Achtergrond van de eerste lezing (1 Koningen 19: 16b. 19-21)
Deze eerste lezing beschrijft hoe de grote profeet Elia zijn opvolger roept om profeet in Israël te worden. Elisa was niet een leerling van hem, maar landbouwer. Het werpen van zijn eigen mantel over Elisa, was Elia’s teken dat hij Elisa uitnodigde om hem als een leerling te volgen en na hem, zijn roeping als profeet voort te zetten. Wel maakte Elia het heel duidelijk dat dit slechts waarde zal hebben als Elisa met volle overtuiging en tmet rouwe toewijding ervoor kiest Gods werk te doen. Elisa drukt zijn beslissing om Gods roeping te aanvaarden uit in het slachten van twee van zijn ossen, hun vlees te koken op het hout van de jukken waarmee hij tot dan toe als landbouwer zijn akker had beploegd en het werkvolk met dit vlees te eten te geven. Elisa laat zo zijn leven als landbouwer achter zich en wordt een leerling van Elia. Na diens dood zal hij de volgende grote geestelijke leider van Israël worden.
Eerste lezing: 1 Koningen 19: 16b. 19-21
In die dagen zei de Heer tot Elia: “Gij moet Elisa, de zoon van Safat zalven tot uw opvolger als profeet.” Elia vertrok en trof Elisa, de zoon van Safat, terwijl die aan het ploegen was. Twaalf koppels ossen gingen voor hem uit; hijzelf bevond zich bij het twaalfde. Toen Elia langs kwam, wierp hij Elisa zijn mantel toe. Elisa liet de ossen in de steek, liep Elia achterna en zei: “Laat mij eerst afscheid nemen van mijn vader en mijn moeder; dan zal ik u volgen.” Hij antwoordde hem: “Ga maar weer terug; heb ik je soms tot iets verplicht?” Hierop ging Elisa naar de ossen terug, slachtte er twee, kookte het vlees op het hout van de jukken en gaf het aan het werkvolk te eten. Daarna vertrok hij, volgde Elia en werd zijn dienaar.
Tussenzang: Psalm 16
Refrein: De Heer is mijn erfdeel.
Behoed mij, God, tot U neem ik mijn toevlucht; Gij zijt mijn Heer, ik erken het. De Heer is mijn erfdeel, mijn dronk uit de beker, Hij heeft mijn lot in zijn hand,
Ik dank de Heer die mij altijd geleid heeft, Hij spreekt ook des nachts in mijn hart. Steeds houd ik mijn ogen gericht op de Heer, ik val niet, want Hij staat naast mij,
Daarom ben ik vrolijk en blij van geest, daarom kan ik rustig gaan slapen. Mijn ziel laat Gij niet aan het dodenrijk over, Gij levert uw dienaar niet uit aan het graf,
Achtergrond van de tweede lezing (Galaten 5: 1. 13-18)
Paulus gebruikt in zijn brief aan de Galaten datzelfde begrip van een juk, zoals we dat tegen kwamen in de eerste lezing bij Elisa, de twee van zijn ossen slachtte en kookte op het hout van de jukken als teken dat hij zijn leven als landbouwer achter zich liet om vanaf nu zich aan het werk te wijden waartoe God hem riep. Paulus echter gebruikt het begrip in figuurlijke zin om te verwijzen naar het juk van de zonde en het negatieve. Hij heeft onder een deel van de geloofsgemeenschap van Galate een manier van met elkaar omgaan opgemerkt, waar hij hen vermanend over aanspreekt. Paulus heeft het over “elkaar blijven bijten en klauwen”, en over zelfzucht en egoïsme. Zo met elkaar omgaan gaat in tegen het werken van de Heilige Geest die steeds een eenheid in verscheidenheid tot stand wilt brengen onder mensen. Juist de gelovige Christenen zouden, door te leven naar de Geest, een voorbeeld moeten zijn van goedheid en naastenliefde. Maar we zien dat dit ook in Paulus’ tijd lang niet altijd even gemakkelijk was.
Tweede lezing: Galaten 5: 1. 13-18
Broeders en zusters, voor de vrijheid heeft Christus ons gemaakt. Houdt dus stand en laat u niet weer het slavenjuk opleggen. Gij werdt geroepen om vrije mensen te zijn. Misbruikt echter de vrijheid niet als voorwendsel voor de zelfzucht; dient elkaar in liefde. Want de hele wet is vervat in dit éne gebod: “Bemin uw naaste als uzelf.” Maar als ge elkaar blijft bijten en klauwen vrees ik dat ge elkaar op de duur zult verslinden. Ik bedoel dit: leeft naar de Geest, dan zult ge niet uitvoeren wat de zelfzucht dicteert. Wat de zelfzucht wil, strijdt met de Geest, en omgekeerd, het verlangen van de Geest komt in botsing met het egoïsme. Die twee liggen met elkaar overhoop zodat ge niet kunt doen wat ge zoudt willen doen. Maar als ge u door de Geest laat leiden, staat ge niet onder de wet.
Achtergrond van de evangelielezing: (Lucas 9: 51-62)
De evangeliezing begint met Jezus’ diepste keuze, namelijk dat Hij vastberaden de reis naar Jeruzalem onderneemt in de kennis dat Hij daar Zijn lijden en kruisdood zal ondergaan. Dit is wat Lucas bedoelt wanneer hij zegt: “toen de dagen van Zijn verheffing naderden”. Het gaat dus over het naderende lijden en kruisoffer waardoor Jezus, aan het kruis verheven, de mensheid zal verlossen en ons vergeving en eeuwig leven zal brengen. Het zal Hem ook verheffen in verrijzenis en hemelse heerlijkheid, maar op dat moment staat eerst vóór Jezus het lijden en mysterie van het kruis. In het licht van Zijn innerlijke keuze om Zijn leven uit vrije wil voor ons te geven, vraagt Hij van Zijn leerlingen om van hun kant de heldere keuze te maken Hem te volgen. Dat betekent: Hem volgen in de liefde voor Hem, maar Hem ook volgen in Zijn liefde voor de mensen om ons heen, Hem volgen in Zijn liefde voor de waarheid en de eerlijkheid. In het concrete leven blijkt hoe moeilijk het ons vaak valt om Jezus zo consequent te volgen. Dat merkten de leerlingen in Samaria. Toen de mensen daar Jezus niet wilden ontvangen omdat zij als Samaritanen niet in vriendschap leefden met Joden, wijst Jezus de leerlingen terecht wanneer zij gelijk willen dat God de Samaritanen moet straffen. Dat laat zien dat wij dan nog niet veel begrijpen van waar het Jezus om gaat. Dan volgen wij Hem nog niet echt of nog niet serieus genoeg. Christen zijn is tot Christus behoren, Hem volgen en steeds meer, met vallen en opstaan, ons leven veranderen en verbeteren totdat Hem waarlijk in woord en daad volgen.
Evangelie: Lucas 9: 51-62
Toen de dagen van zijn verheffing hun vervulling naderden, aanvaardde Jezus vastberaden de reis naar Jeruzalem en zond boden voor zich uit. Deze kwamen op hun tocht in een Samaritaans dorp om er zijn verblijf voor te bereiden. Maar de Samaritanen ontvingen Hem niet, omdat Jeruzalem het doel van zijn reis was. Toen de leerlingen Jakobus en Johannes dit gewaar werden vroegen ze: “Heer, wilt Gij dat wij vuur van de hemel afroepen om hen te verdelgen ?” Maar Hij keerde zich om en wees hen op strenge toon terecht. Daarop vertrokken zij naar een ander dorp. Terwijl zij onderweg waren zei iemand tot Hem: “Ik zal u volgen, waar Gij ook heen gaat.” Jezus sprak tot hem: “De vossen hebben holen en de vogels hun nesten, maar de Mensenzoon heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten”. Tot een ander sprak Hij: “Volg Mij”. Deze vroeg: “Heer, laat mij eerst terug gaan om mijn vader te begraven”. Jezus zei tot hem: “Laat de doden hun doden begraven; maar gij, ga heen en verkondig het Rijk Gods”. Weer een ander zeide: “Ik zal U volgen, Heer, maar laat mij eerst afscheid nemen van mijn huisgenoten”. Tot hem sprak Jezus: “Wie de hand aan de ploeg slaat maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk Gods”.
Overweging:
Vandaag wil ik met u de lezingen van deze zondag overwegen vanuit het thema: “Jezus’ weg volgen vraagt geraaktheid en keuzes maken”.
Geraaktheid en keuzes maken om Gods weg en Zijn waarden en idealen te volgen, was al heel sterk duidelijk bij de eerste lezing. Elia kreeg op de Sinai, de Horeb, de opdracht om als zijn opvolger Elisa te “zalven”. Elia wierp daarom zijn mantel over Elisa, wat in feite dezelfde betekenis droeg als de handoplegging in het sacrament van de wijding, want met het werpen van zijn eigen profetenmantel over Elisa brengt Elia een ambtsoverdracht tot stand. Hij draagt op Elisa zijn eigen roeping over om als Gods profeet zijn tijdgenoten op te roepen tot een waarachtige beleving van hun geloof en hen op te roepen tot kritisch nadenken of wat leefwijze overeenkomt met de eeuwige waarden van het verbond. Profeet zijn is een krachtig religieus leider zijn in de samenleving van die tijd. Elia had geregeld zich zelfs tot koning Achab gericht wanneer ernstige tekortkomingen in koning Achabs beleid en eigen voorbeeld dat nodig maakten. Profeet zijn betekende daarom moedig zijn, betekende zelf vanuit een diepe spiritualiteit leven en zo een authentieke getuige zijn van Jahweh.
Wanneer Elia in de eerste reactie van Elisa een gevoel van twijfel of gebrek aan geraaktheid meent te bespeuren, daagt Elia Elisa als het ware uit om duidelijk te maken of hij bereid is een echte keuze te maken voor dit werk van God en er ook echt in te gaan staan. Elisa geeft dan aan dat hij bereid is zich met geraaktheid en inzet te geven aan deze roeping. Elisa slacht twee van zijn ossen, kookt ze op het hout van de jukken waarmee Elisa zo vaak tezamen met de ossen zijn akker beploegd had, laat zijn werkers eten en maakt zo zijn keuze duidelijk. Vanaf nu laat hij zijn leven als landbouwer achter zich en zal zich geven aan Gods werk. Het is zeer zeker geen toeval dat Elisa’s naam in het Hebreeuws betekent: “God hielp”.
Ook Jezus vraagt van Zijn leerlingen een heldere keuze en een diepe persoonlijke geraaktheid: “Wie de hand aan de ploeg slaat maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk Gods”. Jezus vroeg zo best veel van Zijn apostelen. Hij daagde hen uit om niet oppervlakkig te zijn, niet middelmatig in spiritualiteit of gebed, niet passief in de inzet binnen de groep van Zijn leerlingen voor de verkondiging van Gods Koninkrijk.
Natuurlijk is lang niet iedereen geroepen tot zo een radicale verandering van levenstaak als Elisa of geroepen tot zo’n radicale overgave als wat Christus vroeg van de apostelen, of van een priester of bisschop, of van een missionaris zoals Zuster An Heidweiller die vele lange jaren haar geliefd Suriname achter zich moest laten toen God haar riep om haar krachten, haar creativiteit, haar vele talenten en rijke kennis te geven voor het opbouwen van een groot scholencomplex dat onderwijs en toekomst bood aan vele sociaalzwakkeren in Kenia. Door haar geraaktheid in het geloof en in de liefde van Christus is Zuster An op krachtige wijze een levende getuige geweest van Christus.
Niet iedereen hoeft zoals Petrus Donders zijn eigen familie en zijn land te verlaten om ze nooit meer terug te zien, toen hij Suriname maakte tot zijn nieuwe land, zich eerst 14 jaar inzette voor de geloofsverkondiging en pastorale zorg voor de tot slaaf gemaakten en daarna 27 jaar lang werkte onder de melaatsen en de inheemsen. Niet iedereen is op die wijze door de Heer geroepen Hem te volgen. Maar wel zijn wij allemaal, iedereen die in Hem gedoopt is, geroepen tot geraaktheid in de naastenliefde, geroepen tot een radicale keuze voor een eerlijke en rechtschapen levenswandel. Allen roept Hij ons om Hem te kennen, om Hem, de Vader en de Heilige Geest te danken elke dag, telkens God te loven en prijzen voor de vele vormen van genade en voor de zegeningen die wij uit Zijn hand mogen ontvangen. Christus roept elk van ons op Hem ook te volgen in Zijn geraaktheid voor rechtvaardigheid en voor de waardigheid van elke mens, ook de waardigheid van de nog ongeboren mens.
Dit is de roeping die de Heer tot elk van ons. Daarom hoorden we Paulus de gelovigen van Galatië ernstig aanspreken op hun middelmatigheid en hun zelfzucht, en wijst hij hen erop dat zij elkaar klauwen en bijten. Dat zijn heldere, hele concrete woorden! Als wij tot Chrisus behoren, zal Hij in ons zijn, zal Hij onze Herder zijn voor wie wij niet op de tenen hoeven te lopen, maar die ons in barmhartige liefde aanvaart zoals we zijn. Maar wij van onze kant moeten dan ook echt moeite doen om ons denken en handelen, ons gezinsleven en ons werk, te laten vormen door hoe Christus kijkt naar het leven. “Volg Mij”, zegt Hij tot elk van ons. Dat is een oproep tot standvastig geloof, tot oprechtheid en tot liefde voor God en medemens. Christen zijn is een bijzondere roeping: uiteindelijk een roeping tot ware liefde. Moge de Heer ons zelf helpen om die roeping steeds meer waar te maken.
Categorieën:geloof en leven
Geef een reactie