Paul Tjon Kiem Sang –
In de traditie van de kerk is de veertigdagentijd de periode waarin wij, middels gebed, vasten en het geven van aalmoezen, ons voorbereiden op de viering van het mysterie van de verrijzenis van Christus. Op vele plaatsen is er daarom in deze periode een (ver)groot aanbod van activiteiten gericht op gebed en bezinning. Bezinningsdagen of -avonden komen veel voor, maar ook langere perioden van gebed en bezinning, die doorgaans met de term ‘retraite’ worden aangeduid. Waarom doen wij, vooral in de veertigdagentijd, aan bezinning en retraite, hoe gebeurt dat en waar komt dat vandaan? En waarom is dat zo belangrijk in de veertigdagentijd? Deze vragen willen wij proberen te beantwoorden in navolgend artikel.
Retraite
De meesten onder ons hebben wellicht al eerder gehoord of gelezen over een retraite: het Pastoraal Centrum adverteert in de veertigdagentijd eendaagse retraites voor de gelovigen. Elk jaar gaan de bisschop, de priesters, diakens en religieuzen voor enkele dagen in retraite. De retraite is reeds eeuwen een vast begrip in het leven van de kerk. Het woord zelf is afkomstig van het Franse ‘retrait’ (van het Latijns ‘retrahere) en betekent ‘terugtrekken.’ Retraite in het Frans betekent: pensioen. De associatie is duidelijk: iemand die met pensioen gaat, trekt zich terug uit het arbeidsproces om te gaan (uit)rusten. In religieuze zin betekent retraite ook het zich terugtrekken, niet zozeer om uit te rusten, maar veeleer om tot rust te komen. Uitrusten en tot rust komen zijn niet per definitie hetzelfde. Uitrusten heeft enkel tot doel: de rust zelf. Tot rust komen heeft een ander, veelal hoger doel. En dat is precies waar het bij de kerkelijke retraite om gaat. Overigens: niet alleen in de kerk is men bekend met het begrip retraite. Vele bedrijven hebben in hun kalender ook vaste plek voor een retraite voor directie en staf.
Oorsprong
Het idee van terugtrekking, in de zin van afzondering, zoals dat gebeurt in een retraite, dateert al vanaf de vierde eeuw. Het waren de zg. woestijnvaders, die zich daaraan overgaven. De woestijnvaders waren vroege christelijke kluizenaars, die zich terugtrokken in de woestijngebieden van Noord-Afrika en andere gebieden rondom de Middellandse Zee. Hun beoefening van ascese in de woestijn, die startte in de derde eeuw, was het begin van de christelijke monastiek. De woestijnvaders, die zich in de woestijn terugtrokken naar analogie van Jezus’ terugtrekking in de woestijn voordat Hij aan zijn openbaar leven begint, volgden het voorbeeld van Jezus’ leven van armoede, dienstbaarheid en zelfverloochening. Daarvoor wijdden zij zich helemaal aan de geloften van strengheid, gebed en werken. Door de woestijn in te trekken gaven zij gehoor aan de roep van Christus: “Wilt ge volmaakt zijn, ga dan naar huis, verkoop wat ge bezit en geef het aan de armen; daarmee zult ge een schat in de hemel bezitten. En kom dan terug om Mij te volgen” (Mt 19,21).
Geen afleiding, wel verleiding
De keuze voor de woestijn als plek om zich terug te trekken was niet zomaar. De woestijn werd niet alleen beschouwd als een droog en dor gebied, maar vooral als een lege plek, met weinig tot geen leven. Dat gaf de monniken de garantie van hetgeen waarnaar zij op zoek waren: een plek zonder afleidingen. Hun diepste verlangen – om te leven volgens het Evangelie, te groeien in hun relatie met God en te streven naar volmaaktheid – moesten zij doen op een plek waar afleidingen van het dagelijks leven het niet zouden hinderen. Het was in de vierde eeuw toen de eerste monniken de woestijn introkken om daar te leven in ascese. Hun terugtrekken uit de wereld viel samen met historisch gezien de grootste gebeurtenis in de geschiedenis van het christendom: de officiële verheffing van het christendom tot staatsgodsdienst door keizer Constantijn in het jaar 313 met het edict van Milaan. Na drie eeuwen van vervolging konden christenen zich eindelijk ‘thuis’ en veilig voelen in de wereld, en begon daarmee de institutionalisering van de kerk. Het was precies toen dat de roep van de woestijn sterker werd, en begon te groeien, eerst met enkelen en binnen korte tijd grote aantallen. De bekende Trappistenmonnik Thomas Merton schreef ooit: “Het moet ons veel vreemder overkomen dan het in feite lijkt, dat deze paradoxale vlucht van de wereld in omvang enorm toenam, juist in de tijd dat de wereld officieel christen was geworden.”
Het doel van de terugtrekking
De monniken die zich in de woestijn terugtrokken hadden in feite dezelfde motieven als hedendaagse christenen die in retraite gaan: je onttrekken van alles in jouw dagelijkse leven en wereld, die jouw aandacht en energie geheel en al in beslag nemen, om volledig te focussen op jezelf en jouw relatie met God. De dingen waarmee wij iedere dag weer bezig zijn, die onze aandacht consumeren, leiden ons in feite af van datgene dat ons in het diepst van ons wezen bezig houdt: God zelf en hoe wij met Hem communiceren. Het klinkt misschien gek, maar al die afleidingen waarop wij, bijna gedwongen, dagelijks op afgestemd zijn en blijven, verhinderen vaak de aandacht voor de verleidingen die diep in ons ontspringen. De grootste uitdaging die daarom op ons afkomt wanneer wij ons terugtrekken – in retraite gaan – is het vrij raken van alles wat wij diep in ons binnenste hebben weggestopt en hoe wij daar mee omgaan.
De deugd van verleiding
Een van de eerste woestijnvaders, St. Antonius van Egypte, had als adagium voor zijn broeders: “Hij die geen verleiding heeft ervaren kan het Koninkrijk der Hemelen niet binnentreden.” De woestijnvaders zagen de strijd tegen deze slechte verlokkingen als een stap om God dieper te beminnen. De eerste woestijnvaders beseften dat verleidingen vaak opkomen in de vorm van gedachten. Wij raken door iets aangetrokken en creëren fantasieën, of die nou gaan over onbeduidende dingen, lichamelijke begeerten of sociale interacties. De eerste aanleg die de woestijnvaders overwogen was het zelfbewustzijn: weten wat er in onze gedachten en hart omgaat, hoe wij slechte gedachten kunnen herkennen nog voordat wij zelfs een zondige daad verrichten. Dit is de basis en vereist voortdurend zelfonderzoek en aandacht voor de innerlijke impulsen van het hart. Hierna volgt het belang van gebed en praktische uitvoerbaarheid.
Een kluizenaar in de woestijn zei eens tot een jonge monnik die worstelde met sterke verleidingen: “Dit is een manier om sterk te zijn: wanneer de verleidingen beginnen te spreken in jouw gedachten, beantwoordt ze niet, maar sta op, bidt, doe wat aan boetedoening, en zeg: ‘Zoon van God, ontferm U over mij.’” Gebed staat niet los van actie.
Macht over onze gedachten
Een van de oorzaken van deze gedachten, die als verontrustend kunnen worden beschouwd, is de verbeelding. Als je jouw verbeelding ongecontroleerd zijn gang laat gaan, kan het soms beelden oproepen die ons denken gaan vullen tot het punt van volledige overname, waarbij de meest ernstige gevallen veroorzaakt worden door pornografische beelden en onverdiende lofprijzing. De verbeelding leidt ons ertoe in ons hoofd verhaaltjes te gaan verzinnen die niet altijd correct zijn maar vaak wel bevredigend. “Of de gedachten ons verontrusten of niet, daar hebben wij geen macht over. Maar of ze in ons blijven ronddolen of niet, of zij allerlei gevoelens in ons oppoken of niet, dat is iets waar wij wel macht over hebben,” zei Johannes Damascenus, een andere grote woestijnvader. Ons verstand zal altijd een theater zijn van gevoelens en gedachten; de vraag is echter: wat doen wij daarmee?
Verleiding de rug toekeren
De praktische uitvoerbaarheid kan verschillende vormen aannemen, zoals de tegenovergestelde richting van de verleiding opgaan of hulp zoeken bij een ander. Bijvoorbeeld: wanneer je boos bent op iemand, kunnen gedachten van woede bij je opkomen en je herhaalt in jouw verbeelding wat je boos heeft gemaakt. Dat wordt dan een mentale video van hoe je wraak zult nemen. Hier treedt dan het zelfbewustzijn in en je realiseert je dat de gedachten die jij koestert ongepast zijn. Een eerste praktische handeling zou zijn om jezelf te verwijderen in plaats van op zoek gaan naar de persoon. Gebruik dan jouw verstand en verbeelding om je te herinneren aan de momenten toen jouw relatie met die persoon beter was, of denk aan de toekomst en hoe geweldig het zal zijn wanneer het voorbij is.
Wanneer je dus in retraite gaat en in staat bent je los te maken van alle afleidingen van het dagelijks leven, wees dan niet ongerust wanneer gedachten of gevoelens in je opkomen, waarvan je liever wenste dat ze er niet waren. Prijs jezelf gelukkig dat het gebeurt. Het betekent dat er diep van binnen de grendel van de deur is gehaald, die de diep weggestopte gevoelens een kans geeft om naar boven te komen en herkend te worden. Als dat niet gebeurt, zullen die gevoelens altijd diep verborgen blijven, en zonder dat je het weet of daarvan bewust bent toch altijd een invloed hebben op jouw doen en laten. Als je ze eenmaal herkent èn erkent, dan kan je daarover in de rust van de retraite in gesprek gaan met God. Hij weet als geen ander wat die gevoelens zijn, waar zij vandaan komen en hoe ermee om te gaan. Hij zit immers, net als die gevoelens, ook diep in jou verborgen.
OMHOOG Jaargang 63, editie 12, 7 april 2019
Categorieën:geloof en leven
Geef een reactie