Commentaar op de Lezingen van de 28e Zondag door het Jaar  (C) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (2 Koningen 5: 14-17)

De boeken 1 en 2 Koningen vormen tezamen een belangrijke vastlegging van een stuk geschiedenis van de twee Joodse koninkrijken: het koninkrijk Israël in het noorden en het koninkrijk Juda in het zuiden. Deze twee boeken sluiten aan op de geschiedenis van de boeken 1 en 2 Samuël.

In deze passage staan twee personen centraal: de Syrische officier Naäman en de profeet Elisa. Syrië was de noorderbuur van het koninkrijk Israël. Syrië werd in die tijd ook vaak Aram genoemd, dus als we in bijbelboeken ‘Aram’ en ‘Arameeërs’ zien staan, dan gaat het over ‘Syrië’ en haar inwoners, Syriers. Syrië en Israel hadden vaak een gespannen relatie met elkaar en in deze periode had Syrië Israël al enkele keren aangevallen. De Syrische legerofficier Naäman had daarbij een belangrijke rol gespeeld en was dus een vijand van Israël. Bij een van die militaire expedities had Naäman onder de buit ook een jonge Joodse vrouw als slavin meegevoerd, die hij aan zijn vrouw gegeven had om haar in het huishouden bij te staan. Wanneer Naäman op gegeven moment een bedreigende huidziekte krijgt, is het toch juist die Joodse slavin die hem het advies geeft om de hulp in te roepen van de grote profeet in Israël: Elisa. Het moet best moeilijk geweest zijn voor Naäman om als machtige legerofficier te luisteren naar een buitenlandse slavin. Maar hij gaat toch en vindt volkomen genezing. Dit maakt grote indruk op Naäman en wekt in hem een enorme dankbaarheid op naar Elisa toe en een diep geloof in Elisa’s God, Jahweh de Heer.

Eerste lezing: 2 Koningen 5: 14-17

In die dagen ging de Syriër Naäman naar de Jordaan en dompelde zich zevenmaal onder, zoals Elisa, de man Gods, gezegd had. Zijn huid werd weer als die van een klein kind en hij was gereinigd van zijn melaatsheid. Hij keerde met heel zijn gevolg naar de man Gods terug, trad zijn huis binnen, ging voor hem staan en zei: “Nu weet ik dat er in Israël een God is, en nergens anders op aarde. Wil daarom een huldeblijk van uw dienaar aanvaarden”. Maar Elisa antwoordde: “Zowaar de Heer leeft, wiens dienaar ik ben, ik neem niets van u aan”. En hoewel Naäman er bij hem op aandrong iets aan te nemen, bleef hij weigeren. Toen zei Naäman: “Geef mij dan tenminste een vracht aarde mee, zoveel als een koppel muildieren kan dragen, want uw dienaar wil aan geen andere goden brand- of slachtoffers meer opdragen, dan aan de Heer alleen”.

Tussenzang:  Psalm 98

Refrein: Zijn weldaden deed God ons kennen, de volkeren zijn gerechtigheid.

1. Zingt voor de Heer een nieuw gezang omdat Hij wonderen deed. Zijn hand deed zich krachtig gelden, de macht van zijn heilige arm.

2. Zijn weldaden deed Hij ons kennen, de volkeren zijn gerechtigheid. Opnieuw bleek zijn goedheid en trouw ten gunste van Israëls huis.

3. Geheel de aarde aanschouwde wat onze God voor ons deed. Verheerlijkt de Heer, alle landen, weest blij, verheugt u en zingt.

Achtergrond van de tweede lezing (2 Timoteüs 2: 8-13)

In deze passage van de tweede brief van Paulus aan Timoteüs, worden we uitgenodigd ons te laten inspireren door de weg van het geloof die Paulus heeft afgelegd. Hij heeft lijden te verduren gehad, soms zelfs zeer vele beproevingen en pijnlijk lijden, maar door het in geloof mee te nemen in zijn gebed, bracht het Paulus dichter tot Jezus. Hij begon te zien dat gelovig gedragen lijden ons geestelijk sterker maakt, omdat wij dan als het ware reeds met Christus sterven. Het volharden in het gebed en de liefde voor God zullen ons ook doen delen in de kracht van Jezus’ verrijzenis.

Tweede lezing: 2 Timoteüs 2: 8-13

Dierbare, houd Jezus Christus in gedachten, Davids Nazaat die uit de dood is opgestaan. Zo luidt de boodschap die ik verkondig en waarvoor ik zelfs als een misdadiger gevangenschap heb te lijden. Maar het woord van God laat zich niet in boeien slaan. Daarom ben ik bereid alles te verdragen, ter wille van de uitverkorenen, opdat ook zij het heil verwerven in Christus Jezus en eeuwige heerlijkheid. Hoe waar is dit woord: “Als wij met Hem gestorven zijn zullen wij met Hem leven. Als wij volharden, zullen wij met Hem heersen. Als wij Hém verloochenen zal Hij ons verloochenen. Als wij ontrouw zijn blijft Hij trouw: zichzelf verloochenen kan Hij niet”.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Lucas 17: 11-19)

In Jezus’ tijd moesten mensen die leden aan melaatsheid en andere gevaarlijke huidziekten, zich afzonderen van de maatschappij. Dit wordt voorgeschreven in Leviticus 13:45: “Wie door huidvraat, melaatsheid of andere gevaarlijke huidziekten aangetast is, moet zijn kleren scheuren, zijn haar los laten hangen, zijn baard en snor bedekken en “Onrein, onrein!” roepen. Zo iemand blijft onrein zolang de aandoening duurt. Als onreine moet hij apart wonen en buiten het kamp verblijven”. De grote eenzaamheid en ontreddering die dit isolement met zich meebracht, werd zeer gevreesd in die dagen. Zij werden wel onderhouden door familieleden en sociaal-bewogen mensen, maar die moesten op afstand de levensmiddelen en kleren achterlaten, want er mocht geen contact zijn, om zo het verspreiden van deze gevaarlijke, besmettelijke ziekten zoveel mogelijk in te perken. Als zij toch genezen werden, mochten zij zich pas weer in de samenleving begeven, als zij de voorschriften van Leviticus hoofdstuk 13 en 14 hadden gevolgd. Pas nadat de priesters verklaard hadden dat de ziekte blijvend genezen was, en de priesters offers van dank hadden opgedragen aan God namens de genezenen, mochten deze weer onder de andere mensen komen wonen.

Evangelie: Lucas 17: 11-19

Op zijn reis naar Jeruzalem trok Jezus door het grensgebied van Samaria en Galilea. Toen Hij een dorp binnenging kwamen Hem tien melaatsen tegemoet; zij bleven op een grote afstand staan en riepen luidkeels: “Jezus, Meester, ontferm U over ons!” Hij zag hen en sprak: “Gaat u laten zien aan de priesters”. En onderweg werden zij gereinigd. Een van hen keerde terug toen hij zag dat hij genezen was, en hij verheerlijkte God met luide stem. Vol dankbaarheid wierp hij zich voor Jezus’ voeten neer. En deze man was een Samaritaan. Hierop vroeg Jezus: “Zijn niet alle tien gereinigd? Waar zijn dan de negen anderen? Is er niemand teruggekeerd om aan God eer te brengen dan alleen deze vreemdeling?” En Hij sprak tot hem: “Sta op en ga heen; uw geloof heeft u gered”.

Overweging:

De dankbaarheid is een levenskunst. En wel een levenskunst die niet vanzelfsprekend is. Dat er van de tien melaatsen maar één terugkwam om Jezus en de hemelse Vader te bedanken, dat was schokkend voor Jezus. Dat horen we gewoon in Zijn opmerking: “Zijn niet alle tien gereinigd? Waar zijn dan de negen anderen? Is er niemand teruggekeerd om aan God eer te brengen dan alleen deze vreemdeling?”. Deze tien melaatsen hadden door hun gevreesde ziekte onder een verschrikkelijke isolement moeten leven en hadden een angstig en beklemd bestaan gekend. Daar had Jezus, met Gods eigen kracht die op Hem rustte, hen van genezen en bevrijd. Hij had hen als het ware een nieuw leven geschonken. En toch kwam er maar één terug om te bedanken. En die was ook nog een Samaritaan, terwijl er grote spanningen waren tussen Joden en Samaritanen en zij niet graag met elkaar omgingen. Dat juist die Samaritaan wel terugkomt en zich vol dankbaarheid voor Jezus’ voeten neerwierp, doet Jezus spreken over dankbaarheid en geloof.

Dankbaarheid is helemaal niet vanzelfsprekend! We kunnen dagelijks aan talloze zaken voorbij gaan die ons leven inhoud en zin geven, maar die we niet als zodanig herkennen. We zouden niet alleen dankbaar moeten zijn voor grote, opvallende zaken in ons leven, zoals de geboorte van een prachtige baby of een groot feest dat men ongemerkt voor jouw bigi yari had georganiseerd, maar we moeten ook die talloze kleine zaken in ons leven hebben, iedere dag opnieuw, in dankbaar echt zien en waarderen. Ze verrijken ons leven.

Wanneer we ons proberen toe te leggen op het aankweken van een dankbaar hart, dan zien we in mensen om ons heen steeds meer de fijne kwaliteiten die ze hebben, maar waar we soms aan voorbij gaan. Dankbaarheid doet ons oog krijgen voor de dingen die anderen doen en voor wat ze zijn voor anderen. Dankbaarheid laat ons waardering krijgen en waardering uitspreken voor anderen, en dat geeft hen energie voor de dag. Dankbaarheid is daarom een levenskunst die je veel vriendschap oplevert in je leven. Want door dankbaarheid te tonen en uit te spreken aan anderen, til je hen op, en dat schept verbondenheid. Je wordt niet kleiner door de aandacht op de ander te richten door een teken van dankbaarheid voor wat ze hebben gedaan. Integendeel, je wordt er als mens juist groter door, want je bevestigt die ander in zijn of haar waarde als mens, en dat schept altijd een stukje levenskracht.

De psalmen zijn bij uitstek teksten in de Bijbel die dankbaarheid jegens God verwoorden en uitzingen. Zo hoorde we na de eerste lezing de psalmist van psalm 98 zingen: Geheel de aarde aanschouwde wat onze God voor ons deed. Verheerlijkt de Heer, alle landen, weest blij, verheugt u en zingt”. Door enkele van de vele tekenen van Gods barmhartigheid te noemen, vindt de psalmist kracht om de zorgen en tegenslagen die ook hij in zijn leven soms ervaart, met meer rust te dragen.

Zo ook koning David. Hij dicht zijn beroemde psalm 23 vanuit grote zorgen en pijnlijke situaties, die hij zelfs beschrijft als “een dal van diepe duisternis”. Hij heeft het over tegenstanders, vijanden die hem naar het leven staan. Maar de kracht om zijn balans terug te vinden en om levenskracht te hervinden, ligt ook voor koning David in de dankbaarheid, in het noemen van Gods weldaden. En zo hervindt hij zijn vertrouwen in de toekomst, ondanks de beproevingen, en kan hij het uitspreken: “De Heer is mijn Herder, mij ontbreekt niets. Hij doet mij geleide naar groene weiden en leidt mij langs stille wateren. En ja, al moet ik gaan door een dal van diepe duisternis, ik vrees geen kwaad, want Gij zijt met mij, Uw staf en Uw stok zij vertroosten mij. Gij bereid mij een maaltijd in het aanschijn van mijn vijanden, Gij zalft mijn hoofd met olie en mijn beker is overvol”.

In de eerste lezing kwamen we de Syrische legerofficier Naäman tegen. Ook hij heeft veel geleerd toen zijn leven plotseling geheel bedreigd werd door een gevaarlijke huidziekte. Ernstige ziekte of het onverwacht sterven van belangrijke personen in je leven, of een crisis veroorzaakt door het verliezen van je baan of het uit elkaar vallen van je huwelijk of relatie, of andere schokkende gebeurtenissen in je leven, ontnemen ons plotseling ons gevoel van zekerheid, van zelfvertrouwen en innerlijke rust. Het overrompelt ons en we zijn geheel van slag. De zelfverzekerde legerofficier Naäman is door deze bedreigende huidziekte onverwacht geheel in een moeilijke crisis geworpen. Hij leert zijn gebruikelijke vooroordelen en trots te overwinnen. Naäman wordt geconfronteerd met de bedreigende ervaring van de kwetsbaarheid van het leven, maar dit doet hem uiteindelijk innerlijk groeien en nieuwe inzichten leren zien. Het moet best moeilijk geweest zijn voor Naäman om als machtige legerofficier te luisteren naar het advies van een jonge buitenlandse slavin en dan ook nog te gaan naar dat onderworpen koninkrijk Israël waar zij, Syrië, enkele keren oorlog mee hadden gevoerd. De Israelische slavin had hem aangeraden naar hun profeet Elisa te gaan. Door zijn angsten gedreven, en met de instemming van zijn koning, gaat hij toch. De ontmoeting met Elisa verloopt stroef en gespannen, maar uiteindelijk doet Naäman wat Elisa hem opdraagt, namelijk zich zevenmaal baden in de rivier de Jordaan. Zijn huid wordt volkomen gezond. Dit maakt grote indruk op Naäman en wekt in hem een enorme dankbaarheid jegens Elisa en een diep geloof in Elisa’s God, Jahweh de Heer.

Wat ik ons allen toewens, is dat we steeds weer iets meer mogen leren van de levenskunst van de dankbaarheid. Want dan zullen we steeds meer oog krijgen voor juist die kleine dingen, die het leven maken tot een wonderlijk geheel met enorme innerlijke veerkracht. Elkaar met dankbaarheid waardering tonen schept hoop.

Jezus zegt tegen die ene teruggekomen Samaritaan: “Je geloof heeft je gered”. In de dankbaarheid naar God toe, en het blijven benoemen van Zijn weldaden, doet ons geloof steeds dieper en standvastiger worden. Door de dankbaarheid om te zetten in gebed, steeds weer, krijgen we een dieper zicht op de vele tekenen van Gods voorzienigheid en wijsheid. Het sterkt ons geloof, zodat wij ook in de tijden van beproeving en lijden, onze balans en innerlijke rust sneller hervinden.

Maar ook wens ik ons allen toe ook te groeien in dankbaarheid naar mensen om ons heen. Dat we steeds meer die positieve energie mogen ervaren die er ontstaat wanneer we anderen om ons heen danken en erkenning geven voor wat zij doen, en voor wat zij van zichzelf maken. En dat we ook zelf die helende kracht mogen ervaren van een dankbaar hart, ook te midden van de turbulentie van het leven.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Plaats een reactie