Eucharistie tijdens covid-19

congregatie voor de goddelijke eredienst en de regeling van sacramenten

Prot. N. 432/20

Laat ons met vreugde terugkeren naar de Eucharistie!

Brief over de viering van de liturgie gedurende en na de COVID 19 pandemie
aan de voorzitters van de Bisschoppenconferenties van de Katholieke Kerk

          De pandemie, veroorzaakt door het covid 19 virus, heeft gezorgd voor onrust, niet alleen in de dynamiek van de maatschappij, het gezin, de economie en de arbeid, maar ook in het leven van christengemeenschappen, inclusief de liturgische dimensie. Om de verspreiding van het virus tegen te gaan was strikte sociale afstandshouding noodzakelijk, welke gevolgen had voor een fundamenteel aspect van het christelijk leven: “… waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden” (Mt. 18,20). “Zij legden zich ernstig toe op de leer der apostelen, bleven trouw aan het gemeenschappelijk leven en ijverig in het breken van het brood en in het gebed. Allen die het geloof hadden aangenomen, waren eensgezind en bezaten alles gemeenschappelijk” (Hnd. 2,42.44).

          Deze gemeenschapsdimensie heeft een theologische betekenis: God is een relatie van Personen in de Allerheiligste Drieëenheid. Hij schept de mensheid in de relationele complementariteit tussen mannelijk en vrouwelijk want “het is niet goed dat de mens alleen blijft” (Gen. 2,18). Hij plaatst zichzelf in relatie tot de man en de vrouw en roept hen op hun beurt tot een relatie met Hem. Zoals Sint Augustinus intuïtief aanvoelde, is ons hart onrustig totdat het God vindt en in Hem tot rust komt (Belijdenissen, I, 1). De Heer Jezus begon zijn openbaar leven door een groep van discipelen tot zich te roepen om met hen het leven en de verkondiging van het koninkrijk te delen; vanuit deze kleine kudde is de Kerk geboren. De heilige Schrift hanteert het beeld van een stad om het eeuwig leven te beschrijven: het hemels Jeruzalem (vg. Openb. 21). Een stad is een gemeenschap van mensen die waarden, fundamentele menselijke en geestelijke werkelijkheden, plaatsen, tijden en georganiseerde activiteiten met elkaar delen welke op hun beurt bijdragen aan de opbouw van het algemeen welzijn. Terwijl heidenen tempels bouwden die alleen aan godheden gewijd waren en geen toegang boden aan mensen, hebben christenen vanaf het moment dat zij de vrijheid hadden waren om hun geloof te belijden, meteen plekken aangelegd die het domus Dei et domus ecclesiae[1] waren, waar de gelovigen zichzelf konden herkennen als de gemeenschap van God, een volk bijeengeroepen om te vieren en gevormd als een heilige samenkomst. God kan daarom verkondigen: “Ik ben uw God en gij zijt mijn volk” (vg. Ex. 6,7; Dt. 14,2). De Heer blijft trouw aan zijn verbond (vg. Dt. 7,9) en Israël wordt om deze reden de verblijfplaats van God, de heilige plaats van zijn aanwezigheid in de wereld (vg. Ex. 29,45; Lev. 26,11-12). Om deze reden vooronderstelt het huis van de Heer de aanwezigheid van de familie van Gods kinderen. Ook vandaag, in het gebed voor de wijding van een nieuwe kerk, vraagt de bisschop dat het vanwege haar eigen aard mag zijn wat het behoort te zijn:

“… maak dit voor altijd een heilige plaats […]
Hier moge de vloedgolf van Gods genade
de zonden der mensen bedelven,
opdat Uw kinderen, Vader,
afsterven aan de zonden
en herboren worden tot nieuw leven.
Hier moge Uw volk
          rond de altaartafel
         de gedachtenis vieren van het Paasmysterie
          en gesterkt worden door de maaltijd
          van Christus’ Woord en Lichaam.
          Hier moge het offer van lof en dank weerklinken:
          de stemmen der mensen met de koren der engelen verenigd;
          hier moge tot U opstijgen het aanhoudend gebed
          voor het heil van de wereld.
          Hier moge de armen barmhartigheid ondervinden,
          en de verdrukten de ware vrijheid verkrijgen
          en een ieder bekleed worden met de waardigheid van het kindschap Gods,
          totdat zij vol vreugde het einddoel bereiken:
          het Jeruzalem in den hoge.”

          De christengemeenschap heeft nimmer afzondering gewild en heeft de Kerk nooit gemaakt tot een stad met gesloten deuren. Gevormd in de waarde van gemeenschapsleven en in de zoektocht naar het algemeen welzijn, hebben christenen altijd gestreefd naar opname in de maatschappij, daarbij bedacht op het anders zijn – om in de wereld te zijn zonder ertoe te behoren en zonder daartoe te worden gereduceerd (vg. Brief aan Diognetus, 5-6). En zelfs in de nood van de pandemie is er een groot besef van verantwoordelijkheid gerezen. In het luisteren naar en samenwerken met de burgerlijke autoriteiten en deskundigen, waren de bisschoppen en hun territoriale conferenties er snel bij om moeilijke en pijnlijke beslissingen te nemen, zelfs tot aan het punt van het opschorten van de deelname van de gelovigen in de viering van de Eucharistie voor een lange periode. Deze Congregatie is de bisschoppen zeer dankbaar voor hun toewijding en moeite om op de best mogelijke manier te proberen om te gaan met een onvoorziene en complexe situatie.

          Echter, zodra de omstandigheden het toelaten is het nodig en urgent om terug te keren naar de normaliteit van het christelijk leven, die het kerkgebouw heeft als zijn thuis, en de viering van de liturgie, in het bijzonder de Eucharistie, als “het hoogtepunt waarnaar de Kerk in al haar handelen streeft en tevens de bron waaruit al haar kracht voortvloeit” (Sacrosanctum Concilium, 10).

          Ervan bewust dat God de mensheid, die Hij geschapen heeft, nimmer zal verlaten en dat zelfs de moeilijkste beproevingen vruchten van genade kunnen dragen, hebben wij onze afstand van het altaar van de Heer aanvaard als een tijd van euchatistisch vasten, welke voor ons zinvol is om diens vitaal belang, schoonheid en onmeetbare kostbaarheid te herontdekken. Echter moeten wij zo gauw dat mogelijk is terugkeren naar de Eucharistie met een gereinigd hart, met vernieuwde verwondering, met een toegenomen verlangen om de Heer te ontmoeten, met Hem te zijn, Hem te ontvangen en Hem te brengen voor onze broeders en zusters met de getuigenis van een leven vol van geloof, hoop en liefde.

          Deze tijd van ontbering biedt ons de genade om het hart van onze broeders en zusters, de martelaren van Abitinae (begin vierde eeuw) te begrijpen, die hun rechters, ondanks het zekere vonnis van de doodstraf, met een serene vastberadenheid van repliek dienden: “Sine Dominico non possumus.”[2] Het absolute werkwoord possumus (‘wij kunnen niet’) en de betekenis van het onzijdig zelfstandig naamwoord Dominicum (‘wat van de Heer is’) kunnen niet met een enkel woord vertaald worden. Een heel korte uitdrukking die een grote rijkdom aan nuances en betekenissen samenvat, die vandaag als meditatie wordt geboden:

          – Wij kunnen niet leven, christen zijn, en volledig invulling geven aan onze mensheid en de verlangens naar het goede en het geluk die in onze harten wonen, zonder het Woord van de Heer, dat in de viering van de liturgie vormt krijgt en een levend woord wordt, gesproken door God tot degenen die vandaag hun harten openen om te luisteren;

          – Wij kunnen niet leven als christenen zonder deel te nemen in het offer van het Kruis, waarin de Heer Jezus zichzelf zonder voorbehoud schenkt om door zijn dood de mensheid, die gestorven was door de zonde, te redden; de Verlosser maakt de mensheid één met zichzelf en leidt het terug naar de Vader; in de omarming van de Gekruisigde vindt heel de mensheid licht en vertroosting;

          – Wij kunnen niet zonder het gastmaal van de Eucharistie, de tafel van de Heer waartoe wij allen zijn uitgenodigd als zonen en dochters, broeders en zusters om de Verrezen Christus zelf te ontvangen, die in het Brood uit de hemel aanwezig is in lichaam, bloed, ziel en goddelijkheid, en die ons in stand houdt in de vreugden en weeën van deze aardse pelgrimstocht;

          – Wij kunnen niet zonder de christengemeenschap, de familie van de Heer: wij moeten onze broeders en zusters ontmoeten, met wie wij delen het zoonschap van God, de broederschap van Christus, de roeping tot en zoektocht naar heiligheid, en het heil van hun zielen in de rijke verscheidenheid der tijden, persoonlijke verhalen, charisma’s en roepingen;

          – Wij kunnen niet zonder het huis van de Heer, die ons thuis is, zonder de heilige plaatsen waar wij tot het geloof geboren werden, waar wij de zorgzame aanwezigheid van de Heer ontdekten, en ook de barmhartige omhelzing die de gevallenen weer opricht, waar wij onze roeping tot het huwelijk of het religieus leven hebben geconsacreerd, waar wij hebben gebeden en gedankt, ons hebben verheugd en hebben geweend, waar wij onze geliefden, die hun aardse pelgrimstocht hadden voltooid, aan de Vader hebben toevertrouwd;

          – Wij kunnen niet zonder de Dag des Heren, zonder de zondag die licht en betekenis schenkt aan de opeenvolging van de dagen van werk, en aan gezins- en maatschappelijke verantwoordelijkheden.

          Hoezeer de communicatiemedia een waardevolle dienst hebben bewezen aan de zieken en zij die niet in staat zijn naar de kerk te gaan, en ook een grote dienst hebben bewezen in het uitzenden van de heilige Mis in een tijd waarin er geen mogelijkheid bestond voor gemeenschapsvieringen, is geen enkele uitzending vergelijkbaar met de persoonlijke deelname en die ook niet vervangbaar is. Integendeel, uitzendingen alleen riskeren dat wij ons distantiëren van een persoonlijke en intieme ontmoeting met de mensgeworden God die zichzelf aan ons gaf niet op een virtuele manier, maar werkelijk, zeggend: “Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem” (Joh. 6,56). Het fysieke contact met de Heer is essentieel, onmisbaar, onvervangbaar. Als eenmaal de concrete maatregelen, die genomen kunnen worden om de verspreiding van het virus in te dammen, zijn geïdentificeerd en aangenomen, is het noodzakelijk dat allen hun plek in de samenkomst van broeders en zusters hervatten, dat de onvervangbare kostbaarheid en schoonheid van de liturgie wordt herontdekt, en dat die broeders en zusters, die al veel te lang ontmoedigd, angstig, afwezig of onbetrokken zijn geweest, worden uitgenodigd en aangemoedigd.

          Dit department is voornemens enkele principes te herbevestigen en doet een voorstel van enkele actieplannen om snelle en veilige terugkeer naar de viering van de Eucharistie te bevorderen.

          Gepaste aandacht voor hygiëne en veiligheidsregels mogen niet leiden tot de sterilisatie van gebaren en riten, of tot het inboezemen – zelfs onbewust – van angst en onzekerheid onder de gelovigen.

          Het ligt aan het oordeelkundig maar vastberaden handelen van de bisschoppen om ervoor te zorgen dat de participatie van de gelovigen in de viering van de Eucharistie door openbare gezagsdragers niet gereduceerd wordt tot een ‘samenkomst’, en niet wordt beschouwd als vergelijkbaar met of zelfs ondergeschikt aan vormen van ontspanningsactiviteiten.

          Liturgische normen zijn geen zaken die door burgerlijke autoriteiten kunnen worden bepaald, maar enkel de competente kerkelijke autoriteiten (vg. Sacrosanctum Concilium, 22).

          De deelname van de gelovigen in liturgische vieringen moet geaccommodeerd worden, maar zonder geïmproviseerde rituele experimenten en met volledige eerbiediging van de normen die zijn vervat in liturgische boeken die de regels en procedures voorschrijven. In de liturgie is het de ervaring van sacraliteit, heiligheid en transfigurerende schoonheid, die een voorsmaak biedt van de harmonie van eeuwige gelukzaligheid. Derhalve moet gezorgd worden voor de waardigheid van de plaatsen, het sacrale meubilair, de wijze van vieren, volgens de gezaghebbende instructie van het Tweede Vaticaans Concilie: “de riten moeten van een nobele eenvoud zijn” (Sacrosanctum Concilium, 34).

          De gelovigen moeten worden erkend als dat zij er recht op hebben het Lichaam van Christus te ontvangen, en om de Heer die aanwezig is in de Eucharistie te aanbidden op de manier waarin voorzien wordt, zonder beperkingen die verder gaan dan wat er voorzien is door de normen van hygiëne uitgevaardigd door openbare gezagsdragers of bisschoppen.

          In de Eucharistische viering aanbidden de gelovigen de aanwezige Verrezen Jezus; en wij zien hoe gemakkelijk het besef van aanbidding, het gebed van aanbidding verloren gaat. Wij vragen pastores om in hun catechese aan te dringen op aanbidding.

          Een gegarandeerd principe om niet in de fout te gaan is gehoorzaamheid. Gehoorzaamheid aan de normen van de Kerk, gehoorzaamheid aan de bisschoppen. In tijden van moeilijkheid (bijv. oorlogen, pandemieë) kunnen bisschoppen en bisschoppenconferenties provisorische normen uitvaardigen waaraan men moet gehoorzamen. Gehoorzaamheid waarborgt de schat die aan de Kerk is toevertrouwd. Deze maatregelen, die door bisschoppen en bisschoppenconferenties zijn uitgevaardigd, vervallen wanneer de situatie weer genormaliseerd is.

          De Kerk zal de menselijke persoon altijd als geheel koesteren. Zij getuigt van hoop, nodigt ons uit om op God te vertrouwen, herinnert ons eraan dat het aardse bestaan belangrijk is, maar veel belangrijker is het eeuwig leven: delen in hetzelfde leven met God voor alle eeuwigheid is onze doel, onze roeping. Dit is het geloof van de Kerk, door de eeuwen heen is hiervan getuigd door scharen van martelaren en heiligen, een positieve verkondiging die ons bevrijdt van eendimensionale reductionismen en van ideologieën. De Kerk verbindt verkondiging en begeleiding op weg naar het eeuwig heil der zielen met de noodzakelijke zorg voor openbare gezondheid. Laat ons daarom onszelf vrijmoedig toevertrouwen aan Gods barmhartigheid, en de voorspraak van de heilige Maagd Maria aanroepen, salus infirmorum et auxilium,[3] voor allen die zeer beproefd zijn door de pandemie en elke andere aandoening; laat ons volharden in gebed voor hen die dit leven hebben verlaten, en tegelijkertijd onze intentie vernieuwen om getuigen te zijn van Verrezene en voorboden van een gewisse hoop, die de grenzen van deze wereld overstijgt.

Vanuit het Vaticaan, 15 augustus 2020

Hoogfeest van de Tenhemelopneming van de heilige Maagd Maria

Paus Franciscus, tijdens de audiëntie verschaft op 3 september 2020 aan ondergetekende, kardinaal prefect van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Regeling der Sacramenten, heeft deze brief goedgekeurd en diens publicatie bevolen.

Robert Kardinaal Sarah
Prefect


[1] Huis van God en huis van de kerk.

[2] Letterlijk vertaald: Zonder zondag kunnen wij niet.

[3] ‘Toevlucht en hulp der zieken.’

U kunt de tekst in PDF downloaden:



Categorieën:geloof en leven

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: