Achtergrond van de eerste lezing (Handelingen der Apostelen 2: 1-11)
In hoofdstuk 2 van Handelingen der Apostelen wordt een hele belangrijke ontwikkeling in de jonge Kerk beschreven. Het Joodse Pinksterfeest werd een ingrijpend gebeuren voor de leerlingen, die ondanks hun paaservaringen toch nog angstig en onzeker waren. Gods aanwezigheid middels de uitstorting van de Heilige Geest wordt beschreven in de Oudtestamentische beelden van storm en vuur. Daarmee vertelt het verhaal ons hoe de Heilige Geest stormachtig over de apostelen kwam zoals eens over de profeten van Israël. Storm en vuur roepen ook het sluiten van het eerste verbond op de berg Sinaï in gedachten, toen Gods Geest Mozes leidde met wijsheid, inzicht in Gods geboden en idealen, en met kracht, Ook in dat verhaal wordt het gebeuren beschreven met de beelden van storm, bliksem en vuur.
Op het Pinksterfeest doortrok de Geest de apostelen gelijk een vuur en schonk hun een nieuwe bezieling van waaruit zij vanaf toen vrijmoedig durfden te spreken. De leerlingen hebben ook ervaren dat God door hun verkondiging een nieuw begrijpen en een verzoening te weeg bracht, die in feite een omkeer was van de verdeeldheid van de Babylonische spraakverwarring uit het begin van het boek Genesis. De eerste reactie op de nieuwe verkondiging van de leerlingen is verwondering en verbazing, maar ook openheid en geloof. Hun getuigenis ging over Gods grote daden in Jezus, de Messias. De nieuwheid van leven die de apostelen in de verrezen Jezus ervaren hadden, ging nu aanstekelijk werken in zovele andere mensen die tot geloof kwamen. Zo bracht de verkondiging van de Boodschap en het vieren van doopsel en eucharistie (het breken van het Brood), de aanwezigheid van Jezus steeds verder in de wereld, te beginnen bij Jeruzalem en dan via Samaria en Galilea naar “het uiteinde der wereld”.
Eerste lezing: Handelingen der Apostelen 2: 1-11
Toen de dag van Pinksteren aanbrak waren allen bijeen op dezelfde plaats. Plotseling kwam uit de hemel een gedruis alsof er een hevige wind opstak en heel het huis waar zij gezeten waren was er vol van. Er verscheen hun iets dat op vuur geleek en dat zich, in tongen verdeeld, op ieder van hen neerzette. Zij werden allen vervuld van de heilige Geest en zij begonnen te spreken in vreemde talen, naargelang de Geest hun te vertolken gaf. Nu woonden er in Jeruzalem Joden, vrome mannen die afkomstig waren uit alle volkeren onder de hemel. Toen dat geluid ontstond liepen die te hoop en tot hun verbazing hoorde iedereen hen spreken in zijn taal. Zij waren buiten zichzelf en zeiden vol verwondering: “Maar zijn al die daar spreken dan geen Galileeërs? Hoe komt het dan dat ieder van ons hen hoort spreken in zijn eigen moedertaal? Parten, Meden en Elamieten, bewoners van Mesopotamië, van Judaa en Kappadocië, van Pontus en Asia, van Frygie en Pamfylië, Egypte en het gebied van Libië bij Cyrene, de Romeinen die hier verblijven, Joden zowel als proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken van Gods grote daden.”
Tussenzang: Psalm 104
Antifoon: ZEND GIJ UW GEEST, DAN KOMT ER WEER LEVEN,
DAN MAAKT GIJ UW SCHEPPING WEER NIEUW.
1. Verheerlijk, mijn ziel, de Heer, wat zijt Gij groot, Heer mijn God. Hoe veel is het wat Gij gedaan hebt, Heer, de aarde is vol van Uw schepsels.
2. Neemt Gij hun geest weg dan komen zij om, en keren terug tot de aarde. Maar zendt Gij Uw Geest, dan komt er weer leven, dan maakt Gij Uw schepping weer nieuw.
3. De roem van de Heer blijve eeuwig bestaan, Hij vinde Zijn vreugde in al Zijn schepsels; Mogen mijn woorden Hem aangenaam zijn, dan zal ik mij in de Heer verheugen.
Achtergrond van de tweede lezing (1 Korintiërs 12: 3b-7. 12-13)
De belijdenis “Jezus is de Heer” is alleen vruchtbaar als het de oprechte belijdenis is van het nieuwe leven in en door het kruis en de verrijzenis van Gods Zoon. Dan wordt deze belijdenis de innerlijke ervaring dat er door het geloof een nieuwe hoopvolle richting in het leven is gekomen. De belijdenis “Jezus is de Heer” wordt dan een uiting van het geloof dat de aanwezigheid van de levende, verrezen Jezus ons leven een nieuw perspectief biedt, onze waarden verdiept en ons nieuwe kracht geeft. Paulus vertelt de gelovigen van Korinte daarbij over de werking van de Geest die ons in het doopsel door Christus gegeven wordt. Hij noemt drie gebieden: de gaven van de Geest, de dienstbaarheid en de inzet binnen de geloofsgemeenschap.
Tweede lezing: 1 Korintiërs 12: 3b-7. 12-13
Broeders en zusters, niemand die zegt: “Jezus is vervloekt” staat onder invloed van de geest van God; en niemand kan zeggen: “Jezus is de Heer” tenzij door de heilige Geest. Er zijn verschillende gaven maar slechts één Geest. Er zijn vele vormen van dienstverlening maar slechts één Heer. Er zijn allerlei soorten werk maar er is slechts één God die alles in allen tot stand brengt. Maar aan ieder van ons wordt de openbaring van de Geest meegedeeld tot welzijn van allen. Het menselijk lichaam vormt met zijn vele ledematen één geheel; alle ledematen, hoe vele ook, maken tezamen één lichaam uit. Zo is het ook met de Christus. Wij allen, Joden en Grieken, slaven en vrijen zijn immers in de kracht van één en dezelfde Geest door de doop één enkel lichaam geworden en allen werden wij gedrenkt met één Geest.
Achtergrond van de evangelielezing: (Johannes 20: 19-23)
De stemming van de apostelen die eerste zondagavond na de kruisiging was er een van verwarring en vrees. Verwarring door de verbijsterende ontdekking eerder op de dag, dat het graf leeg was. Verwarring ook door die verhalen van de vrouwen die naar het graf gegaan waren om het dode lichaam van Jezus te balsemen, maar zeiden dat ze een verschijning van engelen hadden gehad, die hen gezegd hadden dat Jezus verrezen was. Daarnaast was er ook de vrees dat de hogepriesters en het sanhedrin ook hun zouden laten oppakken, om zo de beweging rond Jezus geheel uit te roeien. De apostelen hadden daarom best goede redenen om die avond te deuren van de bovenzaal op slot te houden uit angst voor de Joden. Maar dan verschijnt Jezus en laat Hij zich zien in Zijn verrezen heerlijkheid. Hij doorbreekt hun verbijstering met “Shalom”, “vrede zij u”. Jezus toont hun vervolgens de wonden van Zijn handen en voeten, opdat ze zeker zouden weten dat ze niet het slachtoffer zijn van bedrog, dat Hij ook niet een geest is, maar dat Hij het werkelijk is: Hij die aan het kruis heeft gehangen en wiens zijde door een romeinse soldaat werd doorboord. Zo worden de tekenen van Zijn dood nu de tekenen van Zijn nieuwe leven. Dan vervolgt de verrezen Heer tot hen: “Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u”. De zichtbare zending van Jezus in de wereld is nu afgelopen. De zending van de Kerk begint nu. Maar beiden horen bij elkaar: Christus en Zijn Kerk. Daarom kan de Kerk haar zending pas beginnen en werkelijk volbrengen wanneer zij zich er geheel van doordrongen is dat de levende verrezen Heer in haar midden is en met haar is. Vervolgens blaast Jezus over de apostelen en zegt tot hen: “Ontvangt de Heilige Geest”. De Kerk zal haar zending slechts kunnen vervullen en waarmaken, wanneer ze de Heilige Geest de ruimte geeft om in haar te werken. De leerlingen hadden geleerd wat de inhoud van Jezus’ zending was, hoe Hij die volbracht, hoe Hij met mensen omging en hoe Hij predikte, hoe Hij omging met de zieken, met zondaars en met eenzamen, maar ook hoe Hij met gezag de demonen uitdreef. Toch zal het weten van dit alles hen niet helpen zolang de kracht van de Heilige Geest niet in hen leeft. En daarom geeft de verrezen Heer hun nu de Heilige Geest om Zijn werk voort te zetten. Voor de wijdere wereld zal de gave van de Heilige Geest zich pas op Pinksteren in volle vurigheid openbaren, maar aan de kring van Zijn apostelen schenkt Jezus reeds op die eerste paasavond de genade van de Heilige Geest.
Evangelie: Johannes 20: 19-23
In de avond van die eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: “Vrede zij u.” Na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: “Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft zo zend Ik u.” Na deze woorden blies Hij over hen en zei: “Ontvangt de heilige Geest. Wier zonden gij vergeeft hun zijn ze vergeven, en wier zonden gij niet vergeeft hun zijn ze niet vergeven.”
Overweging:
Vandaag wil ik de lezingen van het grote feest van Pinksteren met u overwegen met als thema de regel die we vinden in het bekende kerklied :”Kom Schepper Geest, daal tot ons neer”. Daar wordt de Heilige Geest genoemd: “de Bron waaruit het leven springt, het Liefdevuur dat ons doordringt”.
De eerste titel voor de Heilige Geest in dit kerklied dat we altijd bij het vormsel en op Pinksteren zingen, is dus “de Bron waaruit het leven springt”. De Geest wordt in heel het Woord van God steeds in verband gebracht met het leven, zowel het fysieke leven, als het hernieuwde leven van verlossing, van een nieuwe schepping, alsook het nieuwe leven van vergeving van zonden, van genezing en herstel, van hoop en kracht.
De Bijbel begint met deze woorden: “In den beginne schiep God de hemel en de aarde. De aarde was woest en leeg, duisternis lag over de diepte; en de Geest van God zweefde over de wateren”.
De Heilige Geest die zweeft over de wateren: dat is het bijbelse beeld van hoe de Geest het leven voortbrengt! Alle leven: dat van vissen, dieren, bloemen, planten en van de mens, is voortgekomen omdat de Geest van God zweefde over de donkere, levenloze wateren.
Maar deze bijbelse tekst heeft ook een diepere betekenis: ook nu wilt Gods Geest zweven over de donkere, levenloze wateren van menselijk spanningen en jarenlange ruzies, en het leven voortbrengen van verzoening en van een nieuw begin in relaties tussen personen en in de gezinnen van onze Surinaamse samenleving. Gods Geest wilt ook nu leven voortbrengen daar waar er donkere wateren zijn van wanhoop of van een cynische houding die in niets meer gelooft. Gods Geest wilt zweven over de wateren van ons hart, om in ons weer het enthousiasme tot leven te brengen voor een betere samenleving, en ons zo weer tot leven te roepen wanneer we ontmoedigd zijn geraakt door de aanhoudende corruptie en intriges in onze Surinaamse samenleving en de teleurstellingen dat we maar in die spiraal van hoge inflatie, zwak bestuur en groeiende maatschappelijke spanningen blijven zitten.
In dat scheppingsverhaal, op die eerste bladzijde van de Bijbel, vervolgt het Woord van God: “Toen sprak God: ‘Er zij licht’. En er was licht. En God zag dat het licht goed was”. Hiermee geeft God aan dat Hij door het stille werken van Zijn Geest altijd licht zal brengen in het duister dat als een tegenkracht het leven dreigt weg te nemen uit de harten van mensen en uit de schepping die Hij zo prachtig en met zo een royale biodiversiteit had voortgebracht, maar die bedreigd wordt door de gevolgen van menselijke hebzucht en kortzichtigheid.
De Heilige Geest zal altijd licht brengen en het leven hernieuwen. Dat is ook wat de psalmist van psalm 104 ons voorzong na de eerste lezing: “Zendt Gij Uw Geest, dan komt er weer leven, dan maakt Gij Uw schepping weer nieuw”. Dit is de diepe betekenis van die eerste titel van de Heilige Geest: “de Bron waaruit het leven springt”.
De tweede titel bouwt daar op voort: “het Liefdevuur dat ons doordringt”. Het leven heeft altijd heel wezenlijk te maken met liefde. Want als wij vragen naar het ‘hoe” van het leven, dan kunnen wij te rade gaan bij de wetenschap, die ons kan vertellen wat vele geleerden, vanuit het verstand, de observering, het wetenschappelijk onderzoek en andere vormen van door God geschonken talenten, te weten zijn gekomen over het ontstaan en het “hoe” van het leven. Het “hoe” is belangrijk, maar nog belangrijker is het “waartoe”, “met welke bedoeling, met welke diepere opdracht”? En dan moeten we zoeken in dat gebied van de liefde. Daar vinden we een diepere kracht die aan het leven betekenis en zin geeft. Liefde geeft ook veerkracht en creativiteit, en is een diepe bron van motivatie en betrokkenheid.
In dat kader spreekt Paulus in de tweede lezing over het werken van de Heilige Geest en hoe die concreet het Liefdevuur is dat ons doordringt. Paulus noemt in zijn eerste brief aan de Korintiërs drie gebieden waar de Geest stil maar standvastig werkt in de mens.
Als eerste noemt Paulus de gaven van de Heilige Geest. In het Grieks is het woord voor “gaven” “charísmata”. Daar komt bijvoorbeeld de benaming vandaan van de “Katholieke Charismatische Vernieuwing”: een beweging die extra aandacht en ruimte vraagt voor de vele gaven die de Geest steeds weer geeft in de harten en levens van hen die zich ervoor openstellen. Alle gaven van de Geest zijn uiting van de trouw en de verbondenheid van de Heer en verwijzen daardoor naar Gods liefde. “Er zijn verschillende gaven maar slechts één Geest”, zegt Paulus hier. En in zijn brief aan de Galaten noemt hij deze gaven: “Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, vertrouwen, zachtmoedigheid, zelfbeheersing (Galaten 5:22-23).
Als tweede gebied van het werken van de Geest, noemt Paulus de dienstbaarheid. Jezus heeft deze deugd als een van de meest belangrijke genoemd. We kunnen denken aan zovele woorden van Jezus over dienstbaarheid: “Wie groot wil zijn onder jullie, moet dienstbaar zijn aan allen” (Marcus 10:44), of:. “Als Ik, jullie Heer en Meester, jullie voeten heb gewassen, dan behoren jullie ook elkaar de voeten te wassen. Ik heb jullie het voorbeeld gegeven: je moet doen zoals Ik voor jullie heb gedaan” (Johannes 13: 14-15). Deze deugd van dienstbaarheid, die de Heilige Geest in de mensen wilt versterken en verdiepen zolang wij er werkelijk voor kiezen, staat ook centraal in deze parabel van Jezus: “Wat denken jullie hiervan? Iemand had twee zonen. En hij ging naar de eerste en zei: ‘Jongen, ga vandaag in de wijngaard werken”. Hij antwoordde: ‘Nee, ik wil niet’. Maar later bedacht hij zich en ging toch. Toen ging de vader naar de tweede en zei hetzelfde. Die antwoordde: ‘Goed, vader”, maar hij ging niet. Welnu, wie van de twee heeft de wil van de vader gedaan?” (Matteüs 21: 28-31). In een houding van dienstbaarheid doen wij de wil van de Vader en dat is altijd een bijzondere roeping voor elke mens.
Het derde gebied van het werken van de Heilige Geest waar Paulus in 1 Korintiërs op ingaat is dat van de inzet binnen de geloofsgemeenschap. Hij schrijft: “Er zijn vele vormen van dienstverlening maar slechts één Heer. Er zijn allerlei soorten werk maar er is slechts één God die alles in allen tot stand brengt. Maar aan ieder van ons wordt de openbaring van de Geest meegedeeld tot welzijn van allen. Het menselijk lichaam vormt met zijn vele ledematen één geheel; alle ledematen, hoe vele ook, maken tezamen één lichaam uit”.
Hier doelt Paulus dus op de inzet binnen de kerkgemeenschap. Tegenwoordig noemen we dat ook vaak ‘stewardship’. Het is ook terug te vinden in het ideaal van een ‘synodale Kerk’: een gemeenschap van Christenen die samen op weg zijn, waarbij iedereen meetelt en zich inzet. Met andere woorden: niet alleen denken aan eigen zegen en gebedsverhoring, maar actief elkaar aanvullen en ons inzetten als vele leden van één Lichaam, elk met eigen ervaring, met eigen talenten en mogelijkheden. Die oprechte inzet voor de geloofsgemeenschap is een krachtig teken dat de Heilige Geest werkzaam is in ons leven.
Zo bidden we met dit feest van Pinksteren om de volheid van de Geest. Jezus heeft ons allen reeds bij ons doopsel de Heilige Geest geschonken en die gave verder verdiept en versterkt in het sacrament van het vormsel. Als wij Hem er geregeld om bidden, zal Zijn Geest blijven zweven over de wateren van ons hart en steeds het licht voortbrengen van al die goede eigenschappen die een waarlijk gelovig mensenleven zo boeiend kunnen maken, zo vervuld en geleid door Gods Geest. Hij zal ons vormen tot mensen van liefde, waarheid en hoop.
Daarom wil ik ook bij dit Pinksterfeest dat eeuwenoude gebed tot de Heilige Geest bidden:
“Kom Heilige Geest, en vervul de harten van Uw gelovigen, en ontsteek in hen het vuur van uw liefde. Zend uw Geest uit en alles zal herschapen worden. En Gij zult het aanschijn van de aarde vernieuwen. Laat ons bidden: God, Gij hebt de harten van de gelovigen door de verlichting van de Heilige Geest onderwezen: geef dat wij door die Heilige Geest de ware wijsheid mogen bezitten, en ons altijd over Zijn vertroosting verblijden. Door Christus onze Heer. Amen.
Categorieën:geloof en leven
Geef een reactie