Commentaar op de Lezingen van het Hoogfeest van de H.Drievuldigheid (Jaar B) door Pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Deuteronomium 4: 32-34. 39-40)

In deze passage van het bijbelboek Deuteronomium roept Mozes de lezers op tot de verwondering. Dat is een hele belangrijke houding. In het overwegen van het wonderlijke en mysterievolle van geheel de kosmos en door het overwegen van de momenten en gebeurtenissen in de geschiedenis waarin de Israëlieten redding en bevrijding hebben ervaren, groeit er in ons een aanvoelen van wie God is. God is verheven en eeuwig, maar God is ook nabij en betrokken. God is het hoogste mysterie dat wij nooit zullen doorgronden, maar waarvoor wij in eerbied en aanbidding moeten zijn. En ons enige juiste antwoord op Gods eeuwige, liefdevolle wezen, is het zo goed mogelijk leven naar de voorschriften en geboden die Hij ons geeft en die Zijn wijsheid en waarden weerspiegelen.

Eerste lezing: Deuteronomium 4: 32-34. 39-40

Mozes sprak tot het volk en zei: “Ga de oude tijden maar na die u zijn voorafgegaan vanaf de dag dat God mensen op de aarde schiep. Kijk maar van het ene uiteinde van de hemel tot aan het andere: is er ooit zo iets groots gebeurd of is er ooit iets dergelijks gehoord? Heeft een volk ooit een God uit het vuur horen spreken zoals gij en daarbij het leven behouden? Of heeft ooit een God gepoogd uit een ander volk u te komen uitkiezen door beproevingen, door tekenen en wonderen, door oorlogen, met sterke hand en opgestoken arm, door grote, schrikwekkende daden, zoals de Heer uw God die voor uw ogen in Egypte heeft verricht? Erken dan heden en prent het in uw hart: de Heer is God in de hemel boven en op de aarde beneden; er is geen ander. Onderhoud zijn voorschriften en geboden die ik u heden geef. Dan zult gij met uw kinderen gelukkig zijn en lang leven op de grond die de Heer uw God u voor altijd schenkt.”

Tussenzang:  Psalm 33

Refrein: ZALIG HET VOLK DAT DE HEER HEEFT ALS GOD. DE NATIE DOOR HEM TOT ZIJN ERFDEEL GEKOZEN.

1. Oprecht is immers het Woord van de Heer

en al wat Hij doet is betrouwbaar.

Recht en gerechtigheid heeft Hij lief,

de aarde is vol van Zijn mildheid.

2. Hij heeft de Hemel gemaakt door Zijn Woord,

Zijn stem schiep de hemelse machten.

Hij sprak slechts één Woord en alles ontstond,

Hij gaf Zijn bevel en het kwam te voorschijn.

3. Maar het is God die Zijn dienaars bewaakt,

hen die op Zijn gunst vertrouwen.

Dat Hij hen redden zal van de dood,

bij hongersnood hen zal voeden.

Achtergrond van de tweede lezing (Romeinen 8: 14-17)

De brief aan de Romeinen is een belangrijk schrijven van de apostel Paulus waarin hij aan de kerkgemeenschap te Rome zijn geloofsboodschap heel zorgvuldig uitlegt. Daarbij kan dus ook het geloof in de Drieënheid niet ontbreken. Paulus laat ons in deze tekst aanvoelen hoe de Vader, Zoon en Heilige Geest gezamenlijk in eenheid werken: de Heilige Geest wekt in ons het geloof in Christus de Zoon, en brengt ons tot inzichten in de verlossende betekenis van Zijn lijden en kruis. Tegelijkertijd wekt de heilige Geest in ons een verlangen op naar de Vader en sterkt zo in ons het vertrouwen in God de Vader.

Tweede lezing: Romeinen 8: 14-17

Broeders en zusters, allen die zich laten leiden door de Geest van God zijn kinderen van God. De Geest die gij ontvangen hebt is er niet een van slaafsheid die u opnieuw vrees zou aanjagen. Gij hebt de geest van het kindschap ontvangen die ons doet uitroepen: “Abba, Vader!” De Geest zelf bevestigt het getuigenis van onze geest dat wij kinderen zijn van God. Maar als wij kinderen zijn dan zijn wij ook erfgenamen, en wel erfgenamen van God, te samen met Christus, daar wij delen in zijn lijden om ook te delen in zijn verheerlijking.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Matteüs 28: 16-20)

In de laatste woorden van zijn evangelie, geeft de evangelist Matteüs ons een diep inzicht in de eenheid van de goddelijke Drievuldigheid. We horen eerst een verwijzing naar de eenheid tussen de Vader en de Zoon, want zo komt het dat “alle macht in de hemel en op aarde”, die in feite toebehoort aan het wezen van de Vader, door Hem in handen is gelegd van de Zoon. Daarna horen we in de opdracht tot het doopsel een diepe verwijzing naar de eenheid van de Vader, Zoon en Heilige Geest. In het doopsel delen we in het eeuwig leven van de Vader, doordat we tevens delen in de verlossing en vergeving van zonden die de Zoon ons brengt, en in het doopsel schenken de Vader en de Zoon ons de gave van de Heilige Geest, die ons leven wijsheid, kracht, vertroosting en liefde wilt schenken. Daarna besluit de verrezen Heer met het toezeggen van Zijn eenheid met ons, Zijn Kerk, en ook daarin ligt altijd besloten de genade en de dragende liefde voor ons van de Vader en de Heilige Geest.

Evangelie: Matteüs 28: 16-20

De elf leerlingen begaven zich naar Galilea, naar de berg die Jezus hun aangewezen had. Toen zij Hem zagen wierpen ze zich in aanbidding neer; sommigen echter twijfelden. Jezus trad nader en sprak tot hen: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde. Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en leert hun te onderhouden alles wat Ik u bevolen heb. Ziet, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld.”

Overweging:

Het geloofspunt van de H.Drievuldigheid of H.Drieëenheid is een van de absolute kernpunten van ons Christelijk geloof. Voor ons, katholieken, maar ook voor alle andere Christelijke denominaties, is dit wat wij van God geloven: één God, en toch Vader, Zoon en Heilige Geest. Het is niet altijd gemakkelijk dit te begrijpen en als je het logisch of wiskundig zou willen benaderen, is het heel moeilijk om de H.Drievuldigheid uit te leggen aan anderen, of zelfs aan jezelf.

En toch is dit wat wij Christenen geloven als de diepste geopenbaarde waarheid: er is slechts één God, maar God bestaat in drie goddelijke personen: Vader, Zoon en Heilige Geest. Het is een mysterie van God zelf, iets waar wij uiteindelijk slechts in gelovige verwondering en eerbiedige aanbidding voor kunnen staan. Wanneer we nadenken over het wezen van God, dan gaat het over de vraag: “wat” God is: en dan is het antwoord: God is één in wezen, onverdeeld en eeuwig. God is onveranderlijk en één. Maar als wij vragen: “hoe of wie” is God, dan weten wij: God is Vader, Zoon en Heilige Geest. Dit weerklinkt zo mooi in de prefatie van dit Hoogfeest: “Vader, met uw veelgeliefde Zoon en met de heilige Geest zijt Gij één God, en onze enige Heer. Wat wij weten en geloven van U, Vader, dat weten en geloven wij ook van uw Zoon en van de heilige Geest. En wij belijden dat Gij God zijt: eeuwig, waarachtig en getrouw, Gij drie personen, even goddelijk voor ons en even groot! O heilige Drievuldigheid! Gij één van hart, één God die wij aanbidden!”

Als we verwachtten dat de lezingen van vandaag ons een duidelijke en uitgebreide presentatie zouden geven van de leer van de Heilige Drievuldigheid, dan zullen we merken dat dat niet het geval is. De leer van de H. Drievuldigheid wordt niet expliciet in de Bijbel uiteengezet en het woord “Drievuldigheid/Drieëenheid” wordt ook in die vorm niet genoemd in de Bijbel, maar de inhoud absoluut wel. Overal in het Nieuwe Testament lezen wij de verwijzingen naar de Vader, Zoon en Heilige Geest. En in een aantal teksten in het Oude Testament vinden we verborgen “hinten”, of op z’n Surinaams gezegd: “pingi’s”. De Vader heeft de Zoon gezonden om de wereld te verlossen. En de Vader en de Zoon hebben gezamenlijk ons de Heilige Geest gezonden als onze Raadgever, onze Voorspreker en onze Trooster.

In het evangelie van vandaag heeft Christus zelf het mysterie van de drie goddelijke personen aan ons geopenbaard. Hij deed dat met de zending: Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde. Gaat dus en maakt alle volkeren tot Mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest“. Deze opdracht gaat terug op Jezus zelf, dus tot het allereerste begin van de Kerk, en verwijst heel diep naar de H.Drievuldigheid: “doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest”. Daarom beginnen wij, katholieken, ons gebed altijd met de aanbidding van de drieëne God wanneer wij het kruisteken maken: “In de naam van de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest”.

De vroege christenen wisten: Jezus sprak over de Vader die Hem, de Zoon, had gezonden in deze wereld. Jezus sprak ook over de Heilige Geest die Hij zou zenden. Jezus had hen vaker gezegd dat de Vader Hem alles doet zien vanuit een eenheid die zo bijzonder van aard is: “Dan zult gij inzien en erkennen dat de Vader in Mij is, en Ik in de Vader ben” (Joh. 10:38). In die context zei Jezus enkele verzen eerder: “Ik en de Vader: Wij zijn één” (v.30).  

De apostel Paulus bezingt dit geloofsmysterie op vele plaatsen in zijn brieven, bijvoorbeeld in de brief aan de Filippenzen: “Hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God, maar Hij heeft zichzelf ontledigd en het bestaan van een slaaf aangenomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden en als mens verschenen, heeft Hij zich vernederd: Hij werd gehoorzaam tot de dood, tot de dood aan een kruis” (Fil. 2:6-8).

In de tweeduizend jaar Christelijk geloof, schrijven we de schepping meestal toe aan de Vader, de verlossing schrijven we toe aan de Zoon en de heiliging aan de Heilige Geest. Maar hoewel ze onderscheiden zijn als personen binnen de goddelijke Drieëenheid, bestaat noch de Vader, noch de Zoon, noch de Heilige Geest ooit geïsoleerd, maar altijd in die eeuwige eenheid binnen de Godheid.

Wanneer Jezus tijdens het laatste avondmaal tot Zijn Vader bidt om een hechte eenheid tussen de apostelen en in de Kerk de eeuwen door, dan neemt Hij de eeuwige eenheid tussen Hem en de Vader als voorbeeld en als bron: “Vader, Ik heb hun de heerlijkheid gegeven die Gij Mij geschonken hebt, opdat zij één zijn zoals Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij, opdat zij volmaakt één zijn en de wereld zal erkennen, dat Gij Mij hebt gezonden en hen hebt liefgehad zoals Gij Mij hebt liefgehad. Vader, Ik wil dat zij die Gij Mij gegeven hebt met Mij mogen zijn waar Ik ben, opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen die Gij Mij gegeven hebt, daar Gij Mij hebt liefgehad vóór de grondvesting van de wereld” (Joh. 17: 22-24).

Wij allen die gezamenlijk de Kerk uitmaken, zijn dus geroepen om in de wereld een teken te zijn van eenheid, van goedheid en wederzijds respect. We weten allemaal dat dit vaak heel moeilijk is voor ons, want we zijn maar onvolmaakte mensen. We weten allemaal dat onze Christelijke geschiedenis helaas ook heel veel oorlogen, verdeeldheid, rassendiscriminatie en geweld kent, maar toch  neemt dat niet weg dat Jezus ons deze roeping tot eenheid altijd blijft voorhouden.

Jezus wilt ons duidelijk leren dat eenheid een kernaspect is van de liefde. Eenheid in verscheidenheid is een creatieve eenheid, een ruimte waar mensen anders mogen zijn. Ondanks alle verschillen tussen man en vrouw, of verschillen in karakter of geaardheid, of verschillen van bevolkingsgroepen of andere maatschappelijk-sociale achtergronden, leert de Heer ons te streven naar een eenheid in verscheidenheid die wijs is. Een wijsheid die uiteindelijk alleen de Heilige Geest ons schenken kan.

Dat is wat wij leren wanneer wij nadenken over de H.Drievuldigheid: de Vader, Zoon en de Heilige Geest zijn één in goddelijk wezen en toch verschillend in persoon. In alles zijn de Vader, Zoon en Heilige Geest één in focus, één van wil en vooral één in onderlinge liefde. Dat is dus wat volmaakte liefde is. En dat is ons voorbeeld! Dat is waarover elk van ons steeds weer moet nadenken en mediteren in het leven, om wat wij leren over de goddelijke Drieëenheid toe te passen op hoe ik met de anderen omga binnen het gezin en de familie, of in mijn werksfeer, maar ook om na te denken over hoe ik omga met de verschillen van de culturen en maatschappelijke realiteiten van de samenleving.

Laten wij daarom te midden van alle hectische drukte van ons moderne leven, en ondanks onze vele bezigheden en verantwoordelijkheden, toch ook altijd tijd vrijmaken voor het gebed. En dat ons gebed niet oppervlakkig zal zijn, of alleen maar een vragen om bijstand in onze noden en zorgen. Maar dat ons gebed ook altijd een moment mag zijn van rust, van verwondering en aanbidding. Want dan kunnen wij komen tot innerlijke groei en inzichten. Daarom wil ik deze overweging besluiten met z’n moment van aanbidding en verwondering: “Vader, met uw veelgeliefde Zoon en met de heilige Geest zijt Gij één God, en onze enige Heer. En wij belijden dat Gij God zijt: eeuwig, waarachtig en getrouw, Gij drie personen, even goddelijk voor ons en even groot! O heilige Drievuldigheid! Gij één van hart, één God die wij aanbidden!”



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Plaats een reactie