Achtergrond van de eerste lezing (Baruch 5: 1-9)
Het boek Baruch brengt ons terug naar de 6e eeuw v.Chr., toen de bevolking van Juda in ballingschap leefde in Babylonië. De profeet Baruch stelde Jeruzalem voor als een weduwe die door velen verlaten is, maar niet door haar God. Haar kinderen zijn weggevoerd in ballingschap, zij huilt en klaagt over haar eenzaamheid, maar dan weerklinken voor haar de profetische woorden van hoop. Deze hoop is verankerd in het verbond waarmee God zich in de tijd van Mozes verbonden heeft met Israël. Weliswaar hebben velen in Israël dat verbond zo erg verwaarloosd en waren zij zo ver afgedreven van de hoge waarden en geboden van het verbond, dat zij de ellende van de belegering en plundering door de legers van de Babyloniërs over zichzelf hadden gebracht. Maar toch zal God nooit ophouden om met barmhartigheid op de mens neer te zien. Zo spreekt Baruch over de hoop. Ingegeven door Gods Geest, ziet de profeet reeds een messiaanse tijd van vrede. De Messias zal Gods rijk van vrede en gerechtigheid inluiden.
Eerste lezing: Baruch 5: 1-9
Jeruzalem, leg uw kleed van rouw en ellende af; en bekleed u voor immer met Gods heerlijke schoonheid. Sla de mantel van Gods gerechtigheid om, zet op uw hoofd de schitterende kroon van de Eeuwige. Want God wil uw luister laten zien overal op aarde. Voor eeuwig geeft God u de naam: “Vrede door gerechtigheid” en “Glorie door vroomheid”. Op, Jeruzalem, ga op de hoogte staan en kijk uit naar het oosten: daar zijn uw kinderen weer samen op het woord van de Heilige, van zonsopgang tot zonsondergang. Zij zijn blij nu God weer aan hen denkt. Te voet gingen zij van u heen, weggesleept door de vijand, maar eervol brengt God hen terug, gedragen als op een koningstroon. God beval alle hoge bergen en eeuwige heuvels te slechten en de dalen op te vullen, zodat het hele land een effen vlakte wordt en Israël veilig optrekt onder de glorie van God. Ook de bossen en alle geurige bomen geven schaduw aan Israël op Gods bevel. Want God leidt het jubelende Israël in zijn heerlijk licht; met zijn barmhartigheid zal Hij hen omgeven en met zijn gerechtigheid.
Tussenzang: Ps. 126
REFREIN: Geweldig was het wat de Heer ons deed; daarom zijn wij zo blij!
1. De Heer bracht Sions ballingen terug: het was alsof wij droomden. Toen lachten alle monden en juichte elke tong.
2. Toen zei men bij de volken: Geweldig is het wat de Heer hen deed. Geweldig was het wat de Heer ons deed, daarom zijn wij zo blij.
3. Keer nu ons lot ten goede, Heer, zoals een beek doet in de zuid-woestijn. Die onder tranen zaaien, zij oogsten met gejuich.
Achtergrond van de tweede lezing: (Filippenzen 1: 3-6. 8-11)
Paulus begint de brief aan de gemeente van de stad Filippi met een dankzegging, zoals hij dat ook doet in de brief aan de Romeinen en in zijn eerste brief aan de Korintiërs. In zijn gebeden spreekt Paulus zijn blijdschap uit over wat deze gemeente bijdraagt aan de verkondiging van het evangelie. Waarschijnlijk heeft de gemeente van Filippi Paulus van levensmiddelen voorzien tijdens zijn gevangenschap voor het evangelie en hem ondersteund tijdens de rechtszaak die de Joodse authoriteiten tegen Paulus hadden aangespannen over zijn prediken van het evangelie van Christus. Paulus is er zeker van dat de gelovigen van Filippi hun inzet voor het evangelie zullen voltooien en bidt dat hun liefde zal blijven groeien in inzicht en fijngevoeligheid.
Tweede lezing: Filippenzen 1: 3-6. 8-11
Broeders en zusters, Ik dank mijn God telkens als ik u gedenk altijd, bij al mijn gebeden voor u allen. En ik verricht mijn gebed met blijdschap, omdat gij van de eerste dag tot nu toe uw deel hebt bijgedragen tot de prediking van het evangelie. Ik ben er zeker van, dat Hij die het goede werk in u begonnen is het zal voltooien tegen de dag van Christus Jezus. God weet hoe vurig ik naar u allen verlang, met de innigheid van Christus Jezus zelf. En dit is mijn bede: moge uw liefde steeds rijker worden aan inzicht en fijngevoeligheid, om te kunnen onderscheiden waar het op aankomt. Dan zult gij op de dag van Christus ongerept en onberispelijk zijn, verzadigd met de vrucht der gerechtigheid die komt van Jezus Christus, tot eer en lof van God.
Achtergrond van de evangelielezing: (Lucas 3: 1-6)
In de eerste twee hoofdstukken van zijn evangelie, vertelt Lucas het begin van de levensverhalen van Johannes de Doper en Jezus. We lezen over de familierelatie tussen Jezus en Johannes de Doper, maar vooral ook over hun twee moeders die vol geloof het ingrijpen van God in hun leven begroeten. Dan begint Lucas in hoofdstuk drie te vertellen over het optreden van Johannes de Doper als volwassen man. Lucas noemt op plechtige wijze de politieke en religieuze heersers van die tijd. In het Oude Testament wordt vaak op deze manier het optreden van de profeten aangekondigd. Lucas onderstreept zo dat het God is die Johannes zal leiden door de kracht en de inzichten van de Heilige Geest. Lucas typeert Johannes de Doper dus als een profeet in de lijn van de profeten van het Oude Testament. Johannes’ boodschap roept op tot bekering, geloof en een eerlijk, rechtschapen leven. Hij neemt geen blad voor de mond en getuigt ook door zijn sobere, ascetische levensstijl in de woestijn van zijn gerichtheid op God.
Evangelie: Lucas 3: 1-6
Het gebeurde in het vijftiende regeringsjaar van keizer Tiberius. Pontius Pilatus was landvoogd van Judea; Herodes gouverneur van Galilea; zijn broer Filippus gouverneur van het gewest Iturea en Trachonitis, en Lysanias gouverneur van Abilene; Annas en Kajafas bekleedden het hogepriesterschap. Toen kwam het woord van God over Johannes, zoon van Zacharias, die in de woestijn verbleef. Hij begon op te treden in heel de Jordaanstreek en een doopsel van bekering te preken tot vergeving van zonden, volgens de profetie die geschreven staat in het boek van Jesaja: ‘Een stem roept in de woestijn: bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht. Elk dal moet gevuld elke berg of heuvel geslecht worden; de kronkelpaden moeten recht, de ruwe wegen effen worden. Heel de mensheid zal Gods redding zien’.
Overweging:
Zusters en broeders,
Vandaag wil ik met u de lezingen uit Gods Woord overwegen aan de hand van de twee begrippen ‘Verwachting’ en ‘Bekering’.
Negen jaar geleden zei paus Franciscus twee weken voor Kerstmis in zijn preek het volgende: ‘We zijn dicht bij Kerstmis. Er zullen lichtjes zijn, er zullen feesten zijn, verlichte bomen, kerststallen ook, maar het zijn allemaal vermommingen, want heel de wereld is in oorlog. Maar de wereld heeft de weg van vrede niet begrepen. En wat zal er overblijven na die oorlogen waarin we nu leven? Ruïnes, duizenden onopgeleide kinderen, zoveel onschuldige slachtoffers, en veel geld in de zakken van wapenhandelaars. God zegt: ‘Zalig zij die vrede stichten’. Maar zij die oorlogen uitlokken, die oorlog voeren, brengen een vloek over zichzelf, het zijn misdadigers.’
Het is eigenlijk heel opmerkelijk dat ondanks al die oorlogen en de vele vormen van geweld, van haatzaaien en onrecht waar Paus Franciscus naar verwees, de Kerk toch op deze tweede adventszondag in de eerste lezing de woorden van de profeet Baruch laat weerklinken: ‘Leg uw kleed van rouw en ellende af, en bekleed u voor immer met Gods heerlijke schoonheid.’
Maar dit is hoe in de Bijbel dat centrale begrip ‘verwachting’ klinkt! De advent is voor de Kerk een tijd van verwachting en daarom lezen we in de liturgie uit teksten van profeten die spraken over verwachting: profeten zoals Jesaja, Jeremia, Baruch, Sefanja en Maleachi. Het bijzondere van deze bijbelse profetieën van verwachting is dat zij over dat wat nog in de toekomst ligt, spreken als was het nu reeds werkelijkheid. Vele moderne mensen zullen dat niet begrijpen en zullen misschien spottend zeggen dat het dagdromerij is, of dat geloof iets is voor onzekere mensen die het harde van het bestaan niet aankunnen. Maar dat is een grote vergissing! De bijbelse profeten zien en spreken alsof dat wat we mogen verwachten er nu reeds is, omdat zij de mogelijkheden van Gods Geest kennen. Zij weten dat God onvermoeibaar in alle stilte blijft werken, altijd en overal. Ook weten zij dat Gods Geest veel meer aanknopingspunten van goedheid zal vinden in de harten van vele mensen, dan wij dat zouden kunnen. En daarom spreken de profeten reeds over het nieuwe. Zij spreken reeds over een wereld die omgevormd zal zijn door de levengevende waarden van het Rijk Gods en doen dat alsof het nu reeds een werkelijkheid is.
De profeet Baruch leefde in een tijd die gekenmerkt was door grote ellende en verpaupering, veroorzaakt door de oorlog en plundering van Jeruzalem door de Babylonische legers. En toch spreekt de profeet woorden die hen die van goede wil en geloof zijn, in zekere zin reeds laten zien wat de wereld zal worden wanneer Gods Geest zijn werk heeft voltooid. Baruch leidt onze ogen naar de kracht van God die steeds bezig blijft daar waar mensen zich niet laten meeslepen door egoïsme en hebzucht, zich niet laten meeslepen door de duistere machten van het kwaad.
God is altijd een God van hoop en verwachting. En dat is de reden waarom de woorden van Baruch, ondanks alle ellende die hij kent in de samenleving om hem heen, toch heel sterk doortrokken zijn van hoop en verwachting.
‘Hoop doet leven’, zegt het spreekwoord. Maar er is ook een cynisch spreekwoord dat het tegenovergestelde beweert en dat ik ook geregeld mensen hoor zeggen: ‘Hoop is uitgestelde teleurstelling’. Het tweede spreekwoord meent niets te verwachten te hebben. De mensen die dit spreekwoord citeren, menen dat zij de echte realisten zijn die de werkelijkheid zuiver en rechtstreeks zien, en menen meestal dat verwachting dwaas is, ja zelfs gevaarlijk kan zijn omdat het toch, onherroepelijk, vroeger of later, zal leiden tot teleurstelling.
Er is natuurlijk veel dat ons teleurstelling brengt in het leven. Maar toch, een ieder die het leven tot zich toelaat, ervaart naast de onbegrijpelijke, harde en ontmoedigende realiteiten ook dat het hoop is dat ons doet leven. Zonder hoop geven we het op. Als er geen hoop, geen verwachting meer is, is er ook geen bron van kracht of motivatie meer in tijden waarin het leven zwaar op ons drukt.
De Kerk leest daarom elk jaar in de advent profetische teksten die ons leren dat ook wij realisten zijn wanneer wij ruimte maken voor de verwachting. Dat wij wel degelijk realisten zijn wanneer wij nadenken over welke verwachtingen overeenkomen met de visie en waarden van Gods Woord, en welke verwachtingen eerder voortkomen uit menselijk egoïsme of alleen aan jezelf denken.
Zo is de advent een tijd van hoop, van met verwachting uitzien naar wat nu nog niet is: naar de komst van de vrede die Christus zal brengen; naar waardigheid voor de armen en onderdukten van deze wereld; naar alles wat mensen met elkaar verbindt ondanks alle verschillen van ras, cultuur, afkomst en etniciteit. Advent is een tijd van verwachting en hoop, gesymboliseerd door het licht van de adventskrans met steeds weer iets meer lichtjes.
Maar toch zijn bijbelse verwachting en hoop niet een dromerig wegvluchten voor de harde werkelijkheid. Nee, bijbelse verwachting vraagt om bekering: het vraagt om de bereidheid je hart, je manier van denken en je concrete handelen af te keren van het kwaad dat zo sterk aan ons trekt, en je te keren tot het goede. Bekering is diep beseffen dat er ook in je eigen hart nog veel is dat nog tekort schiet ten aanzien van die belangrijke waarden en idealen die God steeds weer doet weerklinken. Bekering is je beseffen, dat we die waarden lang niet altijd echt nageleven, omdat ze vaak worden weggeduwd door de vele andere negatieve impulsen die steeds weer opborrelen in het mensenhart.
Bekering maakt het mogelijk dat Gods Geest ons kan hernieuwen. Dat was duideijk in het evangelie. Johannes de Doper riep krachtig op tot bekering. “Bekeert u tot vergeving van zonden”, zegt hij tot elk van ons, “en bereid de weg van de Heer, maak Zijn paden recht”. Dat is bekeren dus: door zelf-reflectie je bezinnen over je persoonlijke doen en manier van denken, over je concrete keuzen en over wat je in de praktijk steeds weer liet liggen. Bekeren is: door zelf-reflectie je opnieuw committeren aan de weg die Christus ons steeds weer aanwijst.
De bijbelse oproep tot bekering is doortrokken van hoop omdat deze bijbelse oproep zich diep bewust is van de onvermoeibare kracht van Gods Geest. God is een God van verwachting en hoop. En daarom spreekt ook Paulus in de tweede lezing woorden van verwachting en hoop: “Ik ben er zeker van, dat Hij die het goede werk in u begonnen is, het zal voltooien tegen de dag van Christus Jezus”. Paulus spoort de gelovigen van Filippi aan om steeds weer aan zelf-reflectie te doen, omdat wij nooit volmaakt zijn. Integendeel! Bekering is een noodzaak: niet alleen voor sommigen, maar voor elke mens.
Paus Franciscus heeft voor het komende Jubeljaar 2025 het prachtige thema gekozen: “Pelgrims van hoop”. Een krachtig inspirerend thema! Laten we deze advent daarom echt maken tot een tijd van hoop, tot een tijd van verwachting en bekering. Laten we de komst van de Heer echt voorbereiden, door -waar nodig- weer vrede en warmte proberen te brengen in onze gezinnen, in onze relaties met onze partner, onze kinderen of ouders, of in een band met andere familieleden waarmee we in spanningen of onmin leven. Christus wordt reeds de Vredevorst daar waar de paden van ons persoonlijke leven en die van onze samenleving en wereld, steeds meer recht worden door goedheid en mededogen, en waar de bergen van onze hardheid en ons egoïsme steeds weer wat worden afgevlakt. Dan zullen we ons met geloof voorbereiden op het kerstfeest, het feest van de komst van Hem die ons eens zal binnenleiden in Zijn rijk van hoop, van gerechtigheid, licht en vrede.
Categorieën:geloof en leven
Mijn e-mail is nu harry.hermelijn@gmail.com
Verzonden vanaf Outlook voor Androidhttps://aka.ms/AAb9ysg
LikeLike