Commentaar op de Lezingen van de 6e Zondag door het Jaar (Jaar B) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Leviticus 13: 1-2. 45-46)
Melaatsheid en ernstige vormen van huidziekte waren erg gevreesd in vroegere eeuwen, zo ook in de tijd van de priesterlijke schrijver van het Oudtestamentische boek Leviticus. Mensen waren erg bang voor besmetting en deze vormen van huidziekte werden door de bijbelse schrijver en zijn tijdgenoten gezien als een soort voorbode van de dood. Daarom horen we hoe deze zieken zich moesten isoleren, niet langer deel mochten uitmaken van de gemeenschap waartoe ze behoorden. Naast de ziekte, was zo het gemis van liefde en geborgenheid een loodzwaar kruis voor hen. Slechts een door de priesters vastgestelde genezing kon hen weer doen terugkeren naar hun familie en de gemeenschap.

Eerste lezing: Leviticus 13: 1-2. 45-46
De Heer sprak tot Mozes “Heeft iemand een gezwel, uitslag of een vlek op zijn huid en gaat het lijken op huidziekte, dan moet men hem bij de priester Aäron of bij een priester van diens geslacht brengen. Degene die aan huidziekte lijdt moet in gescheurde kleren lopen en zijn haren los laten hangen; Hij moet zijn baard bedekken en roepen: Onrein, onrein! Zolang de ziekte duurt is hij onrein; hij moet apart wonen en buiten het kamp blijven.”

Tussenzang: Psalm 32.
Refrein: MIJN TOEVLUCHT ZIJT GIJ, MIJN REDDER IN NOOD;
GIJ HULT MIJ IN VOORSPOED EN VREUGDE.

  1. Gelukkig degene wiens fout werd vergeven,
    wiens zonde door God werd bedekt.
    Gelukkig de mens die geen schuld heeft bij
    God, wiens hart geen misdaad verbergt.
  2. Toch heb ik mijn zonde beleden voor U,
    mijn schuld niet langer ontkend.
    Ik sprak: voor de Heer beken ik mijn fout;
    toen hebt Gij mijn zonden vergeven.
  3. Want talrijke rampen treffen de zondaar,
    maar God beschermt die vertrouwen op Hem.
    Weest blij in de Heer, alle vromen,
    verheugt u en jubelt, oprechten van hart.

Achtergrond van de tweede lezing (1 Korintiërs 10:31-11, 1)
Paulus staat er in dit gedeelte van zijn brief bij stil hoe alle gelovigen, ieder op zijn of haar eigen wijze, geroepen zijn om een levend teken van geloof en van Gods liefde te zijn. Hij Paulus, was dat als apostel en hij roept de gemeente van Korinte op hem daarin na te volgen.

Tweede lezing: 1 Korintiërs 10:31-11, 1
Broeders en zusters, of gij dus eet of drinkt, of wat gij ook doet, doet alles ter ere Gods. Geeft geen aanstoot, noch aan Joden noch aan Grieken noch aan Gods kerk; ook ik tracht allen zoveel mogelijk ter wille te zijn en ik zoek niet mijn eigen voordeel maar dat van de gemeenschap, opdat allen gered worden. Weest mijn navolgers zoals ik het ben van Christus.

Achtergrond van de evangelielezing: (Marcus 1: 40-45)
De evangelist Marcus geeft in hoofdstuk 1 heel kernachtig het begin van Jezus’ missie weer. Zo zagen we Jezus’ verkondiging van het Rijk Gods en de roeping van de eerste vier apostelen om te delen in Jezus’ missie. Dan geeft Marcus met drie wonderen van Jezus aan waartoe Hij in de wereld is gekomen: het uitdrijven van een onreine geest, de genezing van de schoonmoeder van Simon Petrus, en dan het genezen van een melaatse. Met het uitdrijven van de onreine geest openbaart zich de macht die Jezus heeft over het rijk van het duister, met de genezing van de schoonmoeder van Petrus zien we dat Jezus de zieke mens weer opricht en een voorteken geeft van de verrijzenis, en met de reiniging van een melaatse openbaart Jezus zich als degene die de diepe gemeenschap onder mensen en tussen mens en God weer zal herstellen.

Evangelie: Marcus 1: 40-45
In die tijd kwam er eens een melaatse bij Jezus die op zijn knieën viel en Hem smeekte: “Als Gij wilt kunt Gij mij reinigen.” Door medelijden bewogen stak Hij de hand uit, raakte hem aan en sprak tot hem: “Ik wil, word rein.” Terstond verdween de melaatsheid en was hij gereinigd. Terwijl Hij hem wegstuurde vermaande Hij hem met klem: “Zorg ervoor dat ge aan niemand iets zegt, maar ga u laten zien aan de priester en offer voor uw reiniging wat Mozes heeft voorgeschreven, om ze het bewijs te leveren.” Eenmaal vertrokken begon de man zijn verhaal overal in het openbaar te vertellen en ruchtbaarheid aan de zaak te geven, met het gevolg dat Jezus niet meer openlijk in de stad kon komen, maar buiten op eenzame plaatsen verbleef. Toch kwamen de mensen van alle kanten naar Hem toe.

Overweging:
Vandaag, op deze World Marriage Day, zou ik met u de lezingen van deze zondag willen overwegen vanuit de gedachte: “God schept gemeenschap! Want gemeenschap brengt leven, liefde en hoop!”

De kern van het huwelijk, maar ook van het gezinsleven, is gemeenschap: mensen samen, verbondenheid. In het huwelijk worden man en vrouw verbonden tot gemeenschap, ja, scheppen zij gemeenschap door het uitspreken van een keuze voor elkaar en in de loop der jaren geven zij steeds weer inhoud aan die keuze om samen in het leven te staan, om in een echte gemeenschap met elkaar als koppel te leven. Het huwelijksleven is niet altijd gemakkelijk omdat het een nauw samenleven betreft van twee personen die van elkaar verschillen, die verschillend denken over heel wat zaken, verschillend reageren, geregeld verschillende verwachtingen hebben, en verschillende keuzen willen maken. En daarom, om echt gemeenschap met elkaar te scheppen, zullen man en vrouw moeite moeten maken om steeds weer elkaar te willen aanvoelen, respect te hebben voor elkaars verschillend zijn. Ze zullen steeds weer die balans moeten zoeken tussen elkaar warmte en verbondenheid te schenken en toch elkaar voldoende ruimte te geven zichzelf te kunnen zijn.

Verliefd worden, een ander leuk vinden of aantrekkelijk, dat gaat gemakkelijk genoeg. Maar om over vele jaren in eenheid met elkaar te leven, dat is weer een hele tori. Met de loop der tijd ontdekken we ook elkaars minpunten, de dingen aan de ander die ons irriteren en de wat minder prettige karaktereigenschappen. Man en vrouw zullen soms in hun relatie als het ware langs elkaar schuren en soms botsingen hebben. Gemeenschap scheppen is daarom altijd iets wat commitment vraagt, toewijding en het maken van keuzen. En dat zal van beide kanten moeten komen, wil de relatie binnen het huwelijk datgene worden wat je ervan verwachtte en hoopte toen je met elkaar begon.

De kern van het huwelijk is dus het scheppen van gemeenschap, want iedere mens heeft behoefte aan het behoren tot een gemeenschap. Het gezin, je familie, de werkkring, de medeleerlingen en leerkrachten op school, een kloostergemeenschap, de verschillende vriendenkringen waartoe je misschien behoort, de parochie of gemeente of dorp: er zijn zovele vormen van gemeenschap en ze geven ons op verschillende wijzen leven en liefde. Een mens kan niet leven zonder te behoren tot vormen van gemeenschap waarin men jou ziet en kent, je aanvaardt en respecteert, met je optrekt en aandacht schenkt. En dat was juist wat zo erg was bij de melaatsen en de mensen met ernstige vormen van huidziekten in vroegere eeuwen. In de lezingen van deze zondag merken we dat de melaatsen werden uitgestoten omdat de meeste mensen bang waren voor de verschrikkelijke ziekte die zij hadden. Door de angst voor besmetting, werden deze zieken door hun omgeving en vaak ook door hun familie geïsoleerd en afgewezen. Ze waren niet langer welkom in de gemeenschappen waartoe ze voorheen zo onbezorgd behoorden, want mensen werden bang voor ze, en die huisaandoeningen maakten dat mensen vaak ook vies van ze werden. Deze vormen van melaatsheid en huidziekte, maakten de zieke mens onzeker, angstig, neerslachtig en bang voor jouw toekomst.

Hierin verkondigen de lezingen echter dat God steeds weer gemeenschap schept. Hij geeft in Jezus daartoe een heel belangrijk voorbeeld. Jezus laat zich innerlijk raken door geheel die zieke mens die Hij ontmoet. Hij kijkt voorbij het uiterlijke, voorbij de zieke huid of wat het ook is dat andere mensen zich doen afkeren van deze persoon. Hij is innerlijk bewogen en betrokken bij wat deze mens voelt en ervaart, wat deze zieke mens vreest en waaronder hij onder lijdt, waar deze mens naar hunkert en nodig heeft. Jezus steekt Zijn hand uit, Hij raakt deze melaatsen aan en geeft ons zo een krachtig voorbeeld en stof tot nadenken.

Wanneer behandelen wij anderen soms alsof ze als het ware melaats zijn, door vooroordelen of afwijzing, door keiharde negatieve conclusies of door neer te kijken op mensen die anders of armer of minder getalenteerd zijn dan wij? Wanneer in het huwelijksleven er spanningen of teleurstellingen zijn, zijn we dan nog bereid om net als Jezus voorbij de uiterlijke buitenkant van de partner te willen kijken, en de verwachtingen en de diepere kanten van de partner te blijven zoeken. Reiken wij dan nog wel voldoende onze hand naar de ander, zoals Jezus deed, om gemeenschap te blijven scheppen en naar elkaar toe te groeien? Of willen we persé gelijk krijgen, moet het altijd gaan zoals wij het zien, en dragen wij dus in feite bij tot de verwijdering? Hoe gemakkelijk geven wij de partner de schuld van de spanningen of de verwijdering, maar geregeld dragen ook wij wel degelijk daartoe bij, maar willen wij niet de hand reiken naar de ander.

Melaatsheid mag daarom symbool staan voor de lelijkere kanten van ons menszijn, wanneer we zelf bijdragen tot verwijdering en spanningen. Melaatsheid mag dan symbool staan voor die hardere kanten in onszelf die wij vaak eerst niet willen zien en waarvan wij vaak niet willen erkennen dat wijzelf ook een aandeel hebben in de isolatie, en in het stroeve dat we in de relatie of het gezin meemaken. Jezus geeft ons het voorbeeld van het aanraken van de melaatsen. Ook wij raken als het ware de melaatse aan, als wij in situaties van spanningen of onbegrip of verwijdering, wij proberen om toch open te luisteren naar de ander en ons proberen af te vragen wat de ander misschien nodig heeft. Wij leren van Jezus als wij ervoor kiezen om te proberen te komen tot positieve oplossingen, in plaats van olie op het vuur te gooien, als wij bereid blijven na te denken over wat er tussen de woorden door gezegd werd.

Dit worden dan momenten waarin wij Jezus navolgen: wij treden uit onze veilige overtuiging gelijk te hebben of uit ons veilige gevoel beter te zijn dan die ander, en steken onze hand uit en raken de ander aan, en zo brengen wij genezing op gang. Zo scheppen wij weer gemeenschap. En gemeenschap brengt leven, liefde en hoop. Dat gebeurde in het leven van die melaatsen die Jezus ontmoette, en dat gebeurt ook in de levens van zovele mannen en vrouwen die mochten ervaren dat zij door niet enkel vanuit zichzelf te denken, maar die ander ook te willen begrijpen en van de ander te kunnen leren, zij om zich heen nieuwe hoop op gang brachten, nieuw leven en nieuwe mogelijkheden.

Met World Marriage Day plaatsen wij de roeping van het huwelijk even heel bewust in het midden van de aandacht. Want de relatie tussen man en vrouw is zo lang als de mensheid duurt, een van de meest fundamentele realiteiten van het leven. Die relatie van man en vrouw moet en gemeenschap zijn die mensen gelukkig maakt en kracht geven voor de moeilijkere tegenslagen in het leven. In de relatie van man en vrouw wordt steeds weer nieuw leven geboren, nieuwe generaties die in een sfeer van gemeenschap en geborgenheid gevormd moeten worden, om later op hun beurt weer gemeenschap te scheppen en zo het leven voort te zetten en door te geven. Laten we daarom blijven bidden voor het huwelijk, voor fijne sterke relaties tussen man en vrouw. En voor ons allen vragen we God de wijsheid om in navolging van Hem steeds weer gemeenschap te scheppen en te onderhouden, want gemeenschap brengt leven, liefde en hoop!”



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: