Achtergrond van de eerste lezing (Handelingen der Apostelen 5: 27-32. 40b-41)
In de Handelingen van de Apostelen wordt ons door de schrijver Lucas een verslag gegeven van de ontwikkelingen en groei van de jonge Kerk vanaf de Hemelvaart van de Heer. In deze passage van hoofdstuk 5 horen we hoe de hogepriesters en het Sanhedrin, dat is de Hoge Raad die de religieuze leiding van Israël uitmaakte en die Jezus verworpen hadden en van Pilatus de kruisdood geëist hadden, zich nu ook op de apostelen zijn gaan richten. Ze wilden de hele beweging rond Jezus met wortel en tak uitrukken en dan vooral de verkondiging dat Jezus verrezen was, dat Hij dus werkelijk de door God gezonden Messias was. De verkondiging dat Jezus de Zoon van God was, dat Hij door de kruisdood verlossing en vergeving van zonden gebracht had en dat Hij als de verrezen, levende Heer nog steeds wonderen verrichtte door het werk van de apostelen en de jonge Kerk, vervulde de hogepriesters en het Sanhedrin van haat jegens de apostelen. We horen hoe zij de apostelen laten arresteren, maar hoe Petrus de woordvoerder en leider is, die zonder vrees spreekt. Petrus getuigt moedig van de Heer en hij met de andere apostelen zijn nu niet meer bang van de vervolging die de hogepriesters en het Sanhedrin tegen kunnen richten, omdat zij nu een nieuwe kracht vinden in de kennis dat de levende Heer met hen is. Dat plaatst hun aardse leven in een ander, hoger perspectief.
Eerste lezing: Handelingen der Apostelen 5: 27-32. 40b-41
In die dagen ondervroeg de hogepriester de apostelen: “Hebben wij u niet uitdrukkelijk verboden in de naam van Jezus onderricht te geven ? Door uw toedoen is heel Jeruzalem vol van uw leer. Bovendien wilt gij ons het bloed van die man aanrekenen.” Maar Petrus en de andere apostelen gaven ten antwoord: “Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen. De God van onze vaderen heeft Jezus ten leven gewekt, aan wie gij u vergrepen hebt door Hem aan het kruis te slaan. Hem heeft God als Leidsman en Verlosser verheven aan zijn rechterhand om aan Israël bekering en kwijtschelding van zonden te schenken. Van dit alles zijn wij getuigen, maar ook de heilige Geest die God geschonken heeft aan wie Hem gehoorzamen.” Maar men verbood de apostelen te spreken in de naam van Jezus en stelde hen in vrijheid. Zij verlieten de Hoge Raad, verheugd dat ze waardig bevonden waren smaad te lijden omwille van Jezus’ naam.
Tussenzang: Psalm 30
Refrein: U zal ik loven, Heer, want Gij hebt mij bevrijd.
U zal ik loven, Heer, want Gij hebt mij bevrijd, Gij hebt mijn vijanden niet laten zegevieren. Heer, uit het dodenrijk hebt Gij mijn ziel verlost, Gij hebt mij losgemaakt van die ten grave dalen.
Bezingt de Heer dan met mij, al zijn vromen, en dankt zijn Naam die hoogverheven is. Zijn toorn duurt kort, maar zijn genade levenslang, de avond brengt geween, de ochtend blijdschap.
Heer, luister en ontferm u over mij, mijn God, sta mij terzijde met uw hulp. Gij hebt mijn rouwklacht in een vreugdedans veranderd, U zal ik loven, Heer mijn God, in eeuwigheid.
Achtergrond van de tweede lezing (Openbaring 5: 11-14)
Het boek der Openbaring bestaat uit visioenen en mystieke profetieën die tot doel hadden om moed te geven aan de jonge Kerk, die hevig vervolgd werd door zowel de Joodse religieuze leiding van de hogepriesters en het Sanhedrin als door het Romeinse Rijk. De vervolgingen waren vaak bloedig, vele moedige gelovigen werden gemarteld, soms in openlucht stadions gekruisigd, door hongerige wilde beesten verscheurd of in brand gestoken. De Christenen kregen namelijk de schuld van alles wat mis ging en zo waren vele mensen van de bevolking van het Romeinse Rijk opgehitst tegen het Christelijk geloof en die stemden in met de vervolgingen. Maar in de visioenen die opgetekend staan in het boek der Openbaring blijkt steeds weer dat Jezus het Lam is dat aan het kruis verlossing heeft gebracht van de machten der duisternis en de slavernij van de zonde, en dat Hij verhoogd is in de hemelse heerlijkheid die Hij had vóór Hij mens werd in de schoot van Maria. In het visioen van deze lezing wordt de diepe betekenis van Zijn kruisdood aangeven door te verwijzen naar het paaslam dat in de nacht van de uittocht uit de slavernij van Egypte, in de tijd van Mozes, geslacht werd. Het bloed van het lam werd aan de deurposten gestreken zodat de engel des doods aan de Israëlieten voorbij zou gaan toen die nacht de eerstgeborenen van de Egyptenaren zouden sterven. Jezus is de Eerstgeborene van de Vader, de Eerstgeborene van een nieuwe schepping. Hij is het Lam dat wegneemt de zonden der wereld. Gezeten aan de rechterhand van de Vader komt Hem alle lof en eer toe.
Tweede lezing: Openbaring 5: 11-14
Ik, Johannes zag toe en hoorde de stem van talloze engelen rondom de troon en de stem van levende wezens en van de oudsten; en hun getal was tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen; en zij riepen luid: “Waardig is het Lam dat geslacht werd te ontvangen de macht en de rijkdom, de wijsheid en de kracht, en eer en heerlijkheid en lof.” En elk schepsel in de hemel en op de aarde en onder de aarde en in de zee, het ganse heelal hoorde ik roepen: “Aan Hem die gezeten is op de troon en aan het Lam zij de lof en de eer en de roem en de kracht in de eeuwen der eeuwen!” En de vier levende wezens zeiden: “Amen.” En de oudsten vielen in aanbidding neer.
Achtergrond van de evangelielezing: (Johannes 21: 1-14)
De evangelielezing van deze derde zondag van Pasen vertelt over de laatste verschijning van Jezus aan de apostelen. Ze waren naar Galilea gegaan omdat de Heer hen had aangegeven dat zij Hem daar nogmaals zouden zien. Dat gaf hen kracht en vol gelovige verwachting gingen zij naar Galilea en gingen vissen op het meer. Wanneer zij de hele nacht niets vangen en in de vroege ochtend iemand vanaf de oever hen toeroept om het net naar rechts uit te werpen en zij daar wel een grote hoeveelheid vissen vangen, dan is het voor de apostelen gelijk duidelijk dat het moment waarop zij hadden gewacht er is: de verrezen Heer is weer in hun midden. Hij was het die vanaf de verte tot hen had geroepen. De Heer geeft hen Zijn aandacht en liefde, Hij wijst met het breken van het brood en de gegrilde vis de weg aan waarop Hij in het vervolg op bijzondere wijze bij hen zal zijn, namelijk in de Eucharistie. Daar zal Hij hun kracht zijn, hun doen delen in de verlossing en vergeving van het kruis, en hen geestelijk voeden met het Woord en met Zijn Lichaam en Bloed. De Heer vertrouwt Petrus de leiding van de jonge Kerk toe en voorspelt nu reeds dat Petrus eens door de marteldood van Hem zal getuigen. Wanneer ge oud zijt, zult ge uw handen uitstrekken”. Dit is een profetie dat Petrus door de kruisiging zal sterven voor de Heer. Jaren later gebeurt dat in Rome, waar Petrus tijdens de vervolgingen onder keizer Nero gevangen wordt genomen en in het grote openluchtstadion met vele andere Christenen wordt gekruisigd.
Evangelie: Johannes 21: 1-14
In die tijd verscheen Jezus andermaal aan de leerlingen bij het meer van Tiberias. De verschijning verliep als volgt: Er waren bijeen Simon Petrus, Tomas die ook Didymus genoemd wordt, Natanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeus en nog twee van zijn leerlingen. Simon Petrus zei tot hen: “Ik ga vissen.” Zij antwoordden: “Dan gaan wij mee.” Zij gingen dus op weg en klommen in de boot maar ze vingen die nacht niets. Toen het reeds morgen begon te worden stond Jezus aan het strand, maar de leerlingen wisten niet dat het Jezus was. Jezus sprak hen aan: “Vrienden, hebben jullie soms wat vis?” “Neen,” zeiden ze. Toen beval Hij hun: “Werpt het net uit, rechts van de boot, daar zult ge iets vangen.” Nadat ze dit gedaan hadden, waren ze niet meer bij machte het net op te halen vanwege de grote hoeveelheid vissen. Daarop zei de leerling van wie Jezus veel hield tot Petrus: “Het is de Heer!” Toen Simon Petrus hoorde dat het de Heer was trok hij zijn bovenkleed aan – want hij droeg slechts een onderkleed – en sprong in het meer. De andere leerlingen kwamen met de boot, want zij waren niet ver van de kust, slechts ongeveer tweehonderd el, en sleepten het net met de vissen achter zich aan. Toen zij aan land waren gestapt, zagen zij dat er een houtskoolvuur was aangelegd met vis erop en brood. Jezus sprak tot hen: “Haalt wat van de vis die gij juist ontvangen hebt.” Simon Petrus ging weer aan boord en sleepte het net aan land. Het was vol grote vissen, honderddrieënvijftig stuks en ofschoon het er zoveel waren, scheurde het net niet. Jezus zei hun: “Komt ontbijten.” Wetend dat het de Heer was durfde geen van de leerlingen Hem vragen: “Wie zijt Gij ?” Jezus trad dichterbij, nam het brood en gaf het hun en zo ook de vis. Dit was nu de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verscheen sinds Hij uit de doden was opgestaan. Na het ontbijt zei Jezus tot Simon Petrus: “Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij meer lief dan dezen Mij liefhebben?” Hij antwoordde: “Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin.” Jezus zei hem: “Weid mijn lammeren.” Nog een tweede maal zei Hij tot hem: “Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij lief?” En deze antwoordde: “Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin. Jezus hernam: “Hoed mijn schapen.” Voor de derde maal vroeg Hij: “Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij lief?” Nu werd Petrus bedroefd, omdat Hij hem voor de derde maal vroeg: Hebt ge Mij lief? en hij zeide Hem: “Heer, Gij weet alles; Gij weet dat ik U bemin. Daarop zei Jezus hem: “Weid mijn schapen. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Toen ge jong waart deed ge zelf uw gordel om en ging waarheen ge wilde, maar wanneer ge oud zijt zult ge uw handen uitstrekken, een ander zal u omgorden en u brengen waarheen ge niet wilt.” Hiermee zinspeelde Hij op de dood waardoor Hij God zou verheerlijken. En na deze woorden zei Hij hem: “Volg Mij.”
Overweging:
God blijft bezig met mensen! Hij blijft naar wegen zoeken om de mogelijkheden die Hij in mensen ziet, tot bloei te brengen. Hij zoekt naar wegen om mensen op te tillen boven het middelmatige, en hen te doen groeien in creativiteit: in hun relaties, in hun gezin en familiekring, in hun inzet voor het goede om hen heen. Dit is wat we in het evangelie van vandaag zien gebeuren bij de apostelen.
Simon Petrus en de apostelen waren na alle aangrijpende gebeurtenissen van de gruwelijke kruisdood van Jezus en de verwarrende ervaringen van Zijn verschijningen weer teruggekeerd naar Galilea. Zij wisten ondertussen dat hun verrezen Meester met hen bezig bleef. Hij had aan Maria Magdalena gezegd dat zij naar Galilea terug moesten gaan en zij Hem daar nog een laatste keer zouden zien, dus hadden zij dat gedaan.
Wanneer was dan dat moment dat de apostelen begonnen te beseffen: Hij is er weer!? Dat was het moment toen de netten onverwacht barstensvol vissen zaten na een nacht van niets te vangen en na de woorden van iemand vanaf de oever om de netten nu rechts van de boot uit te gooien. Dat was het moment toen ze wisten dat hun verrezen Meester er weer was. Toen ervaarden zij ook zo iets van: “ons leven is toch weer vruchtbaar, misschien wel anders, maar de Meester geeft ons nieuwe hoop, inspiratie, een dieper perspectief”.
Die onverwachte volle netten: dat zijn de momenten waarop we die onzekerheid durven loslaten en gewoon heel diep weten: “Het komt goed. Het hangt niet alleen van mij af. Masra de!”
Maar Christus leidt ons nooit alleen naar oppervlakkige vreugde. Wanneer Hij ons echt wilt laten groeien in inzicht in onszelf en in het leven, ons wilt doen groeien in diepere menselijke betrokkenheid en volwassenheid, dan laat de Heer ons soms eerst iets meemaken dat in eerste instantie pijn doet vóór het ons tot die groei brengt. De verrezen Heer blijkt namelijk een houtskoolvuur te hebben aangelegd op het strand. En bij dit houtskoolvuur vraagt Hij Petrus tot drie keer toe: ”Simon, hebt gij Mij lief, nog meer dan de anderen Mij liefhebben?”
Een houtskoolvuur: wist u dat er in heel het Nieuwe Testament maar twee keer gesproken wordt van specifiek een houtskoolvuur? Het Griekse woord voor houtskoolvuur komt in het Nieuwe Testament alleen hier voor in hoofdstuk 21 van het evangelie van Johannes en dan in ditzelfde evangelie drie hoofdstukken tevoren, in hoofdstuk 18. Toen werd er ook een houtskoolvuur genoemd, waar uitgerekend deze zelfde Simon Petrus bij had gestaan. Dat was in die verschrikkelijke nacht geweest toen alles in elkaar stortte: Jezus met bruut geweld gearresteerd, verwarring, angst, paniek onder de apostelen. Petrus had op afstand gevolgd en was via een bekende toegelaten tot die binnenplaats van de woning van de hogepriester. En daar aan een houtskoolvuur had iemand tot Petrus gezegd: “He, wacht even: jij bent ook één van Zijn leerlingen!” Paniek en angst had Petrus om de keel gegrepen! Nu gaan ze mij ook pakken! En tot drie keer toe had hij bij dat houtskoolvuur uitgeroepen dat hij die Jezus helemaal niet kende! Jezus had hem toen vanuit de verte aangekeken, een haan had gekraaid, en Petrus had zich uit de voeten gemaakt, bitter wenend.
Dus nu, weken later, aan het strand van het Meer van Galilea, is het plotseling alsof het gisteren gebeurd was. Wanneer Jezus Petrus tot drie maal vraagt of hij Hem liefheeft, begrijpt Petrus héél goed waarom. Het is een confrontatie met zijn gebrek aan standvastigheid die nacht, maar ook met zijn te grote gericht zijn op zichzelf. Het is een kijken in de spiegel en je donkere kanten pijnlijk onder ogen moeten zien.
Pas als wij durven kijken naar onze eigen donkere kanten, waar soms bijna niemand van weet, kan Christus ons, net als Petrus, brengen tot die echte groei. Vaak willen wij uit onze herinneringen en ons zelfbeeld die dingen wegduwen die slecht waren, kanten aan ons verleden die we liever willen vergeten, of de agressiviteit of het egoïsme of de afgunst of de oneerlijkheid die toch ergens sluimeren in onze ziel. Maar het is wanneer we Jezus ook daarin toelaten, in het bewustzijn dat Zijn grenzeloze barmhartigheid ons begrijpt, ons vergeeft, en ons liefheeft, en wij onze ziel voor Hem openen en net als Petrus zeggen: “Heer, Gij weet alles!”, dat Hij Zijn genezend werk kan beginnen in onze ziel. Dan kan Hij ons brengen tot groei in menselijke liefde en betrokkenheid. Dan kan Hij ons maken tot herders, tot mensen die opvallen door hun zorgzaamheid, tot mensen die gekend zijn om een volwassen, liefdevolle kijk op het leven. De Heer zal ons door de stille kracht en wijsheid van de Heilige Geest in de loop der jaren vormen tot mensen die gekend zijn om een begripvol pastoraal hart voor hun gezinsleden en voor vele van hun medemensen.
Christus leeft en in Hem vinden wij alles wat wij nodig hebben. Hij zal ons soms mensen doen ontmoeten, die ons iets zeggen dat in eerste instantie pijn doet. Dat heeft Petrus die ochtend ook moeten meemaken. Of de Heer zal ons soms dingen laten meemaken die ons in eerste instantie boos en verontwaardigd maken, maar waarvan we gaan beseffen: “ik kom nu iets tegen van mezelf dat niet fijn is om naar te kijken, maar Heer, als u bij me blijft, als U in me blijft geloven en Mij hierin begeleidt, dan zal ik hiervan leren en groeien”.
En dan zal Hij ook tot ons zeggen: “Weid mijn schapen”. Want wij kunnen allemaal heel veel betekenen voor het werk van de Heer en voor de mensen om ons heen. Niemand is onbelangrijk in de ogen van de Heer. Hij heeft voor iedereen verschillende taken, verschillende initiatieven en vooral de roeping tot liefde, de roeping om anderen te inspireren tot geloof in Jezus, de roeping om de verlossing van het kruis en de kracht van de levende Heer steeds meer bekend te maken in onze moderne wereld. De wereld is vele opzichten een grote puinhoop en heeft verlossing en verandering nodig. De wereld heeft het evangelie nodig. En wij kunnen daarin een heel klein beetje van betekenis zijn. “Weid Mijn schapen” is een krachtige oproep om een levendige kerkgemeenschap te zijn, die trouw is aan onze drieëne God, die zelf de bron is van alle liefde! Daar wil ik deel van zijn! Ik hoop u ook! Gado blesi!!
Categorieën:geloof en leven
Geef een reactie