Commentaar op de lezingen van de 24e zondag door het Jaar (Jaar A) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Ecclesiasticus 27:30 – 28:7)

Het Oudtestamentische boek “Ecclesiasticus”, ook genoemd “De Wijsheid van Jezus Sirach”, werd waarschijnlijk tussen 190 en 180 v.Chr. in het Hebreeuws geschreven. In de tekst komen we in 50:27-29 zowel de naam van de schrijver als ook zijn doel met dit bijbelboek tegen: “Lessen in wijsheid en kennis zijn neergelegd in dit boek door Jezus, de zoon van Sirach Eleazar, uit Jeruzalem, die wijsheid liet stromen uit zijn hart. Zalig degene die er zich mee bezighoudt: als hij ze ter harte neemt wordt hij wijs. Want wie daarna handelt, zal alles vermogen: want het ontzag voor de Heer is leven”. In de passage die we in de eerste lezing horen, spoort de bijbelse schrijver zijn gehoor aan tot vergevingsgezindheid en mildheid ten aanzien van de medemens, indachtig dat elke mens zelf van God barmhartigheid nodig heeft en vergeving bij Hem vindt.

Eerste lezing: Ecclesiasticus 27:30 – 28:7

Wrok en gramschap zijn iets afschuwelijks, alleen een zondaar blijft ermee lopen. Wie wraak neemt, zal de wraak van de Heer voelen: de Heer zal zijn zonden nooit uit het oog verliezen. Vergeef uw naaste zijn onrecht: dan worden, wanneer gij er om bidt, uw eigen zonden kwijtgescholden. Kan een mens, die tegenover een medemens in zijn gramschap volhardt, bij de Heer zijn heil komen zoeken? Kan hij, die onverbiddelijk is voor zijn evenmens, om vergeving bidden voor zijn eigen zonden? Als iemand, die zelf maar een mens is, in zijn wrok volhardt, wie zal dan verzoening bewerken voor zijn zonden? Denk aan het einde en houd op met haten; denk aan de ondergang en de dood en houd u aan de geboden. Denk aan de geboden en koester geen wrok tegen uw naaste. Denk aan het verbond van de Allerhoogste en vergeef uw naaste zijn dwaling.

Tussenzang:  Psalm 103

REFREIN: DE HEER IS BARMHARTIG EN WELGEZIND.

1. Verheerlijk, mijn ziel, de Heer,

Zijn Heilige naam uit het diepst van uw wezen.

Verheerlijk, mijn ziel, de Heer,

vergeet Zijn weldaden niet.

2. Hij is het die uw schulden vergeeft,

die u geneest van uw kwalen.

Hij is het die u van de ondergang redt,

die u omringt met Zijn gunst en erbarmen.

3. Hij blijft niet voortdurend verwijten maken,

Hij is niet voor eeuwig vertoornd.

Hij handelt met ons niet zoals wij verdienen,

vergeldt ons niet onze schuld.

Achtergrond van de tweede lezing (Romeinen 14: 7-9)

De apostel Paulus tilt onze geestelijke visie voorbij het individualisme dat ons leven vaak kenmerkt. Hij herinnert ons eraan dat wij door het doopsel onlosmakelijk verbonden zijn met Christus, die, uit de dood verrezen, Heer is van de geschiedenis en Heer van geheel de schepping. Christus wil ook Heer zijn van ons menselijk hart en ons doordringen van een liefde die zich laat raken door de noden van de medemens, en dat vervolgens in beweging komt en zich maakt tot de naaste van anderen.

Tweede lezing: Romeinen 14: 7-9

Broeders en zusters, niemand van ons leeft voor zichzelf alleen, niemand sterft voor zichzelf alleen. Zolang wij leven, leven wij voor de Heer, en sterven wij, dan sterven wij voor de Heer: of wij leven of sterven, Hem behoren wij toe. Daarvoor is Christus gestorven en weer levend geworden: om Heer te zijn over doden en levenden.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Matteüs 18: 21-35)

Vandaag snijdt Jezus een bijzonder moeilijk onderwerp aan, namelijk dat van vergeving en verzoening. Het loslaten van bitterheid, woede en wrok, is altijd moeilijker. Vaak voelt het aan als iets waar we bijna recht op hebben, als iets waar anderen ons niets over mogen zeggen, zelfs God niet. Toch reikt de Heer ons hier een wijsheid aan die ons bevrijding en nieuw leven brengt.

Evangelie: Matteüs 18: 21-35

In die tijd kwam Petrus naar Jezus toe en sprak: “Heer, als mijn broeder tegen mij misdoet, hoe dikwijls moet ik hem dan vergeven? Tot zevenmaal toe?” Jezus antwoordde hem: “Neen, zeg Ik u, niet tot zevenmaal toe maar tot zeventig maal zevenmaal. Daarom gelijkt het Rijk der hemelen op een koning die rekening en verantwoording wilde vragen aan zijn dienaren. Toen hij hiermee begon, bracht men iemand bij hem die tienduizend talenten schuldig was. Daar hij niets had om te betalen, gaf de heer het bevel hem te verkopen met vrouw en kinderen en al wat hij bezat om zo de schuld te vereffenen. Maar de dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte: “Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen”. De heer kreeg medelijden met die dienaar, liet hem gaan en schold hem de geleende som kwijt. Maar toen die dienaar buiten kwam, trof hij daar een andere dienaar die hem honderd denariën schuldig was; hij greep hem bij de keel en zei: “Betaal wat je schuldig bent”. De andere dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte: “Heb geduld met mij en ik zal u betalen”. Maar hij weigerde en liet hem zelfs in de gevangenis zetten, totdat hij zijn schuld betaald zou hebben. Toen nu de overige dienaars zagen wat er gebeurd was, waren zij diep verontwaardigd en gingen hun heer alles vertellen. Daarop liet de heer de dienaar roepen en sprak: “Jij, lelijke knecht, heel die schuld heb ik je kwijtgescholden, omdat je mij erom gesmeekt hebt. Had jij dan ook geen medelijden moeten hebben met je mededienaar, zoals ik met jou medelijden heb gehad?” En in toorn ontstoken, leverde zijn heer hem over aan de beulen, totdat hij zijn hele schuld betaald zou hebben.

Zo zal ook mijn hemelse Vader met ieder van u handelen die niet zijn broeder van harte vergiffenis schenkt”.

Overweging:

De lezingen van deze zondag vragen ons om na te denken over vergeving en verzoening. Iedereen weet dat vergeven meestal heel erg moeilijk is. Als mensen ons diep hebben beledigd of vernederd, of als we ons onrechtvaardig of gemeen behandeld voelden, is het heel moeilijk om die wrok los te laten. Soms is het menselijk gezien zelfs bijna onmogelijk. Hoe stapt iemand heen over de bittere gevoelens wanneer jouw hoogbejaarde ouders door inbrekers in koele bloede werden doodgeschoten, of als je dochtertje verkracht werd, of als je vertrouwen in bepaalde nabije familieleden op cruciale momenten in je leven echt werd verraden en je daar jarenlang grote schade van hebt ondervonden? Maar zelfs ook lichtere beledigingen of teleurstellingen kunnen steeds weer als een film in ons hoofd ronddraaien.

In Jezus’ tijd was dat natuurlijk niet anders. Ook in die tijd was vergeven een moeilijk, weerbarstig onderwerp. Petrus wist hoe belangrijk voor Jezus dit thema van verzoening, vergeving, en het herstellen van gebroken, verstoorde relaties was. Heel voorzichtig vraagt Petrus daarom aan zijn Meester: “Heer, als mijn broeder tegen mij misdoet, hoe dikwijls moet ik hem dan vergeven? Tot zevenmaal toe?“.

Zoals velen weten, is het getal zeven in de Bijbel een heilig getal: een heilig getal dat symbool staat voor perfectie, voor voltooiing, voor het volmaakte, ook voor het goddelijke. Ook zien we het getal zeven in de Bijbel vaak terugkomen in de context van het thema van pijn, schuld, woede, wraak en vergeving.

Bijvoorbeeld in het verhaal van Kaïn en Abel in Genesis hoofdstuk 4: dit bijbels verhaal gaat vooral over dit thema van kwaad doen en straf, schuld en wraak. Kaïn doodt zijn jongere broer Abel, en dat nog wel ondanks het feit dat God hem tevoren als een Vader had gewaarschuwd op te passen met zijn negatieve gevoelens naar Abel toe. Wanneer Kaïn desondanks Abel toch vermoordt, brengt Kaïn een zware straf over zichzelf heen. Toch blijft God ondanks het gewelddadige kwaad dat Kaïn heeft gedaan, barmhartigheid jegens Kaïn. God verstoot Kaïn niet. Al moet Hij Kaïn straffen voor de moord, God blijft van Kaïn houden en hem ook in de toekomst beschermen. Dit blijkt wanneer God tot de angstige Kaïn zegt: “Wie het ook is die Kaïn doodt, hij zal het zevenvoudig boeten!” (Genesis 4: 15). Hier zien we dus de eerste keer dit symbolisch getal zeven: het verwijst hier naar de barmhartigheid waarmee God Kaïn beschermt en nieuwe kansen geeft.

Maar dit bijbels verhaal gaat verder. Gods Woord laat zien dat wanneer kwaad niet goed verwerkt is, het nog meer kwaad verwekt. De wrok leidt dan tot nog grotere vormen van geweld en onheil. Want het verhaal vertelt over de achterachterkleinzoon van Kaïn: Lamech. Waar van Kaïn in v.5 was gezegd, “een wilde woede greep Kaïn aan en zijn gezicht werd grimmig”, daar neemt de wrok in zijn achterachterkleinzoon Lamech nog grotere vormen aan. Want deze Lamech zegt in Genesis 4:23-24: “Luister naar mijn woord: wordt ik gewond, dan dood ik een man. Krijg ik een schram, dan neem ik een kind. Wordt Kaïn zevenvoudig gewroken, Lamech wordt zevenenzeventigvoudig gewroken!”.

Dus in dit verhaal van Genesis staan goddelijke mildheid en barmhartigheid tegenover menselijke agressie en haatdragendheid. Zo leert God ons om na te denken over deze zaken. Woede, wrok, haatdragendheid en agressie zijn realiteiten. Ze kunnen ons gevangen houden. Dan sleuren ze ons levensgeluk en dat van anderen mee in een spiraal van negatieve gevoelens, waar we alleen vrij van komen door wijsheid, door vergeving en loslaten. Laten we daarom een moment nadenken over de diepe inhoud van de woorden die God tot Kaïn zei: “Waarom ben je woedend en waarom staat je gezicht zo grimmig? Als je het goede doet, is er opgewektheid, maar doe je het goede niet, dan loert de zonde als een belager aan je deur, begerig om je te grijpen. Zul je hem meester kunnen blijven?”

Zo spreekt God al aan het begin van de Bijbel, in Genesis, over dit hele moeilijke maar uiterst belangrijke thema van vergeving en verzoening. Het gaat namelijk er om of mensen gelukkig, vrij en vredig kunnen leven.

Wanneer Petrus dit moeilijke onderwerp ter sprake brengt van vergeven en het loslaten van het menselijk verlangen naar wraak en terugslaan, vraagt hij aan Jezus of hij bereid moet zijn tot zevenmaal te vergeven. Als wij eerlijk zijn, dan weten we dat het voor ons al vaak erg zwaar valt om eenzelfde persoon drie keer te vergeven. Maar Jezus antwoordt: “Ik zeg je: niet zeven keer, maar zeventig keer zeven”.

Dit veelvoud van zeven betekent heel veel. Hiermee zegt Jezus: Ik weet hoe moeilijk vergeven is voor het menselijk hart. Hoe moeilijk het is om de boosheid en woede veroorzaakt door onrecht, pijn of bittere teleurstelling, los te laten. Maar toch is dit de waarheid: in vergeven en loslaten wordt je vrij en ontstaat er weer een diepere vorm van leven. Soms zul je denken dat je vergeven hebt, maar zit de wrok, de boosheid of de negativiteit er toch nog in. Dan ben je nog niet vrij. Dan ben je nog niet bevrijd van de negativiteit die van Kaïn naar Lamech werd doorgegeven. Dan leeft ook in jouw hart nog een woede en negativiteit, die soms precies zo van de ene generatie naar de volgende worden doorgegeven. Je zult steeds weer die stap moeten zetten om de wrok en woede los te laten. Steeds weer. Soms zul je die persoon tot zeventig maal zeven moeten vergeven voor je echt bevrijd bent en weer helemaal in balans en in vrede bent.”

Jezus probeert ons hierin inzicht te geven door die parabel van de barmhartige koning en de slechte dienaar. De koning in de gelijkenis is een edelmoedige mens die de dienaar een enorme schuld kwijtscheldt: 10.000 talenten. In Jezus’ tijd was tienduizend het hoogste getal waar het Grieks een naam voor had en waren de talenten de hoogste munteenheid. De dienaar uit Jezus’ parabel was zijn koning dus een gigantisch hoog geldbedrag schuldig. Hij zou dat onmogelijk even terugbetalen, hoezeer hij ook beloofde dat te zullen doen. De koning scheldt hem dan geheel onverwachts die gigantische schuld kwijt, niet omdat hij moet, maar, zoals hij later zegt: “omdat je me erom gesmeekt hebt”.

God wil ons vrij maken van de vele lasten en de schuld waarmee mensen rondlopen. Hij wil mensen vrij maken van de zware bagage die wij vaak in de rugzak van ons leven meesjouwen. Maar wat gebeurt er: die dienaar laat zich niet innerlijk vrij maken wanneer zijn koning die gigantische schuld van zijn schouders wegneemt. De dienaar leert niets van de barmhartigheid en wijsheid van zijn koning. Hij ontmoet namelijk een andere dienaar die hem 100 denariën schuldig is. Misschien herinneren we ons dat Jezus in een andere parabel het erover had dat een rentmeester met een paar arbeiders overeenkwam dat zij voor een dinarie per dag zouden werken. Honderd denariën had in Jezus’ tijd dus de waarde van honderd dagen loon voor een gewone eenvoudige arbeider. Dat is dus iets meer dan drie maanden loon. Een schuld dus die best terug te betalen is.

We begrijpen nu wat Jezus ons in zijn parabel wilt laten inzien: we mogen niet zijn als die eerste dienaar die niets leert van zijn koning, die niet nadacht over de betekenis van die ongekende barmhartigheid die hem ten deel viel toen zijn koning hem zijn gigantische schuld kwijt schold. Hij is in feite nog steeds niet vrij, maar is nog steeds innerlijk gevangen. Want hij weigert begrip of mededogen op te brengen voor deze mededienaar die hem slechts een relatief klein bedrag schuldig is. De dienaar die voor zichzelf zoveel goedheid had mogen ervaren, gedraagt ​​zich ondanks dat alles heel gevoelloos en laat de mededienaar in de gevangenis werpen.

Deze parabel geeft ons veel stof tot nadenken en drukt een groot verlangen uit bij God, dat wij van deze parabel zullen leren en de boodschap ervan ter harte zullen nemen. Vanaf het moment van ons doopsel heeft God ons vergeven en ons bevrijd van een hardnekkige schuld: de erfzonde. Maar dat was alleen nog maar de eerste keer. Want God vergeeft ons telkens weer, ons leven lang! Met grenzeloze barmhartigheid verzoent Hij al onze fouten zodra we ook maar het minste teken van berouw tonen. Dit is hoe God is: barmhartig en wijs. Laten wij van Hem leren en vaak nadenken over de wijsheid van Zijn Woord.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

1 reply

  1. Amen 🙏🏼 ❤️❤️‍🩹😎😘

    Like

Plaats een reactie