Commentaar op de Lezingen van de 4e Zondag van de Veertigdagentijd (Jaar B) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (2 Kronieken 36: 14-16. 19-23)
In het laatste hoofdstuk van 2 Kronieken, geeft de schrijver een beknopte samenvatting van de gebeurtenissen die plaatsvonden gelijk vóór en tijdens de plundering van Jeruzalem door de legers van de Babyloniërs, hier ook de Chaldeeën genoemd. Gelijk daarop volgde de babylonische ballingschap van grote delen van de Joodse bevolking. De ballingschap wordt beschouwd als een vervulling van de profetieën van Jeremia, maar ook als een soort sabbatsperiode voor het land dat onrein gemaakt was door de vele zonden van die delen van het Joodse volk die niet meer leefden volgens het verbond met God en niet wilden luisteren naar de waarschuwende oproepen tot geloof door de profeet Jeremia. Wanneer de Babyloniërs jaren later verslagen worden door de Perzen, vaardigt Koning Cyrus van Perzië een edict uit dat de Joden terug mogen keren naar Israël en een nieuwe tempel bouwen in Jeruzalem.

Eerste lezing: 2 Kronieken 36: 14-16. 19-23
In die dagen maakten ook al de voornaamste priesters en het volk zich herhaaldelijk schuldig aan de gruweldaden der heidenen en ontheiligden de tempel van Jeruzalem die aan de Heer gewijd was. En de Heer, de God van hun voorvaderen stuurde al maar gezanten naar hun toe, want Hij had medelijden met zijn volk en met zijn woning. Maar zij verachtten Gods gezanten, spotten met hun boodschap en maakten zich vrolijk over de profeten zodat tenslotte de toorn des Heren wel genadeloos moest losbarsten over het volk. De koning der Chaldeeen liet de tempel in brand steken en de muur van Jeruzalem afbreken en alle paleizen liet hij plat branden zodat alle kostbaarheden verloren gingen. Allen die aan het zwaard ontkomen waren liet hij in ballingschap wegvoeren naar Babel waar zij hem en zijn zonen als slaven moesten dienen tot het Perzische rijk aan de macht kwam. Zo ging de voorspelling in vervulling die de Heer bij monde van Jeremia gedaan had: “Zolang het land zijn sabbatjaren niet vergoed gekregen heeft zal het braak blijven liggen: zeventig jaar lang.” In het eerste regeringsjaar van Cyrus, de koning van Perzië, ging de voorspelling in vervulling die de Heer bij monde van Jeremia gedaan had: de Heer wekte de geest op van Cyrus, de koning van Perzië. Deze liet in heel zijn koninkrijk de volgende boodschap afkondigen en ook schriftelijk verspreiden: “Zo spreekt Cyrus, de koning van Perzië: De Heer, de God des Hemels heeft mij alle koninkrijken der aarde geschonken. Hij heeft mij opgedragen voor Hem te Jeruzalem in Juda een tempel te bouwen: laten allen onder u die tot het volk des Heren behoren onder de hoede van de Heer, hun God, terugkeren naar Jeruzalem.”

Tussenzang: Psalm 137
REFREIN: MOGE MIJN TONG IN MIJN MOND BLIJVEN KLEVEN ALS IK AAN U NIET MEER DENK.

  1. Wij zaten aan Babylons stromen en weenden,
    denkend aan Sion;
    En aan de wilgen die daar staan
    hingen de citers.
  2. Onze ontvoerders vroegen gezangen,
    onze verdrukkers een vrolijk lied:
    “zingt ons van Sion!”
    Zouden wij dan van de Heer kunnen zingen
    hier in dit vreemde land?
  3. Als ik, Jeruzalem, u ooit vergeet
    moge mijn hand verlammen;
    Moge mijn tong in mijn mond blijven kleven
    als ik aan u niet meer denk;
    Als ik Jeruzalem zou willen ruilen voor wat plezier.

Achtergrond van de tweede lezing (Efeziërs 2: 4-10)
Deze passage uit de brief aan de Efeziërs richt zich op de vraag hoe Gods plan voor de verlossing van de wereld wordt uitgewerkt door Christus. Begrippen als ‘geloof’, ‘gave’, ‘genade’ en ‘niet op jezelf roemen’ staan centraal in de boodschap van deze brief. Het wezen van de verlossing komt niet door de werken van de Joodse Wet, maar is Gods vrije gave dat tot ons komt door het geloof in Christus.

Tweede lezing: Efeziërs 2: 4-10
Broeders en zusters, God die rijk is aan erbarming, heeft wegens de grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad ons met Christus ten leven gewekt, hoewel wij dood waren door onze zonden; aan Zijn genade dankt gij uw redding. En Hij heeft ons samen met Hem doen opstaan en zetelen in de hemelen, in Christus Jezus, om de naderbij komende eeuwen de overgrote rijkdom van Zijn genade te tonen door Zijn goedheid jegens ons in Christus Jezus. Ja, aan die genade dankt gij uw heil, door het geloof; niet aan uzelf: Gods gave is het; niet aan uw prestaties, niemand mag zich verhovaardigen. Gods werk zijn wij, geschapen in Christus Jezus om in ons leven de goede daden te realiseren die God voor ons al bereid heeft.

Achtergrond van de evangelielezing: (Johannes 3: 14-21)
Johannes verkondigt steeds weer in zijn evangelie dat wij het eeuwig leven vinden door het geloof in Christus, waardoor wij in Hem blijven en Hij in ons blijft. Heel belangrijk is daarbij Jezus ‘uur’, waartoe Hij in de wereld gekomen is, namelijk Zijn ‘uur’ van verheffing en verheerlijking. Johannes bedoelt daarmee dat Jezus’ lijden en sterven aan het kruis een volledige zelfgave in liefde is van de Zoon aan de Vader. Aan het kruis neemt de Zoon geheel de zonden der wereld op zich en brengt verzoening en verlossing door Zijn offer van liefde voor de Vader tot het uiterste. Daarom vergelijk Jezus Zijn verheffing aan het kruis met de verheffing van de bronzen slang tijdens de woestijnjaren in de tijd van Mozes. We lezen hierover in Numeri 21:8-9. De Israelieten hadden Gods gave van het manna afgewezen in ontevredenheid en klagen, waarna God giftige slangen zond die vele Israelieten de dood brachten. God gaf Mozes toen een opdracht om een bronzen slang te maken en die te verheffen op een paal, waarna een ieder die met geloof in God zou opzien naar die bronzen slang, niet zou sterven maar redding zou vinden. Hierin gaf God een voorafbeelding van de verheffing van het kruis en de verrijzenis van Zijn Zoon, door wie het eeuwig leven tot ons komt.

Evangelie: Johannes 3: 14-21
In die tijd sprak Jezus tot Nikodemus: “De Mensenzoon moet omhoog worden geheven zoals Mozes eens de slang omhoog hief in de woestijn, opdat eenieder die gelooft in Hem eeuwig leven zal hebben. Zozeer immers heeft God de wereld lief gehad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan maar eeuwig leven zal hebben. God heeft Zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered. Wie in Hem gelooft wordt niet geoordeeld, maar wie niet gelooft is al veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren Zoon Gods. Hierin bestaat het oordeel: het licht is in de wereld gekomen, maar de mensen beminden de duisternis meer dan het licht, omdat hun daden slecht waren. leder die slecht handelt heeft afschuw van het licht en gaat niet naar het licht toe, uit vrees dat zijn werken openbaar gemaakt worden. Maar wie de waarheid doet gaat naar het licht, opdat van zijn daden moge blijken dat zij in God zijn gedaan.”

Overweging:

In het evangelie horen we Jezus tegen Nicodemus zeggen: “De Mensenzoon moet omhooggeheven worden, aan het kruis, zoals mozes een de bronzen slang omhoog hief in de woestijn, opdat eenieder die gelooft in Hem, eeuwig leven zal hebben”. Jezus sprak toen over een gebeuren in die veertig jaren, toen de Israelieten onder leiding van Mozes in de woestijn waren. Ze begonnen al gauw erg negatief te worden, ze klaagden tegen Mozes, ze maakten Mozes en God vele verwijten. En toen liet God giftige slangen daar in de woestijn de Israelieten bijten. Vele Israelieten werden gebeten en stierven. In paniek riepen ze tot Mozes en smeekten hem tot God te bidden, want ze voelden aan dat deze giftige slangen iets te maken hadden met hoe negatief zij geworden waren tegen God en Mozes. Toen sprak God tot Mozes dat hij een bronzen slang moest maken en omhoog moest heffen, en dat iedere Israeliet die in echt geloof in God op zou zien naar die bronzen slang, gered zou worden.

Deze slangen in de woestijn hebben een diepere betekenis: die slangen waren er namelijk niet zomaar. De Israelieten werden gebeten in feite gebeten door de slang van ontevredenheid, door de slangen van zure kritiek en alleen maar het negatieve zien. Zij werden gebeten door de slangen van een gebrek aan waardering voor Mozes en een gebrek aan vertrouwen op God.
Deze zelfde lelijke slangen zijn er nog steeds en vormen ook voor ons telkens weer een grote bedreiging.

Als eerste die slang van ontevredenheid die de Israelieten in de woestijn meesleurde: die slang trekt aan ons, die slang bijt ons telkens weer, wanneer wij altijd ontevreden zijn en klagen, wanneer wij bij de meeste mensen om ons heen altijd het negatieve verwachten, en wij zo een zure sfeer laten ontstaan in ons gezin, aan het werk, in de relaties waar je deel van bent. Die ontevredenheid en die bittere norsheid, die je als een slang steeds weer bijt, heeft negatieve gevolgen in de levens en in de gemoedsstemming en de motivatie van de mensen om je heen. Dus al heb je nooit een bank overvallen, of nog nooit iemand opgelicht voor een paar miljoen, toch kan het zijn dat jouw hart vergiftigd is geraakt door deze slangen van ontevredenheid en negativiteit. Daarom roept Gods Woord ons allen op: kijk in deze tweede helft van de vastentijd omhoog naar het kruis, naar Christus, hoog verheven met opgestrekte armen, en laten wij ons bezinnen en Hem vragen: “Vergeef mij mijn zuurheid, Heer, mijn norsheid en negatieve instelling. Vergeef mij dat ik nog niet die rustige, fijne mens geworden ben die anderen positief beïnvloedt. Leer mij, Christus mijn Verlosser, het geheim van Uw liefde, van Uw ononverwinnelijke vertrouwen in het goede van dit bestaan.

Dan de slang van het gebrek aan waardering: de Israelieten in de woestijn toonden geen waardering voor Mozes. Ze morden tegen hem en klaagden tegen Mozes. Dit bijtende gebrek aan waardering was iets waar Mozes erg onder geleden heeft.
Deze slang bedreigt ook ons telkens weer, besluipt ons en sleurt ons mee op zijn heilloze pad. Want hij trekt ons mee wanneer wij geen of heel weinig waardering tonen voor onze partner en voor onze kinderen. Of wanneer jullie, jonge mensen, weinig of geen waardering tonen voor jullie ouders of degenen die jullie opvoeden of begeleiden in het leven.

Geen waardering tonen ontneemt die partner, ontneemt onze kinderen, onze ouders of verzorgers zoveel levensvreugde. Want iedere mens is aan de ene kant onvolmaakt, dat is waar, maar iedere mens doet ook veel goed, en heeft ook vele fijne eigenschappen. En als dat niet of bijna nooit wordt gezien, dan groeit er in het hart van een mens een stille onvrede, maar ook een onwil om jezelf nog positief te geven. Laten we nooit vergeten dat een vredige sfeer in een gezin of familie, of in de werkkring of op school, niet uit de lucht komt vallen, maar dat het wordt gevoed door die ongelofelijke kracht van de waardering. Er ontstaat zoveel kracht en goeds wanneer je partner en je kinderen waardering toont, je ze laat merken dat je die goede eigenschappen echt ziet, en je laat merken dat je oog hebt voor die trouwe routinematige dingen die dagelijks door je partner of door je ouders of verzorgers gedaan worden. Jij draagt echt wezenlijk bij aan de levensgroei en de positieve sfeer in het leven van anderen door het laten merken dat die partner, of die collega aan het werk, of ook dat soms lastige familielid toch ook andere positieve kanten heeft waar je waardering voor hebt: dit geeft kracht! Jouw waardering maakt jezelf tot een fijne mens, maar het tonen van waardering draagt ook bij tot een vredige, positieve sfeer waarin het goede in je gezinsleden, collega’s en familie sterker wordt, zij eerder creatief worden en je elkaar van harte ruimte geeft om er te zijn.

Dus als deze slang van het gebrek aan waardering tonen, ook aan jouw hart trekt en je al teveel heeft meegesleept, zie dan op naar het kruis van Christus, en laten we ons bezinnen in deze tweede helft van de vastentijd die voor ons ligt en Hem zeggen: “Heer Jezus, ik zie op naar het kruis en aanschouw het geheim van grenzeloze liefde, een geheim van verzoening en nieuw leven. Vergeef mij dat ik vaak veel te weinig waardering toonde aan de mensen waarmee ik het gezinsleven deel, maar ook aan collega’s op het werk, of mijn leerlingen in de klas, of de kliënten achter de bali. Leer mij opzien naar Uw uitgestrekt armen, Heer Jezus, Gij die ook voor mij gebeden hebt vanaf het kruis, en leer mij groeien en zoveel meer waardering tonen aan anderen in het leven van iedere dag en zo een mens worden die liefde en vrede om zich heen verspreidt en die anderen positief inspireert”.

Tenslotte waren er rondom de Israelieten de giftige slangen van het gebrek aan echt vertrouwen in God, van het morren tegen God, het niet langer met vreugde staan ten opzichte van God. Het is omwille van het voortdurende gevaar van deze slangen die ook ons vaak meesleuren, dat paus Franciscus zo sterk oproept om altijd de vreugde te bewaren waartoe het evangelie en heel de Bijbel ons oproept. Daarom gaf paus Franciscus zijn voornaamste herderlijke brief de naam van “De vreugde van het Evangelie”. En dat leeft deze paus ook zelf voor! Die stille vreugde en dat vredige gevoel dat voortkomt uit een rotsvast vertrouwen in God.

Daarom, laten we ervoor zorgen dat die slang nooit, zoals bij de Israelieten, ons de vreugde van het geloof kan ontnemen. We zijn zwakke mensen met ons ‘kwaai’ en onze zonden, maar zolang wij met dat vredige geloof God met eerbied en vroomheid eren, en Hem rotsvast alle eer geven die Hem toekomt, dan zullen we de tegenslagen van het leven altijd weer overwinnen. Wanneer we die vreugde van het geloof nastreven, dan hervinden we die ook steeds weer, telkens wanneer we even ons boos of ontevreden of ondankbaar voelden. Zo zien wij op naar het kruis van Christus, die in bitter lijden en onder de eenzame last der zonden toch de wenende vrouwen van Jeruzalem troosttte, de goede moordenaar die naast Hem gekruisigd was, aanzag en beloofde: “Heden nog zul je met Mij zijn in het paradijs’, en die vanaf het kruis voor ons bleef bidden: “Vader, vergeef het hen, want ze weten niet wat ze doen”.

“Leer ons, Heer Jezus, het geheim van Uw goddelijke goedheid, leer ons het geheim van Uw onverwoestbaar geloof in het goede van dit bestaan, leer ons het geheim van Uw ongebroken gerichtheid op de liefde van de Vader in de hemel. Laat Uw liefde ook in mijn hart leven, ook in de harten van allen die mij dierbaar zijn, ook in de gemeenschap van deze basiliek, opdat wij steeds minder geleid worden door die negatieve slangen en steeds meer door U, die aan het kruis verheven ook mij trekt tot U, mij trekt tot Uw goddelijk hart, waar wij eeuwig leven zullen vinden. Amen.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

1 reply

  1. Amen

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: