Achtergrond van de eerste lezing (Genesis 18: 1-10)
De kern van de pericope uit Genesis die we deze zondag als eerste lezing hebben is de Godservaring waarin God aan Abraham de uiteindelijke vervulling toezegt van Zijn belofte dat Abraham via Sara zijn vrouw een nageslacht zal hebben zo talrijk als de sterren aan de hemel en de zandkorrels op het strand. Er is iets heel bijzonders aan deze bijbelse tekst: het verhaal opent met de heldere mededeling dat de Heer, in het Hebreeuws Jahwe, aan Abraham verscheen. Ook in verzen iets verderop wordt nogmaals rechtstreeks verwezen naar God die zich over Abraham buigt. Deze nabijheid van God geschiedt op verborgen wijze en wel in het onverwachte bezoek van drie mannen. Met vele bijbelgeleerden en kerkleraars mogen we hier in geloof een eerste verborgen bijbelse aanwijzing zien van de H.Drieëenheid. Maar vooral verkondigt deze tekst ons dat God in het verborgene de mens nabij blijft, dat Hij zich door mensen, omstandigheden, momenten van gebed, maar ook in soms hele gespannen situaties zich openbaart als de God die ons ziet en ons tot verlossing en tot volheid van leven wilt brengen. In die zin bestaat er geen toeval, maar wordt er vaak opgemerkt dat ‘toeval’ de naam is van God wanneer Hij verborgen wilt brengen. In deze bijbelse tekst zien we dat Abraham in eerste instantie in niets vermoedt dat God met hem bezig is. Vol gastvrijheid en goedheid heet Abraham deze drie voor hem onbekende vreemdelingen welkom in zijn tenten op en zorgt voor een smakelijke maaltijd. In zijn gastvrijheid jegens deze drie mannen komt Gods zegen nogmaals over Abraham. Binnen een jaar zal bij Sara zijn vrouw, die net als hij reeds bejaard is, een zoon geboren worden.
Eerste lezing: Genesis 18: 1-10
In die dagen verscheen de Heer aan Abraham bij de eik van Mamre, terwijl hij op het heetst van de dag bij de ingang van zijn tent zat. Hij sloeg zijn ogen op en zag plotseling drie mannen voor zich staan. Meteen liep hij van de ingang van zijn tent naar hen toe. Hij boog diep voor hen en zei: “Wees zo welwillend, heer, uw dienaar niet voorbij te gaan. Ik zal water laten brengen; was uw voeten en rust hier onder de boom. Ik zal brood voor u halen om u te sterken voor uw verdere reis. Gij zijt niet voor niets bij uw dienaar langs gekomen.” Zij zeiden: “Heel graag.” Abraham ging haastig de tent in naar Sara en zei: “Neem gauw drie maten fijn meel, kneed het en bak er koeken van.’ Daarna liep Abraham naar de kudde, zocht een lekker mals kalf uit en gaf het aan zijn knecht om het snel klaar te maken. Toen bracht hij hun kaas en melk, en het kalf dat hij had laten toebereiden, en zette hun dat alles voor. Terwijl zij aten, bleef hij bij hen staan, onder de boom. Toen vroegen ze hem: “Waar is Sara, uw vrouw?” Abraham antwoordde: “Daar in de tent.” Toen zei de bezoeker: “Over een jaar kom ik weer bij u terug; dan zal Sara, uw vrouw een zoon hebben.”
Tussenzang: Psalm 15
Refrein: Heer, wie mag te gast zijn in uw tent?
Wie rechtvaardig is en eerbaar leeft, in zijn hart geen boze plannen koestert. Geen bedrog pleegt met zijn tong; wie zijn evenmens geen schade doet.
Wie zijn buren niet te schande zet; wie de boosdoener veracht. Maar de dienaars van de Heer in ere houdt; wie beloften in zijn eigen nadeel toch volbrengt.
Wie zijn bezit niet uitleent tegen woeker, als getuige niet omkoopbaar is. Wie zich zo gedraagt zal niet wankelen in eeuwigheid.
Achtergrond van de tweede lezing (Kolossenzen 1: 24-28)
Paulus heeft als apostel veel geleden omwille van de verkondiging van het evangelie. Hij is vaak door Joodse overheden gevangen genomen, enkele keren heeft hij 39 zweepslagen gekregen omdat ze hem ervan beschuldigden dat hij door te leren dat in Jezus Gods beloften zijn vervuld, hij verdeeldheid zou brengen in de Joodse gemeenschap en zo de openbare orde in gevaar zou brengen. Ook heeft Paulus tijdens zijn missiereizen geregeld ontberingen geleden, eens zelfs schipbreuk geleden en dagenlang in honger en grote onzekerheid doorgebracht. Maar in al dat lijden blijft hij zeker van de verborgen nabijheid van de Heer. Paulus weet dat in het leven van de mens die zich oprecht richt op God, niets toeval is, maar dat God alles een plek zal geven in Zijn plannen. Daarom blijft Paulus zich trouw inzetten voor de Kerk, die hij het Lichaam van Christus noemt omdat hij weet dat in gelovige mensen de liefde van de verrezen Heer handen en voeten krijgt. Zo blijft Paulus onderrichten en verkondigen, wat voor lijden het hem ook moge brengen, om -zoals hij schrijft- “allen in Christus tot volmaaktheid te brengen”.
Tweede lezing: Kolossenzen 1: 24-28
Broeders en zusters, ik verheug mij dat ik voor u mag lijden, en in mijn lijdend lichaam aanvullen wat nog ontbreekt aan de beproevingen van de Christus, ten bate van zijn lichaam dat de kerk is. Ik ben haar dienaar geworden krachtens de opdracht die God mij gegeven heeft; namelijk om u het woord Gods te brengen in heel zijn volheid: om het geheim te verkondigen dat verborgen was voor alle eeuwen en alle generaties, maar dat nu is geopenbaard aan zijn gelovigen. Hen heeft God bekend willen maken hoe machtig en hoe wonderbaar dit geheim is onder de heidenvolken. En dit geheim bestaat hierin: “Christus in u” en ook: “hoop op de eeuwige heerlijkheid”. Hem verkondigen wij dus wanneer wij allen, zonder onderscheid vermanen en onderrichten met alle wijsheid die ons gegeven is om ook allen, zonder onderscheid in Christus tot volmaaktheid te brengen.
Achtergrond van de evangelielezing: (Lucas 10: 38-42)
Jezus had niet alleen in de noordelijke provincie Galilea veel volgelingen, maar ook in de zuidelijke provincie Judea waren er velen die in Hem een door God gezalfde rabbi zagen en velen waren ervan overtuigd dat Hij de langverwachte Messias was. Zo ook de twee gezusters Marta en Maria, en hun broer Lazarus. Zij hadden grote liefde voor de Heer en Hij is graag bij hen thuis. Marta en haar zus Maria uiten hun liefde voor Jezus op verschillende wijze, maar allebei zijn oprecht in hun liefde en genegenheid: Marta door lekker eten voor Jezus klaar te maken en haar zus Maria door vol geloof elk woord in zich op te nemen van alles wat Jezus haar leert over het Rijk Gods.
Evangelie: Lucas 10: 38-42
In die tijd kwam Jezus in een dorp, en een vrouw die Marta heette, ontving Hem in haar woning. Ze had een zuster, Maria die – gezeten aan de voeten van de Heer – luisterde naar zijn woorden. Marta werd in beslag genomen door de drukte van het bedienen, maar ze kwam er een ogenblik bij staan en zei: “Heer, laat het u onverschillig dat mijn zuster mij alleen laat bedienen? zeg haar dan dat ze mij moet helpen.” De Heer gaf haar ten antwoord: “Marta, Marta, wat maak je je bezorgd en druk over veel dingen. Slechts één ding is nodig. Maria heeft het beste deel gekozen en het zal haar niet ontnomen worden.”
Overweging:
Het evangelie van deze zondag stelt ons voor een indringende maar ook boeiende uitdaging. Wanneer we zo volgen wat er daar gebeurde, hoe Marta kwam klagen bij Jezus over haar zus Maria, de Heer zelfs probeerde te porren om haar zus een standje te geven om haar te komen helpen, en we horen Jezus’ antwoord, dan moet dat ons in feite echt tot diep nadenken stemmen.
Het gaat er eigenlijk om wat nu werkelijk van belang is voor ons, wat het leven betekenisvol maakt, wat de moeite waard is om ons in te verdiepen en steeds meer mee bezig te zijn.
Wat Marta deed was natuurlijk prachtig: met liefde en genegenheid was ze aan het koken, en druk bezig met alle andere huishoudelijke taken om het zo fijn en gastvrij mogelijk te maken voor Jezus, hun geliefde Meester, hun Rabbi, die in hun huis te gast was.
Maar voor Jezus was dat eigenlijk helemaal niet zo belangrijk. Waarom? Omdat Hij wist hoeveel Marta en Maria van Hem hielden! Veel belangrijker was het voor Jezus om hen te doen delen in Zijn passie, in het samen met hen die levenstocht van het Rijk Gods zoeken, samen nadenken over wat God vraagt, hoe liefde en trouw te beleven in de harde, onrechtvaardige samenleving die door de Romeinen werd onderdrukt en uitgebuit, geholpen door een deel van de rijken. Jezus wilde met deze twee geliefde zussen delen hoe verrassend God is, hoe het zal zijn wanneer wij God werkelijk als Koning laten heersen over ons denken en handelen, en hoe binnen te dringen in de persoonlijke roeping die uitgaat van het Woord van God, ja, van het leven zelf met al haar ups en downs.
Maria zit aan de voeten van Jezus, zegt de evangelist Lucas ons. Hij alleen onder de vier evangelisten verhaalt ons van deze dag. En dat is goed te begrijpen: Lucas blijkt steeds weer onder de indruk te zijn van Jezus’ aandacht voor de vrouwen, die in die tijd meestal een achtergestelde plaats innamen. Vrouwen mochten in de synagoge niet te midden van de mannen zitten. De mannen waren in de grote mooie ruimte vooraan in de synagoge, maar de vrouwen moesten achter een gordijn achterin de synagoge naar alles luisteren. Ze mochten vooral nooit spreken, nooit vragen stellen, nooit echt de Tora bestuderen. Dat was -naar de tijdgeest van toen- niet voor vrouwen. Dat was voor mannen.
Misschien was het omdat Lucas arts was van beroep, dat hij een extra diepe verbondenheid voelde met de armen, de achtergestelden, met hen die amper of geen geld hadden om hem als arts te vragen naar hun ernstig zieken te komen kijken. Lucas hoorde van de apostelen en van Paulus dat Jezus juist voor de armen, onderdrukten, voor mensen in de marge van de samenleving, en ook voor de vrouwen een grote passie had, veel tijd doorbracht tussen hen en hen leerde: “Zalig gij die arm zijt, want van u is het Rijk Gods”.
En zo wilde Lucas deze ontmoeting van Jezus met Marta en Maria niet verloren zien gaan en legde hij het vast in zijn evangelie. Want hier gebeurde wederom iets dat ons een inzicht geeft in wat voor Jezus Gods Rijk in feite doet, in welke richting het ons leidt, met welke ogen God ons naar het leven wilt doen kijken en waar we de kracht van het Rijk Gods kunnen vinden.
Maria was gezeten “aan de voeten van Jezus” zegt Lucas en dat was een uitdrukking die in die tijd betekende dat Maria hier als een leerling van Jezus intensief naar Hem luisterde en van Hem leerde door een diepgaand gesprek waarin zij samen middels luisteren, vragen stellen, antwoorden bespreken en bevragen, zich verdiepten in onderwerpen die echt ergens over gaan. En dat was hoogst ongebruikelijk, nee, het was ondenkbaar voor die tijd. Vrouwen moesten huishoudelijk werk doen.
Maar Jezus neemt het niet alleen op voor Maria tegenover haar zus Marta, Hij stelt op deze wijze ook de vraag naar ons allen: is het Rijk Gods voldoende iets waar je een passie voor voelt. Waar verdiep jij je in, waar vind je kracht en waar richt je je innerlijke aandacht op?
Jezus maakt ons duidelijk dat we allen geroepen zijn om steeds weer na te denken over hoe we samen een goed leven opbouwen, dwars door maatschappelijke grenzen heen. Hij laat ons in het evangelie van vandaag zien hoe belangrijk en levengevend het is om steeds weer diep na te denken over wat het belangrijkste is voor een echt menselijk leven, over wat we boven alles zouden moeten verlangen voor onszelf, voor ons gezin, voor onze werkkring en samenleving, en voor de Kerk. Hij vraagt ons om na te denken over hoe ons leven, ons gezin, onze maatschappij en onze Kerk eruit zou kunnen zien als het Rijk Gods meer de kans krijgt om ons te leiden tot een diepere visie en een oprechtere naastenliefde en betrokkenheid bij elkaar. Wat verlang ik in al hetgene waarnaar ik verlang en waarmee ik bezig ben? Is het alleen het oppervlakkige, het materiële, dat wat de huidige tijdgeest in al zijn onrust en egoïsme nastreeft of kunnen wij ons nog laten raken door wat er echt toe doet om gelukkig te zijn in het leven? Maar waarin bestaat dat dan? En hoe blijf ik er naar streven? Wat ben ik bereid ervoor te doen, hoe bewaar ik de diepgang?
Abraham was duidelijk ook een mens geraakt door dat verlangen naar diepgang, geraakt door de tijden van gebed en inkeer naar God toe die vast deel waren van Abrahams leven. Hij heeft daar voor gekozen en er prioriteit aan gegeven. En dat vormde Abraham, dat leerde hem de pijnen van het leven, van het niet begrijpen, van het soms moeten loslaten te beleven vanuit zijn geloof in Gods verborgen nabijheid in zijn leven en in de wereld. En zo komt dan die dag waarop Abraham vanuit deze diepgang de drie vreemdelingen die hij vanuit de woestijn ziet komen gastvrijheid en vriendschap verleent, en hij Gods zegen ten diepste ervaart. Er komt leven waar hij dat niet meer durfde hopen, er weerklinkt een woord van toekomst zoals God alleen dat kan bereiden en Abraham mocht zich bevestigd voelen dat zijn diepgang, zijn nadenken over geloof en liefde, over mensen en over Gods wegen, door God gezien zijn. God maakt Zijn thuis in het hart en leven van Abraham en Sara en dat plaatst ons eigen eindige leven in het licht van eeuwigheid, vreugde en voltooiing in God.
Jezus doorbreekt menselijk grenzen en vraagt ons om Hem te volgen. Hij vraagt ons om steeds weer na te denken over hoe kracht, goedheid, gebed, openheid en creativiteit ons tillen boven wat we nou eenmaal gewend zijn. Voor Marta was het zeker even slikken toen ze Jezus’ antwoord hoorde. Maar als we dan horen wat Johannes ons in zijn evangelie vertelt over wat Marta aan Jezus zei toen hun broer Lazarus gestorven was, dan lijkt het er zeer zeker op dat ook zij zich heel wezenlijk heeft laten inspireren door Jezus, en dus net als haar zus Maria zich heeft laten meenemen door de rijkdom van Jezus’ woorden en leven. Ook voor Marta was dit alles een weg van vallen en opstaan, een menselijk proces van groeien in inzicht, met alle tekortkomingen en minder sterke momenten die ons mensen eigen zijn.
Dat stelt ons gerust. De Heer vraagt niet van ons om een soort superman te zijn, slechts om op onze eigen wijze “aan Zijn voeten te blijven zitten”, ons door Hem gevormd te laten worden en te blijven nadenken over onze roeping als mens. God wil Zijn thuis maken in ons innerste, in ons leven, in onze mensenwereld. En daarom zegt Zijn Zoon ons steeds weer: “Zoekt eerst het Koninkrijk van God en al het andere zal je erbij gegeven worden “.
Categorieën:geloof en leven
Geef een reactie