Commentaar op de Lezingen van de 5e Zondag van Pasen (Jaar B) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Handelingen der Apostelen 9: 26-31)

In hoofdstuk 9 van Handelingen der Apostelen, keert de schrijver, Lukas, zich tot de grote figuur van Paulus. Hij was vóór zijn bekering een jonge, strenge farizeeër, geboren in Syrië in de stad Tarsus, uit rijke Joodse ouders. Hij was gekend onder zijn Joodse naam Saulus. Hij trachtte met fanatieke geloofsijver en haat voor de Christenen, deze groeiende beweging onder zijn Joodse medegelovigen met harde hand uit te roeien. Op de weg naar Damascus heeft Saulus echter een dramatisch ervaring van de levende Christus. Het is de zorg en goedheid van Ananias, die Saulus begeleidt in zijn nieuwgevonden verbondheid met Jezus. Hij brengt drie jaren door in een Christelijke gemeenschap, tot hij weer naar Jeruzalem durft gaan. Begrijpelijk genoeg zijn de gelovigen daar in eerste instantie nog bang voor deze eerder zo gevreesde, meedogenloze vervolger. Maar het is de alom gerespecteerde Barnabas die het opneemt voor Paulus, zoals hij zich nu met zijn Griekse naam laat noemen. Hij voelt zich namelijk gedreven om onder de Griekssprekenden het evangelie van Christus te verkondigen.

Eerste lezing: Handelingen der Apostelen 9: 26-31

In die tijd deed Paulus, in Jeruzalem aangekomen, pogingen zich bij de leerlingen aan te sluiten, maar allen waren bang van hem, omdat zij niet konden geloven, dat hij een leerling was. Barnabas trok zich zijn lot aan, bracht hem bij de apostelen en verhaalde hun, hoe hij onderweg de Heer gezien had en dat Deze tot hem had gesproken, en hoe hij in Damascus vrijmoedig opgetreden was in de Naam van Jezus. Voortaan ging Paulus in Jeruzalem geregeld met hen om, terwijl hij onverschrokken optrad in de Naam van de Heer. Hij sprak en disputeerde met de Hellenisten. Dezen probeerden hem te vermoorden. Toen de broeders dit te weten kwamen, brachten ze hem weg naar Caesarea en lieten hem naar Tarsus vertrekken. Nu genoot de Kerk in heel Judea, Galilea en Samaria vrede; zij werd steeds meer bevestigd in de vreze des Heren en nam gestadig in aantal toe door vertroosting van de heilige Geest.

Tussenzang:  Psalm 22

Refrein: VOOR HEEL DE MENIGTE ZAL IK U PRIJZEN.

1.  Voor heel de menigte zal ik U prijzen,

U danken voor het oog van de godvrezenden.

De armen zullen eten en verzadigd worden,

en allen die God zoeken, prijzen Hem.

2.  Dan zullen alle landen van de aarde

de Heer gedenken en zich tot Hem keren.

Die rusten in de aarde zullen Hem aanbidden,

voor Hem zal buigen al wie afdaalt in het stof.

3.  Mijn ziel zal voor Zijn aanschijn blijven leven,

mijn nageslacht zal steeds Zijn dienaar zijn.

Het zal verhalen van de Heer aan het geslacht dat komt,

van Zijn gerechtigheid aan die geboren worden.

Achtergrond van de tweede lezing (1 Johannes 3: 18-24)

Johannes richt zich in dit gedeelte van zijn eerste brief op het centrale begrip “liefde”. Wij weten wat liefde is, stelt Johannes, door te kijken naar de daad van liefde waarmee Jezus Christus stierf aan het kruis. Deze verlossende daad openbaart ons de Vader, waarvan Johannes verderop in de tekst zegt dat God liefde is. Het kruis en de zelfgave van Christus voor onze verlossing wordt voor de gelovige de bron van zijn handelen. Zoals de oprechtheid van het geloof blijkt uit een openlijke belijdenis van het geloof, zo toont men de authenticiteit van de liefde door concreet te handelen, geleid door de Geest die in ons woont en werkt. Zo komen hier de twee belangrijkste deugden weer samen: geloof en liefde.

Tweede lezing: 1 Johannes 3: 18-24

Vrienden, wij moeten niet liefhebben met woorden en leuzen, maar met concrete daden.

Dat is onze maatstaf; daardoor krijgen wij de zekerheid, dat wij thuishoren bij de waarachtige God. Dan mogen wij ook voor Zijn aanschijn ons geweten geruststellen, ook als het ons veroordeelt, want God is groter dan ons hart en Hij weet alles.

Dierbare vrienden, daar ons geweten ons dus niet hoeft te veroordelen, mogen wij vrijmoedig met God omgaan; wij krijgen van Hem alles wat wij vragen, omdat wij zijn geboden onderhouden en doen wat Hem aangenaam is. En dit is zijn gebod: van harte geloven in zijn Zoon Christus en elkaar liefhebben, zoals Hij ons bevolen heeft. Wie Zijn geboden onderhoudt, blijft in God en God blijft in hem. En dat Hij in ons woont, weten we door de Geest, die Hij ons gegeven heeft.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Johannes 15: 1-8)

De vorige week dachten we over Jezus na aan de hand van hoofdstuk 10 van het Johannesevangelie dat over Jezus spreekt vanuit de titel van ‘de Goede Herder’. Nu, in het begin van hoofdstuk 15, denken we na over Jezus vanuit de titel van ‘de ware Wijnstok’. De wijnstok is een plant met lange ranken die de trossen druiven dragen zolang ze verbonden blijven aan de wijnstok, de stam. De druiven zijn nodig voor het maken van wijn. In de Bijbel is tijdens de Bijbelse feestdagen en de sabbat de wijn een belangrijk symbool voor de Heilige Geest en voor de vreugde die God de Vader brengt door de Heilige Geest. De luisteraars van Jezus kenden de wijnstokken, want overal in Israël groeiden ze. Iedereen wist dat na de druivenoogst de ranken heel kort gesnoeid werden. In de lente groeien de ranken weer uit en dragen dan opnieuw rijke vrucht.  

Evangelie: Johannes 15: 1-8

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer.

Elke rank aan Mij, die geen vrucht draagt, snijdt Hij af; en elke die wel vrucht draagt, zuivert Hij, opdat zij meer vrucht mag dragen. Gij zijt al rein dankzij het woord dat Ik tot u gesproken heb.

Blijft in Mij, dan blijf Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, maar alleen als zij blijft aan de wijnstok, zo gij evenmin als gij niet blijft in Mij. Ik ben de wijnstok, gij de ranken. Wie in Mij blijft, terwijl Ik blijf in hem, die draagt veel vrucht, want los van Mij kunt gij niets.

Als iemand niet in Mij blijft, wordt hij weggeworpen als rank en verdort; men brengt ze bij elkaar, gooit ze in het vuur en ze verbranden. Als gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven,

vraagt dan wat gij wilt en gij zult het krijgen. Hierdoor wordt mijn Vader verheerlijkt, dat gij rijke vruchten draagt; zo zult gij mijn leerlingen zijn.”

Overweging:

Vandaag wil ik met u de lezingen van deze zondag overwegen met als thema: “Verbondenheid”.

De apostel Johannes heeft aan mensen die Jezus niet meer zelf hadden meegemaakt duidelijk willen maken wie Jezus is. Johannes heeft daarom in zijn evangelie een beeld van Jezus geschetst door zeven uitspraken, die steeds beginnen met de woorden “Ik ben”. Zo horen we in zijn evangelie Jezus achtereenvolgens zeggen: “Ik ben het brood des levens”, “Ik ben het licht der wereld”, “Ik ben de deur”, “Ik ben de goede herder”, “Ik ben de verrijzenis en het leven”, “Ik ben de weg, de waarheid en het leven” en “Ik ben de ware wijnstok”. Dit zijn zeven titels of kanten van Jezus, die tezamen laten zien wie Jezus ten diepste is en wat Zijn leven nog steeds voor ons betekent omdat Hij de levende Heer is.

De evangelielezing van vandaag begon met die laatste “Ik ben” – uitspraak, namelijk: “Ik ben de ware wijnstok.” God de Vader is de wijnbouwer, Jezus is de wijnstok en wij zijn de ranken. Met deze beeldspraak geeft Jezus ons de opdracht mee, om met Hem verbonden te blijven en om vrucht te dragen. Ons leven zal vruchtbaar zijn door onze verbondenheid met Jezus.

Deze beeldspraak begrijpen we allemaal aan de hand van alle vruchtbomen zoals manja-, advocaat- of sinaasappelbomen: als je de takken waar er al kleine vruchten aan hangen per ongeluk zou afkappen bij het snoeien, waardoor die takken los raken van de stam, dan zullen die kleine vruchten niet meer doorgroeien. Alleen door de verbondenheid met de stam komen de groeistoffen, sappen en mineralen via de takken naar de vruchten. Alleen de verbondenheid met de stam geeft leven en brengt rijpe vruchten voort.  

Het draait dus allemaal om verbondenheid. Of zoals Jezus zegt: “Blijf in mij, dan blijf ik in jullie.”  Jezus stelt daaraan geen verdere eisen, het maakt niet uit of je Jood of niet-Jood bent, arm of rijk, van welke ethnische afkomst ook, man of vrouw, jong of oud. Een ieder die kiest voor de verbinding met Jezus, kiest daarmee ook voor de mogelijkheid om veel vrucht te dragen. “Los van mij kun je niets” voegt Jezus daar nog aan toe. Wie los is van Jezus, los van het geloof, los van Zijn Woord dat richting, wijsheid en inspiratie geeft: wie los is van Jezus heeft zich verwijderd van de Bron van leven.

Maar wat betekent het om te kiezen voor die verbondenheid met Jezus, om ‘in Hem te blijven’? Kort gezegd komt het er op neer dat we dan kiezen om de weg te gaan die door Jezus zelf is samengevat met Zijn gebod: “Gij zult God lief te hebben met heel je hart en je naaste gelijk jezelf”. In de tweede lezing zei Johannes het ook in zijn eerste brief: “En dit is zijn gebod: van harte geloven in zijn Zoon Christus en elkaar liefhebben, zoals Hij ons bevolen heeft”. Het gaat bij dit gebod om echte verbondenheid! Verbondenheid met God, niet alleen met het hoofd maar echte verbondenheid vanuit de kern van je wezen. En dan ook de verbondenheid met de naaste. Alleen, -dus los van God en los van elkaar-, redden we het niet.

In onze tijd lijkt verbonden zijn met anderen geen enkel probleem: dankzij de mobiele telefoon, het internet en de sociale media kunnen we elke dag in verbinding zijn met de hele wereld. Maar toch moeten we hier kritisch blijven, want er is juist in deze tijd veel eenzaamheid en veel individualisme. We zien overal in de wereld hoe via de sociale media er ook hele harde politieke en asociale ideeën en houdingen worden gepropageerd, die tot verdeeldheid leiden en soms zelfs tot geweld. Echte verbondenheid komt tot stand in de ontmoeting met anderen van aangezicht tot aangezicht. Je kunt er pas zijn voor je naaste, als je ook écht aanwezig bent en naar de ander luistert, als je hem of haar je volle aandacht geeft. Dan voelen mensen zich gezien en gewaardeerd. Dan bloeien ze op.

Jezus was daar een ware meester in. De naaste liefhebben betekende voor Hem élke naaste, ook die mensen die door iedereen genegeerd of geminacht werden. Prostituees, tollenaars, samaritanen of melaatsen: het maakte voor Jezus niet uit: ieder mens is waardevol voor Hem, geschapen naar Gods beeld. Met Jezus verbonden blijven betekent dan ook dat wij moeten kiezen voor respect voor alle mensen en voor verbondenheid met onze medemens. Geen wereld van ‘wij-zij’, maar een wereld waar er voor iedereen een plek van waardigheid is. Dat is een grote opdracht, dat weten we. Als we zo’n wereld willen, dan moeten we keuzes durven maken – zoals Jezus dat deed. Dan mogen we niet onverschillig blijven als er dichtbij ons groepen uitgesloten worden in de maatschappij, of onderbetaald worden en in armoede moeten leven. Dan kan het niet zo zijn dat mensen gediscrimineerd en uitgescholden worden vanwege hun geloof, of hun etnische achtergrond, of vanwege hun geaardheid. Dan mogen we ook niet accepteren dat mensen politiek voordeel vinden bij het zaaien van angst en verdeeldheid. Jezus vraagt ons om te doen wat wij kunnen om alles wat ons verdeelt te overwinnen en op te komen voor wat ons verbindt.

In de tweede lezing zei God dat ook heel helder door de woorden uit de eerste brief van Johannes: “Vrienden, wij moeten niet liefhebben met woorden en leuzen, maar met concrete daden. Dat is onze maatstaf; daardoor krijgen wij de zekerheid, dat wij thuishoren bij de waarachtige God”.

Soms vraagt de verbondenheid met Jezus veel van ons. Paulus heeft dat meegemaakt. Hij had in zijn jongere jaren een grote haat gekoesterd tegen de nieuwe beweging van Joden die getuigden van Jezus’ verrijzenis. Hij haatte deze Christelijke mede-Joden die overal verkondigden dat de eeuwenoude profetieën  en beloften van God over de Messias op indrukwekkende wijze vervuld waren door het lijden, de kruisdood en verrijzenis van Jezus. Voor Saulus was alles maar gevaarlijke onzin geweest. Hij vond dat deze nieuwe Christelijke leer een dwaalleer was die het Joodse geloof van binnenuit zou verdelen en vernietigen. Saulus was er daarom fel van overtuigd geweest dat hij Gods werk deed toen hij overal Joodse Christenen probeerde op te sporen en in de gevangenis werpen. Maar toen was die dag gekomen waarop zijn leven op de weg naar Damascus door een visioen van de levende Heer Jezus geheel overhoop werd gegooid. Saulus hoorde en ervaarde Jezus als de levende Zoon van God die met hem verbonden wilde zijn. Drie jaar later werd Saulus, nu onder zijn Griekse tweede naam Paulus, de vurige apostel die het evangelie overal verkondigde. Paulus heeft velen tot geloof in Jezus gebracht. En over die diepe verbondenheid met de levende Heer, schreef Paulus in zijn brief aan de Galaten: “Ikzelf leef niet meer, Christus is het die leeft in mij. Voor zover ik nu leef in het vlees, leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij leeft liefgehad en zichzelf heeft overgeleverd voor mij” (Gal. 2: 20). Paulus is daar zelf veel vervolgd door geworden. Maar die zware tegenslagen heeft hij moedig gedragen, omdat hij zich steeds gedragen wist door die innerlijke verbondenheid met Christus, de levende Heer.

Echt Christen-zijn heeft dus altijd te maken met verbondenheid. Als wij dan zware beproevingen moeten meemaken of als wij getroffen worden door moeilijke, bittere ervaringen, laten we dan niet gaan twijfelen aan de verbondenheid van God met ons. Jezus zegt ons in het evangelie van deze zondag dat de Vader de gelovige mens van tijd tot tijd zal snoeien, om uiteindelijk nog meer vrucht te kunnen dragen, juist door de inzichten die er groeiden door de pijn en door de grote veranderingen die de tegenslagen ons brachten. Het snoeien, dus de pijnlijke, bittere ervaringen of tijden, wordt een proces van menselijke groei zolang we die verbondenheid met de Heer maar vasthouden. Dan worden we nog meer mensen die met mededogen omgaan met de naaste. We worden mensen met een dieper inzicht in de liefde die God ons openbaart in Jezus’ wonderen en woorden, en in Zijn lijden, kruis en verrijzenis. We zullen mensen worden die door concrete oprechtheid en inzet voor een betere, rechtvaardige samenleving dat begrip ‘liefde’ meer geloofwaardig maken. In dit alles worden wij nog vruchtbaarder in Gods ogen, nog rijper in goedheid en liefde.

Als wij zo durven en kunnen leven, wordt de grootheid van God zichtbaar in ons. Dan dragen wij vrucht en zijn wij ware leerlingen van Jezus. Geen gemakkelijke opgave! Maar we hebben dan ook een heel mensenleven de tijd om ons daarin te oefenen. En mocht het ons soms niet lukken, dan mogen we ons altijd getroost weten door de gedachte uit de tweede lezing, dat God groter is dan ons hart. Dat wij met al onze beperkingen en eigenaardigheden toch altijd ranken aan Christus de ware Wijnstok, mogen zijn.  



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Plaats een reactie