer wil? De gedachten der stervelingen zijn immers onzeker, en twijfelachtig onze berekeningen. Het vergankelijke lichaam is een last voor de ziel, en onze aardse gebondenheid belemmert de beweeglijke geest. Wij begrijpen amper de dingen van deze wereld, en wat voor de hand ligt kost ons nog moeite; hoe zouden we dan het hemelse verstaan? Wie zou uw wil kunnen kennen, als Gij hem het inzicht niet geeft, en uw heilige Geest niet van boven zendt? Zo alleen kunnen de mensen op aarde rechte wegen gaan, leren zij kennen wat U welgevallig is, en worden zij door de wijsheid gered.

Tussenzang:  Psalm 90

Refrein: Gij, Heer, zijt steeds onze toevlucht geweest voor ieder geslacht opnieuw.

Wat sterfelijk is vergaat weer tot stof, Gij zegt: keer terug, kind van mensen! Voor U zijn duizend jaren één dag, als gisteren dat al voorbij is, een uur van slaap in de nacht.

Ons leven breekt af als een droom in de ochtend, kortstondig is het als gras op het veld. Des morgens ontkiemt het en schiet het op, des avonds is het verwelkt.

Leer ons onze dagen naar waarde te schatten en zo te komen tot wijsheid van hart. Laat af, Heer, hoe lang nog pijnigt Gij ons? Wees toch uw dienaars genadig.

Achtergrond van de tweede lezing (Filemon 1: 9b-10. 12-17)

De brief van Paulus aan Filemon is een korte, heel persoonlijke brief van Paulus, geschreven vanuit Rome of Efeze in de laatste jaren van Paulus’ leven tussen 55 en 60 n.Chr. Filemon was een dierbare vriend van Paulus. Een slaaf van Filemon, Onesimus genaamd, was een tijd tevoren van Filemon weggevlucht en bij Paulus terechtgekomen. Het is mogelijk dat Onesimus zijn meester had bestolen. Paulus was ondertussen reeds gevangen gezet omwille van zijn verkondiging van het evangelie van Christus. In de tijd dat Onesimus bij Paulus woonde, is hij tot geloof in Christus gekomen. Hij werd Paulus heel dierbaar en heeft duidelijk heel goed voor Paulus gezorgd, zozeer zelfs dat Paulus hem beschrijft als “het kind dat ik hier in de gevangenis, voor de Heer heb gewonnen”. Wanneer Paulus Onesimus weer naar zijn meester Filemon terugstuurt, verzoekt hij Filemon om Onesimus te vergeven en als medechristen en met hartelijkheid weer in zijn huishouden op te nemen.

Tweede lezing:   Filemon 1: 9b-10. 12-17

Dierbare, Paulus is het die u schrijft, een oud man, nu bovendien een gevangene van Christus Jezus, en mijn verzoek geldt het kind dat ik hier in de gevangenis voor de Heer heb gewonnen, ik bedoel Onesimus. Ik stuur hem terug naar u en met hem heel mijn liefde. Gaarne had ik hem hier gehouden als uw plaatsvervanger, om voor mij te zorgen in mijn gevangenschap voor het evangelie. Maar ik wil niets doen zonder uw instemming, ik wil niets afdwingen: uw goedheid moet zich spontaan kunnen uiten! Misschien was dat wel de reden waarom hij een tijd lang bij u is weg geweest: dat ge hem voorgoed terug zoudt krijgen, nu niet meer als slaaf, maar als veel meer dan een slaaf, als een geliefde broeder. Dat is hij voor mij al helemaal, hoeveel meer dan voor u, als mens en als christen. Als gij u dus met mij verbonden voelt, heet hem dan welkom zoals ge het mij zoudt doen.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Lucas 14: 25-33)

Jezus spreekt in deze passage over wat het voor Hem betekent om Zijn leerling te zijn. Hij geeft aan dat Hij niet veel heeft aan mensen die niet echt vanuit hun diepe binnenste aan Hem en aan het Rijk Gods gecommitteerd zijn, maar die alleen maar uit nieuwsgierigheid meetrekken, of die Hem alleen maar oppervlakkig bewonderen omwille van de wonderen en genezingen die Hij verricht. Jezus zoekt echt leerlingen die Zijn visie willen begrijpen en er oprecht naar willen leven, leerlingen die met Jezus willen optrekken en die zich laten raken door Zijn passie voor de armen en kwetsbaren, en door Zijn grote liefde voor de Vader. Hij zoekt leerlingen die bereid zijn om ook in moeilijke omstandigheden of pijnlijke tegenslagen Hem trouw te blijven. Jezus gebruikt daarbij een literaire stijl die in Zijn tijd vaak door rabbijnen gebruikt werd en die voor de mensen van Zijn tijd bekend was: “Als iemand naar Mij toekomt, die zijn vader en moeder en familie niet haat, kan hij Mijn leerling niet zijn”. Jezus maakt met deze stijl van spreken duidelijk hoe belangrijk die trouwe houding in de leerling voor Hem is. In deze stijl van prediken en onderrichten, bedoelt Hij dus niet letterlijk “haten”, maar geeft Hij met deze stijl aan: “Ik zoek leerlingen die echt met heel hun hart zich richten op de wil van de Vader, die zich laten raken door wat voor Mij echt belangrijk is, en die met Mij zullen blijven, in goede maar vooral ook in moeilijke tijden”.

Evangelie:  Lucas 14: 25-33

In die tijd trokken talloze mensen met Jezus mee; Hij keerde zich om en zei tot hen: “Als iemand naar Mij toekomt, die zijn vader en moeder, zijn vrouw en kinderen, zijn broers en zusters, ja zelfs zijn eigen leven niet haat, kan hij mijn leerling niet zijn. Als iemand zijn kruis niet draagt en Mij volgt kan hij mijn leerling niet zijn. Als iemand van u een toren wil bouwen, zal hij dan niet eerst er voor gaan zitten om een begroting te maken of hij wel genoeg bezit om hem te voltooien? Anders zou het hem kunnen overkomen, – als hij de fundering heeft gelegd en niet in staat is het werk te voltooien – dat allen die het zien hem gaan bespotten en zeggen: Die man begon te bouwen, maar hij was niet in staat het einde te halen. Of welke koning zal, – als hij tegen een andere koning ter oorlog wil trekken – niet eerst overleggen of hij sterk genoeg is om met tienduizend man het hoofd te bieden aan iemand die met twintigduizend man tegen hem optrekt? Zo niet, dan stuurt hij, als de tegenstander nog ver weg is een gezantschap en vraagt om de vredesvoorwaarden. Zo kan niemand van u mijn leerling zijn als hij zich niet losmaakt van al wat hij bezit.”

Overweging:

Vandaag zou ik met u willen nadenken over het thema “trouw aan de Heer”.

Zoals ik al eerder heb toegelicht, heeft Lucas al vanaf 9:51 geschreven dat Jezus vanaf toen vastberaden op weg ging naar Jeruzalem waar Hij in lijden en kruisdood zich geheel zou geven omdat Hij wist dat dat was wat de Vader van Hem vroeg, dat dat de wil was van de Vader. In Jeruzalem zou Hij zichzelf moeten wegschenken in lijden en dood; verheven aan het kruis zou Hij als de ware Mozes de mensheid vrijmaken van de slavernij van de machten van het duister in een uiteindelijke uittocht van dood naar nieuw leven. Aan het kruis zou Hij als het Paaslam door Zijn bloed de verzoening brengen van al onze zonden.

Op dit punt in hoofdstuk 14 is het dan alsof Lucas ons, de lezers, wilt vragen: “Waarom volgen jullie Jezus eigenlijk? Wat is je motivatie en hoe diep gaat je motivatie? Zul je Hem trouw zijn in de loop der jaren, zoals Hij trouw is geweest aan jullie?” Want let maar op: Lucas schrijft eerst dat er talloze mensen met Jezus mee trokken en dan zegt hij: “Jezus keerde zich om en zei”.

Het is precies in die uitdrukking “Jezus keerde zich om”, dat Lucas onze aandacht wilt pakken. Want er is nu een bewuste onderbreking: Jezus blijft staan en keert zich om. Dit is om ook ons te doen stilstaan bij de vraag: “Waarom zijn wij Christen? Met welke motivatie? Wat zijn wij bereid of niet bereid om daarvoor te doen, om daarvoor te geven?” Jezus blijft stilstaan en keert zich om naar elk van ons, om ons echt te doen nadenken over die vraag.

De meesten van ons zijn Christen geworden gewoon omdat we geboren werden in een christelijke setting, waar een of beide ouders Christen waren en ons lieten dopen. Anderen hebben op latere leeftijd, als tiener of volwassene, zich laten dopen, maar ook dan kan een motivatie van het begin met verloop van tijd gaan wegzakken, of was misschien zelfs al bij het begin al een beetje oppervlakkig. Dus de vraag is: “Waarom ben ik nu Christen? Wat is mijn motivatie om Christen te blijven, om mee te blijven trekken met die enorme stroom van mensen die zeggen Christen te zijn?”. En onder die vraag ligt de nog fundamentelere vraag: “Hoe ben ik Christen? Wat betekent het feitelijk voor me? Leg ik er heel mijn hart in of blijft het meer aan de rand van wie ik ben en van wat mij bezig houdt?”.

Voor Jezus moet het gaan om echte liefde! En echte liefde is trouw! We weten dat van trouwe liefde tussen gelukkig gehuwden, ook van ouders die echt trouw van hun kinderen houden en alles voor hen geven. We weten dat van volwassen broers en zussen die over de jaren er echt voor elkaar zijn. We kennen het wanneer we met grote waardering zeggen dat iemand echt trouw is geweest in het beroep of in de zorgverlening of in de toewijding aan anderen. Wat we in al die gevallen bewonderen heeft te maken met die belangrijke deugd “trouw”: trouw zijn in de aandacht en de genegenheid die je elkaar geeft; trouw zijn in de inzet voor elkaar; trouw zijn in de tijd, de energie en de aandacht die in de loop der jaren trouw werd gegeven en waardoor men wist en heeft mogen ervaren dat men op elkaar kon rekenen, van elkaar wist dat je er voor elkaar bent. Dat is trouw.

Dit is het waar Jezus op doelt wanneer Hij de korte parabel geeft van een koning die met een leger van tienduizend man optrekt tegen een tegenstander die de beschikking heeft over twintigduizend man. Als de tienduizend man van de eerste koning sterk gemotiveerd zijn, trouw en toegewijd, en ook nog goed getraind zijn en inzicht hebben, dan zou het heel goed kunnen, dat zij ondanks het kleinere aantal toch dat grotere leger zullen verslaan. Maar als die toewijding, die inzet en vooral die trouw er niet is, of er veel te weinig is, dan moet die koning die strijd niet aangaan maar liever om vredesvoorwaarden vragen. Dezelfde boodschap ligt er verscholen in dat andere beeld van iemand die een toren wilt gaan bouwen: het verwijst naar de diepere vraag: “Met welke toewijding, inzet, liefde en trouw kom je naar je geloof toe?”

Het type leerling dat de Heer zoekt, het type geloof waarnaar Hij op zoek is in ons, moet te maken hebben met echt trouwe in de liefde, trouw in de aandacht voor God, trouw en betrokkenheid: ook in tijden van tegenslag en beproeving. Jezus plaatst daarom de trouw in het geloof en de liefde voor God naast de trouw die we heel vaak ervaren in de sfeer van ouders, kinderen en kleinkinderen, broers en zussen en nabije familieleden. Daar kennen we vaak zorg, betrokkenheid en er voor elkaar zijn. Wel, het geloof in God de Vader, en de betrokkenheid bij Jezus Zijn Zoon, moet op zijn minst zo een zelfde niveau van trouw, betrokkenheid en toewijding kennen. Jezus geeft dat weer met een stijl van spreken die we in het Midden Oosten van Zijn tijd heel vaak tegenkomen. We noemen het de “literaire overdrijving”: het houdt in dat de spreker zijn of haar punt maakt door het belangrijke waar het om gaat, op een manier uit te drukken die op zich overdreven is, en juist daarom helder de aandacht trekt en ook goed onthouden zal worden. Met dit in ons achterhoofd, verstaan we dan Jezus woorden beter: “Als iemand naar Mij toekomt, die zijn vader en moeder, zijn vrouw en kinderen, zijn broers en zusters, ja zelfs zijn eigen leven niet haat, kan hij mijn leerling niet zijn. Als iemand zijn kruis niet draagt en Mij volgt kan hij mijn leerling niet zijn”.

Het gaat er dus om dat Jezus ons vraagt of wij Hem echt trouw zullen zijn, en dat niet alleen even nu, maar over de loop der jaren, ook als er moeilijke pijnlijke tegenslagen zijn. Als het ware vraagt Hij; “Zul je me trouw zijn, tijd maken en aandacht om je te verdiepen in Mijn liefde, om met je hart Mijn Woord te beluisteren en zo te willen leren wie Ik ben? Zul je Mij trouw zijn in het geloof en in de betrokkenheid, zoals je trouw bent aan je vader en moeder, je partner en je kinderen, je broers en zusters? Zul je Mij ook trouw zijn wanneer Ik, om mijn eigen redenen die je op dat moment nog niet zult kennen, je enkele moeilijke tegenslagen laat meemaken? Dus, wanneer er een kruis te dragen is, zul je Mij ook dan trouw blijven in je aandacht, gebed en inzet, of ga je dan boos, teleurgesteld en met wrok van Me weg? Mag Ik rekenen op je? Mag Ik rekenen op vele momenten de jaren door waarin je Mij in de stilte van het gebed zoekt en woorden zult spreken van dankzegging, van aanbidding en geloof? Zul je Mij de gelegenheid geven om je diepere inzichten te geven in wat Ik voor je wil, wat Ik in jou zie en wat Ik van je wil maken? Mag Ik op je rekenen wanneer Ik positieve initiatieven neem: ben je dan voor Me beschikbaar met je creativiteit en je talenten, zul je dan iets bijdragen door je ervaringen en inzichten in te zetten bij dat initiatief waartoe Ik je dan zal roepen?

Jezus verhult niet dat er geregeld ook een kruis zal zijn in ons leven. Wat God voorheeft met dat kruis, waarom Hij het toelaat, of misschien wel bewust op onze levensweg plaatste, zullen wij op dat moment meestal niet weten. Soms weten we het de rest van ons leven niet. Maar wat we wel zeker kunnen weten is dit: Hij heeft er Zijn redenen voor en die hebben altijd een plek in Zijn eeuwige trouw en zorg voor elk van ons. De vraag is daarom: “Zul je Mij ook trouw blijven in aandacht, gebed en inzet als Ik een kruis toelaat?”

Ik moet denken aan een familielid dat eens in een tijd van een zwaar kruis zich daardoor een beetje boos voelde en in het gebed naar God riep: “Waaraan heb ik dat verdiend?” en die toen in het gebed Moeder Maria zag staan onder het kruis waar Jezus aan het sterven hing, en zij vroeg: “En waar heb ik dit aan verdiend?” Zo liet de Heer via dit beeld weten dat een kruis niet op de eerste plaats iets is dat wij hebben verdiend door onze zonden of tekortkomingen. Moeder Maria had geen zonde, geen tekortkomingen, maar moest toch de hartverscheurende pijn meemaken om haar Zoon, die zij altijd had gekoesterd en bemind, nu op zo een wrede, onrechtvaardige en brute wijze aan het kruis te moeten zien sterven alsof Hij een crimineel was. Zij zou nu alleen komen te staan in het leven en dat door zo’n onbegrijpelijke wreedheid jegens haar Zoon die slechts liefde en zuivere goedheid was geweest. Toch heeft Maria niet de vraag gesteld: “Waaraan heb ik dit verdiend?” Haar trouw aan God deed haar erop vertrouwen dat als Hij een reden had, dat dit op dit moment moest gebeuren: dan zal het een goede reden zijn, omdat ik weet dat God liefde is, dat Hij de beschermer is van de armen en de toevlucht van de kwetsbaren. En zo bleef Maria trouw in haar vertrouwen op God, ook toen daar onder het kruis een zwaard van lijden haar hart doorboorde.  

En zo bid ik God om de kracht om Hem altijd trouw te blijven, om Hem dank en eer te brengen. Ik bid Hem om de genade van de Heilige Geest, om Jezus altijd met heel mijn hart te volgen, Hem als Mijn Verlosser te eren met vertrouwen, met liefde en toewijding. Ik wil leven van de inzichten van Zijn Woord, dat me de zorgzaamheid leert voor kwetsbaren, voor de schepping en de natuur door God geschapen, en de inzet voor degenen om mij heen waar ik als naaste iets voor kan betekenen. En de momenten in mijn leven dat ik een kruis te dragen kreeg hebben mij ook veel geleerd: ik ben er sterker door geworden en kreeg er nieuwe inzichten door. Zo bid ik om de kracht altijd leerling van Jezus te zijn en Hem te volgen waar Hij mij ook zal leiden.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

1 reply

  1. Dank voor de achtergrond lezing, dank voor de overweging. Het zijn antwoorden op vragen waar ik mee zit. Ik kan niet in woorden uitdrukken hoeveel dit voor mij betekent. Dank

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: