Achtergrond van de eerste lezing (Jozua 5: 9-12)
In de lezingen van vandaag staat een van de belangrijkste bijbelse begrippen centraal, namelijk “verzoening”. Met verzoening wordt veel meer bedoeld dan alleen vergeving. Verzoening doelt op echt herstel van verbroken relaties, het weer tot vredige relaties brengen waar er bitterheid en ernstige verwijdering was ontstaan, en het weer tot echt leven brengen van situaties die vastgelopen waren. In de eerste lezing bevinden we ons in de tijd van Jozua, de rechterhand van Mozes, die na Mozes’ dood de Israelieten eindelijk het land Kanaän in zou leiden. Maar in de veertig jaren woestijn was er vaak verwijdering ontstaan met God door het vele morren, de opstanden en de vele bittere verwijten die de Israelieten heel vaak tegen God en tegen Mozes geuit hadden. Die generatie is in de woestijn gestorven. Met Jozua en de nieuwe generatie kan een proces van verzoening en innerlijk herstel van het verbond met God beginnen. Het wordt een nieuwe start voor de Israelieten. Zij vieren op aandachtige wijze het Joodse Paasfeest, waarmee zij dankbaar Gods daden van bevrijding uit de macht van de farao in herinnering brachten. Daarbij slachtten zij het paaslam, streken wederom het bloed van het paaslam aan de deurposten en aten zijn vlees bij de viering van het paasmaal. Door deze verzoening, dit herstelde verbond met Jahweh, de God van hun voorvaderen, zijn ze nu werkelijk gereed om het beloofde land in te trekken. Het manna houdt nu op en zij kunnen nu leven van wat het land van Kanaän voortbrengt. Zo wordt dit Paasfeest en het eten van wat het nieuwe land voortbrengt, symbool voor de verzoening tussen de Israelieten en God. Daarmee wordt het ook een voorafbeelding van de verzoening die Christus, het ware Paaslam, door Zijn lijden, kruisdood en verrijzenis zal bewerken voor heel de mensheid.
Eerste lezing: Jozua 5: 9-12
In die dagen sprak de Heer tot Jozua: “Vandaag heb Ik de smaad van Egypte van u afgewenteld.” Terwijl de Israëlieten in Gilgal gelegerd waren, vierden zij het Paasfeest op de veertiende dag van de maand, in de avond in de vlakte van Jericho. En daags na Pasen, juist op die dag, aten zij ongezuurd brood en geroosterd graan dat van het land zelf afkomstig was. De volgende dag hield het manna op; ze konden nu eten wat het land voortbracht. Voortaan kregen de Israëlieten geen manna meer; zij aten gedurende heel het jaar wat Kanaän voortbracht.
Tussenzang: Psalm 34
Refrein: Let op en bemerkt hoe genadig de Heer is.
De Heer zal ik prijzen iedere dag, zijn lof ligt mij steeds op de lippen. Mijn geest is fier op de gunst van de Heer, laat elk die het hoort zich verheugen.
Verheerlijkt de Heer te zamen met mij en laat ons eendrachtig zijn Naam vereren. Ik ging tot de Heer en Hij heeft mij verhoord, Hij heeft mij gered uit al wat ik vreesde.
Verlaat u op Hem, dan wordt ge gelukkig, want Hij stelt u niet teleur. Die roepen in nood, naar hen luistert de Heer en redt hen uit hun ellende.
Achtergrond van de tweede lezing (2 Korintiërs 5: 17-21)
In de tweede lezing gaat het ook over verzoening. Door het doopsel worden we deelgenoot aan de verlossing die er door Christus’ lijden en kruisdood over de wereld gekomen is. In die zin delen wij in het doopsel al in de nieuwe schepping die met de verrijzenis van Christus al een aanvang heeft gemaakt en eens met Zijn wederkomst zal worden voltooid. Maar als mensen stellen vele mensen zich niet voldoende open voor Gods verzoening, maken zij keuzen waarin zij Gods geboden deels negeren en blijven zij zo nog voor een groot deel onder de heerschappij van de zonde. Paulus roept daarom de gelovigen van Korinte op: “Laat u met God verzoenen!” Hij herinnert hen eraan dat Jezus de apostelen en ook hun opvolgers, de bisschoppen en priesters, de diens van de verzoening heeft toevertrouwd. Dat doen zij door de verkondiging van het Woord, maar heel bijzonder door het sacrament van de verzoening, de biecht. Jezus had op de avond van de verrijzenis tot de apostelen gezegd: “Wiens zonden jullie vergeven, zullen vergeven zijn”. Hij maakte hen daarmee tot instrumenten in Zijn hand, of zoals Paulus het in deze lezing zegt: “gezanten van Christus”. Door geloof en doopsel, gebed en het bijwonen van de eucharistie vinden we al vergeving en verzoening, maar de diepste genade is er toch in dat sacrament van de verzoening dat Christus heeft toevertrouwd aan de Kerk als een kostbaar geschenk van innerlijke verzoening en herstelde zegeningen. Daarom, ook als u onwennig bent ten aanzien van de biecht, of nog nooit eerder die stap gezet hebt, misschien is dit dan het moment om deze invulling te geven aan Paulus’ oproep van deze lezing: “Laat u met God verzoenen!”
Tweede lezing: 2 Korintiërs 5: 17-21
Broeders en zusters, wie in Christus is, is een nieuwe schepping: het oude is voorbij, het nieuwe is al gekomen. En dit alles komt van God. Hij heeft ons door Christus met zich verzoend en ons, apostelen, de dienst van die verzoening toevertrouwd. Ja, God was het die in Christus de wereld met zich verzoende: Hij telde de fouten van de mensen niet en ons gaf Hij de boodschap van de verzoening mee. Wij zijn dus gezanten van Christus, God roept u op door ons woord. Wij smeken u in Christus’ naam: laat u met God verzoenen! Hem die geen zonde heeft gekend heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij door Hem Gods eigen heiligheid zouden worden.
Achtergrond van de evangelielezing: (Lucas 15: 1-3. 11-32)
Ook de parabel van de verloren zoon gaat om het begrip “verzoening”. Jezus houdt ons voor dat wij tot een echte verzoening met God en met onszelf zullen komen wanneer we als eerste stap komen tot eerlijk in de spiegel kijken, niet onze tekorten vergoelijken of de schuld bij anderen leggen, maar eerlijk erkennen dat wij “gezondigd hebben tegen God in de hemel en tegen onze medemens”. Als tweede stap moeten we, zoals de oudste zoon, steeds meer leren over de grote barmhartigheid, goedheid en liefde van de Vader. Het zal onze ogen openen voor ons eigen gebrek aan echte liefde en barmhartigheid, het zal ons doen inzien dat we nog zoveel te leren hebben als we meer gelijk de Vader moeten gaan denken en handelen, en steeds meer zouden leven vanuit dezelfde waarden en innerlijke levenshouding die wij zien bij de Vader, tot wie wij door het doopsel behoren. De derde stap is dan het herstellen van menselijke relaties die door verbitterde verwijdering en spanning vastgelopen waren, zoals Jezus dat duidelijk maakt in Zijn parabel, wanneer Hij ons die twee zonen voorhoudt waarvan de jongste geen respect had getoond, niet alleen naar zijn vader toe maar ook niet naar zijn oudere broer toe, en de oudste zoon die verbitterd is en niet eens meer wilt spreken over “mijn broer”. Laten we ons openstellen voor deze krachtige parabel over een onbegrijpelijk barmhartige en wijze vader en de verzoening die hij met alle liefde en wijsheid nastreeft, en waarvan hij zelf het grootste voorbeeld is om van te leren.
Evangelie: Lucas 15: 1-3. 11-32
In die tijd kwamen de tollenaars en zondaars van allerlei slag bij Jezus om naar Hem te luisteren. De Farizeeën en de Schriftgeleerden morden daarover en zeiden: “Die man ontvangt zondaars en eet met hen.” Hij hield hun deze gelijkenis voor: “Een man had twee zonen. Nu zei de jongste van hen tot zijn vader: Vader geef mij het deel van het bezit waarop ik recht heb. En de vader verdeelde zijn vermogen onder hen. Niet lang daarna pakte de jongste zoon alles bij elkaar en vertrok naar een ver land. Daar verkwistte hij zijn bezit in een losbandig leven. Toen hij alles opgemaakt had kwam er een verschrikkelijke hongersnood over dat land en hij begon gebrek te lijden. Nu ging hij in dienst bij een der inwoners van dat land die hem het veld instuurde om varkens te hoeden. En al had hij graag zijn buik willen vullen met de schillen die de varkens aten, niemand gaf ze hem. Toen kwam hij tot nadenken en zei: ‘Hoeveel dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik verga hier van de honger. Ik ga weer naar mijn vader en ik zal hem zeggen: ‘Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u; ik ben niet meer waard uw zoon te heten maar neem mij aan als een van uw dagloners’’. Hij ging dus op weg naar zijn vader. Zijn vader zag hem al in de verte aankomen en hij werd door medelijden bewogen; hij snelde op hem toe viel hem om de hals en kuste hem hartelijk. Maar de zoon zei tot hem: ‘Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u; ik ben niet meer waard uw zoon te heten’. Doch de vader gelastte zijn knechten: ‘Haalt vlug het mooiste kleed en trekt het hem aan, steekt hem een ring aan zijn vinger en trekt hem sandalen aan. Haalt het gemeste kalf en slacht het; laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden’. Ze begonnen dus feest te vieren. Intussen was zijn oudste zoon op het land. Toen hij echter terugkeerde en het huis naderde hoorde hij muziek en dans. Hij riep een van de knechten en vroeg wat dat te betekenen had. Deze antwoordde: ‘Uw broer is thuisgekomen en uw vader heeft het gemeste kalf laten slachten omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen’. Maar hij werd kwaad en wilde niet naar binnen. Toen zijn vader naar buiten kwam en bij hem aandrong gaf hij zijn vader ten antwoord:’ Al zoveel jaren dien ik u en nooit heb ik uw geboden overtreden, toch hebt gij mij nooit een bokje gegeven om eens met mijn vrienden feest te vieren. En nu die zoon van u is gekomen die uw vermogen heeft verbrast met slechte vrouwen, hebt ge voor hem het gemeste kalf laten slachten’. Toen antwoordde de vader: ‘Jongen, jij bent altijd bij me en alles wat van mij is, is ook van jou. Maar er moet feest en vrolijkheid zijn, omdat die broer van je dood was en levend is geworden, verloren was en is teruggevonden’”.
Overweging:
Lieve vrienden,
De context van deze parabel is heel belangrijk. Jezus was bezig de menigte te onderrichten terwijl Hij naar Jeruzalem reisde waar Hij zal Zijn leven in lijden en dood zal geven. Terwijl hij de mensen onderwees, klaagden de Farizeeën en Schriftgeleerden echter en daagden Jezus uit, omdat Hij zondaars aan Zijn tafel verwelkomde. Vandaag horen we dan de derde van drie gelijkenissen die Jezus vertelt als reactie op de kritiek van de Farizeeën en Schriftgeleerden: een korte parabel over de vreugde van een herder over een verloren schaap, een tweede parabel over de vreugde van een vrouw over een verloren munt en dan de derde gelijkenis van de verloren zoon. Deze drie gelijkenissen nodigen ons uit om na te denken over de diepte van Gods barmhartigheid en liefde, en de verzoening die God grote vreugde brengt wanneer die bereikt wordt.
De Farizeeën hebben dus felle kritiek op Jezus. Zij hadden een strenge interpretatie en praktijk van de bijbelse wetten en leerden dat als vrome Joden met zondaars tafelgemeenschap zouden delen, zij zichzelf ook onrein zouden maken. De Farizeeën hoopten net als Jezus zondaars terug naar God te leiden, maar in hun strenge interpretatie van de Joodse wet eisten de Farizeeën echter dat zondaars zich eerst deemoedig moesten bekeren en dan vervolgens weer ritueel en moreel rein moesten gaan leven voordat de vrome Joden weer samen met ze als tafelgenoten mochten eten.
Dit lijkt een van de belangrijkste verschillen tussen de Farizeeën en Jezus te zijn. Jezus reikt de hand naar zondaars terwijl ze nog zondaars zijn, en nodigt hen uit tot bekering in en door de tafelgemeenschap met Hem. Jezus wist dat God de Vader wilde dat Hij zo moest handelen: door vriendschap met ons te sluiten, nodigt Jezus ons uit om terug te keren naar vriendschap met God. Door vriendschap met Jezus zijn onze zonden vergeven en dragen wij op onze beurt vrucht voor God.
Omdat de parabel van de verloren zoon best bekend is, zouden we gemakkelijk voorbij kunnen gaan aan zijn enorm krachtige boodschap. Op zich is het niet verkeerd om het de parabel van de verloren zoon te noemen, omdat het de derde is van die reeks van drie parabels over verloren zaken: over het verloren schaap, over de verloren munt en dus over de verloren zoon. Maar in alle drie parabels gaat het Jezus erom, om ons iets te laten aanvoelen van de intense vreugde en blijdschap die de hemelse Vader beleeft wanneer mensen die verloren dreigde te raken omdat ze zich lieten meeslepen door het negatieve en duistere, weer gevonden worden en terugkeren op de weg van oprechte liefde en goedheid.
Laten we nu even stilstaan bij enkele opmerkelijke aspecten van Jezus’ parabel. Laten we een moment stilstaan bij de ongelooflijke brutaliteit van de jongste zoon die om zijn erfenis vraagt voordat zijn vader is overleden. In Jezus’ tijd was het, na het sterven van de vader, het recht van de oudste zoon om de erfenis op rechtvaardige wijze te verdelen. Dat de jongste zoon dus zijn deel van de erfenis nu reeds opeist, is ongehoord, uitdagend brutaal en zou resoluut en verontwaardigd moeten worden afgewezen. Het is een groot gebrek aan respect voor de vader, maar ook een groot gebrek aan respect voor zijn oudere broer.
Laten we een moment ons bezinnen. Wat heeft dit punt ons zelf te leren over hoe wij mensen geregeld omgaan met God, en met Zijn morele wetten en richtlijnen? Laten we een moment ons bezinnen bijvoorbeeld over de realiteit van grootschalige abortus, en dus echt niet alleen in uiterste gevallen van enorme nood, of over de realiteit van de grote vormen van corruptie overal in de wereld en ook in Suriname, of over de realiteiten van de oorlog in de Oekraïne, Syrië en Iraq, de groeiende hardheid van religieuze terroristen zoals ISIS en Bokoharam, maar ook onze eigen persoonlijke vele vormen van het negeren van Gods morele richtlijnen wanneer ons dat goed uitkomt.
Het verzoek van de jongste zoon is kwetsend en onacceptabel, en toch stemt de vader in deze parabel ermee in het verzoek van de zoon te honoreren en verdeelt hij zijn bezit onder zijn twee zonen. De vader laat zich dus publiekelijk vernederen door zijn jongste zoon en zal vanaf nu, zonder eigen bezit, op zijn zonen moeten vertrouwen om in zijn welzijn te voorzien, ook in zijn oudere dag wanneer hij niet meer zal kunnen werken.
De jongste zoon neemt zijn erfenis en verlaat het huis. De oudste zoon blijft en zorgt voor de vader en het huishouden. Hoewel de vader door de jongste zoon te schande is gemaakt, blijkt hij toch vol verlangen uit te zien naar de terugkeer van de verloren zoon. Als de vader uiteindelijk zijn eigenzinnige zoon ziet terugkeren, verwelkomt de vader hem niet alleen, maar rent ook naar hem toe om hem te omhelsen en kussen, geeft hem weer tekenen van waardigheid zoals een ring aan zijn vinger en mooie sandalen aan zijn voeten, en eert hem vervolgens met een groot feest. We zeggen dat deze vader liefdevol en vergevingsgezind is, maar toch zijn die woorden nog ontoereikend om de diepte van liefde en barmhartigheid te beschrijven die de vader kenmerken.
De daarop volgende ontmoeting van de vader met de oudste zoon is een volgend belangrijk aspect van de parabel om bij stil te staan, om zo nog beter te begrijpen wat Jezus ons met deze parabel over God en over onszelf wilt leren.
Het is op zich namelijk helemaal niet verwonderlijk dat de oudste zoon zo kwaad is. De meeste van ons zullen.. misschien.. eventueel… bereid zijn zo’n eigenzinnige, egoïstische, onverantwoordelijke broer, die onze vader en ons allemaal als familie vernederd heeft en de helft van het familiebezit verkwist heeft in een losbandig leven, te vergeven, maar dan ècht pas nadat die zoon heel stevig is aangepakt en onder de voorwaarde dat terwijl hij flink geconfronteerd werd met de verschrikkelijke dingen die hij gedaan had, hij dat heel nederig en uiterst rouwmoedig over zich heen zou laten gaan. Er bestaat daar zelfs een spreekwoord voor: “Wie geschoren wordt, moet stil zitten”. De oudste zoon vindt daarom deze hartelijke, uitbundige ontvangst van zijn jongere broer door zijn vader ongepast, oneerlijk en onrechtvaardig, en het maakt hem zo kwaad dat hij weigert deel te zijn van dat feest dat zijn vader heeft laten aanrichten.
De vader maakt dan zijn oudste zoon deelgenoot van wat er leeft in zijn hart: “Jij bent altijd bij me en alles wat van mij is, is ook van jou”. De vader laat daarmee zien dat hij de oudste zoon met heel zijn hart waardeert en in alles op hem vertrouwt. De vader is vervuld van dankbaarheid en liefde voor de trouw van zijn oudste zoon, en deze liefde wordt op geen enkele manier verminderd door zijn vreugde over de terugkeer van de jongste zoon. Maar heel vaderlijk en wijs geeft hij aan wat de reden van zijn vreugde is, opdat de oudste zoon zijn vader beter kan gaan begrijpen èn navolgen: “Maar er moet feest en vrolijkheid zijn, omdat die broer van je dood was en levend is geworden, verloren was en is teruggevonden”.
De vierde zondag van de veertigdagentijd wordt traditioneel ‘Zondag Laetare’ genoemd. “Laetare” is een Latijns woord dat “verheugen-veugde” betekent. Het evangelie van vandaag beschrijft de reden voor onze vreugde: Gods grote liefde voor ons is geopenbaard in Jezus. Door Zijn lijden, dood en opstanding heeft Christus ons met God en met elkaar verzoend.
Dit is een parabel om nog vaak over na te denken: want hoe meer wij ons inleven in de vreugde, de barmhartigheid, de ongekende goedheid en de diepe wijsheid van de Vader, hoe levendiger ons geloof wordt en hoe meer wij zelf aanvoelen hoe wij ons eigen leven moeten veranderen in het licht van wat wij zijn gaan begrijpen. Goede Vrijdag en Pasen worden dan niet alleen twee mooie kerkelijke hoogtijdagen, maar zullen ons steeds dieper raken, inspireren en omvormen. Steeds meer zullen wij dan de woorden van Paulus van de tweede lezing begrijpen en beleven: “Wie in Christus is, is een nieuwe schepping: het oude is voorbij, het nieuwe is al gekomen. En dit alles komt van God. Ja, God was het die in Christus de wereld met zich verzoende: Hij telde de fouten van de mensen niet en ons gaf Hij de boodschap van de verzoening mee”.
Categorieën:geloof en leven
Geef een reactie