Commentaar op de Lezingen van de 21e Zondag door het Jaar  ( C ) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Jesaja 66: 18-21)

Door de profeet laat God een inspirerende visie weerklinken in Israël. Alles wat God tot dan toe gegeven heeft, is echter niet bedoeld voor Israël alleen: de openbaring dat Hij de ene levende God is, de eredienst, het Woord, en de goddelijke liefde. Zij mogen er niet verwaand of arrogant door worden of neerkijken op de andere volkeren. Ook mogen zij nooit menen automatisch verzekerd te zijn van Gods redding. Nee, God wil dat Israël een hartelijke, oprechte natie zal zijn die andere volkeren vertelt over Gods daden, die ernaar verlangt dat ook andere volkeren God dieper leren kennen en graag ziet dat ook zij deelgenoten worden om samen met Israël op te trekken op de weg van geloof en goedheid. Israël moet naar buiten gericht zijn, missionair van hart zijn, dat wil zeggen: ook zoveel mogelijk anderen willen betrekken bij de weg die God eens met hen begonnen is.

Eerste lezing: Jesaja 66: 18-21

Dit zegt de Heer: “Ik ken hun werken en hun gedachten, Ik ga alle volkeren en talen bijeenroepen en zij zullen komen en mijn glorie aanschouwen. Voor hun ogen zal Ik tekenen verrichten. Die gespaard gebleven zijn zal Ik uitzenden naar de volkeren, zelfs naar de verwijderde kusten waar mijn faam nog niet is doorgedrongen, en waar ze mijn glorie nog niet hebben aanschouwd; onder alle volkeren zullen zij mijn glorie verkondigen. En op paarden en wagens, in karossen, op muildieren en dromedarissen zullen zij uit alle volkeren uw broeders bijeenbrengen op mijn heilige berg in Jeruzalem en ze de Heer aanbieden als een offergave, zoals de Israëlieten in reine vaten hun spijsoffers aanbieden in de tempel van de Heer. En ook uit de volkeren zal Ik mijn priesters kiezen en levieten.” Zo spreekt de Heer.

Tussenzang:  Psalm 117

Refrein: Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping.

Looft nu de Heer, alle naties der aarde, huldigt de Heer, alle volken rondom;

Omdat Hij bij ons zijn goedheid getoond heeft; de trouw van de Heer houdt in eeuwigheid stand.

Achtergrond van de tweede lezing (Hebreeën 12: 5-7.11-13)

In deze passage roept de schrijver van de Brief aan de Hebreeën ons op tot eerlijke zelf-reflectie en bekering. Dat proces moet heel ons leven doorgaan, omdat wij maar onvolmaakte mensen zijn en de zonde en de verleiding steeds weer aan ons trekken, zowel van buiten af als vanuit ons eigen binnenste. De brief gebruikt het voorbeeld van de tucht en momenten van straf in de opvoeding van een kind. Met dat beeld, roept de schijver zijn lezers op tot bekering en zelf-reflectie.

Tweede lezing: Hebreeën 12:  5-7.11-13

Broeders en zusters, gij zijt het Schriftwoord vergeten dat u als kinderen aanspreekt en vermaant: “Kind, minacht de tucht van de Heer niet, laat u door zijn straf niet ontmoedigen. Want de Heer tuchtigt hen die Hij liefheeft, Hij straft ieder die Hij als zijn kind erkent”. Het lijden dient om u te verbeteren en op te voeden; God behandelt u als kinderen. Ieder kind wordt wel ooit door zijn vader gestraft. Tucht is nooit prettig, op het moment zelf is er meer verdriet dan blijdschap; maar op lange termijn levert ze voor degenen die zich door haar lieten vormen de heilzame vrucht op van een heilig leven. Daarom, heft op de slappe handen, strekt de wankele knieën, laat uw voeten rechte wegen gaan; het kreupele lid mag niet ontwricht worden maar moet genezen.  

Achtergrond van de evangelielezing:  (Lucas 13: 22-30)

Lucas begon in 9:51 met een belangrijk tweede deel van zijn evangelie: “Toen de dagen van Zijn verheffinghun vervulling tegemoet gingen, aanvaardde Jezus vastberaden de reis naar Jeruzalem”. Lucas spreekt vanaf dit punt over de meest belangrijke reis ooit, namelijk de weg van Gods Zoon naar Zijn ‘verheffing’: daarmee bedoelt Lucas Jezus’ kruisoffer, waarbij Jezus, aan het kruis verheven, het ware Paaslam is dat de machten der duisternis overwint en de zonden der wereld verzoent. Maar Lucas bedoelt tegelijkertijd ook de verheffing van de verrijzenis.

Op deze cruciale weg naar Zijn verheffing, leert Jezus ons wat het betekent om leerling van Hem te zijn. Hij legt dat uit door Zijn onderricht, maar ook door de wonderen die Hij verricht op deze weg. In deze passage horen we Jezus spreken over het oordeel van God over goed en kwaad, dus ook het oordeel over iedere mens. Jezus is dan heel helder: blijf nadenken over de vraag of jij zelf in de werkelijkheid van het echte dagelijkse leven die goede weg, die nauwe deur, die weg van leerling van Hem zijn, wel voldoende nastreeft.

Evangelie: Lucas 13: 22-30

In die tijd trok Jezus rond door steden en dorpen, gaf er onderricht en zette zijn reis voort naar Jeruzalem. Iemand vroeg Hem: “Heer, zijn het er weinig die gered worden?” Maar Hij sprak tot hen: “Spant u tot het uiterste in om door de nauwe deur binnen te komen, want, Ik zeg u, velen zullen proberen binnen te komen maar zij zullen daar niet in slagen. Als eenmaal de huisvader is opgestaan en de deur gesloten heeft en als gij dan buiten op de deur begint te kloppen en begint te roepen: “Heer, doe open!” zal Hij u antwoorden: “Ik weet niet waar gij vandaan komt”. Dan zult ge opwerpen: “In uw tegenwoordigheid hebben we gegeten en gedronken, en in onze straten hebt ge onderricht gegeven”. Maar weer zal zijn antwoord zijn: “Ik weet niet waar gij vandaan komt. Gaat weg van Mij, gij allen die ongerechtigheid bedrijft”. Daar zal geween zijn en tandengeknars, wanneer gij Abraham, Isaak en Jakob en al de profeten zult zien in het Rijk Gods, terwijl ge zelf buiten geworpen zult zijn. Zij zullen komen uit het oosten en het westen, uit het noorden en het zuiden, en zij zullen aanzitten in het koninkrijk Gods. Denkt eraan: er zijn laatsten die eersten en eersten die laatsten zullen zijn”.

Overweging:

Deze passage heeft Lucas met zorg samengesteld. Hij begint in de eerste regel met een zin waarmee hij de kern aangeeft van wat Jezus bezig is te doen en waar het om gaat in deze passage: In die tijd trok Jezus rond door steden en dorpen, gaf er onderricht en zette zijn reis voort naar Jeruzalem”. Lucas, die zijn evangelie in het Grieks schrijft, gebruikt hier drie werkwoorden die we veel tegenkomen in de Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuagint. Het Oude Testament is in het Hebreeuws geschreven, maar in de laatste twee eeuwen vóór Christus woonden er al vele Joden buiten Israël en de meesten van hen kenden het Hebreeuws niet voldoende om die bijbelse teksten goed te begrijpen. Voor hen was er een gezaghebbende Griekse vertaling gemaakt van het Oude Testament: de Septuagint. Lucas was duidelijk heel vertrouwd met die Griekse Septuagint. We merken dat in zijn evangelie en in zijn vervolgwerk, de Handelingen der Apostelen.

Dus terug naar die belangrijke zin: In die tijd trok Jezus rond door steden en dorpen, gaf er onderricht en zette zijn reis voort naar Jeruzalem”. Lucas schrijft dus zijn evangelie in het Grieks en gebruikt in deze zin drie Griekse werkwoorden die veel voorkomen in de Septuagint: (1) “rondtrekken”, (2) “onderricht geven” en (3) “de weg voortzetten”.

Eerst het werkwoord “rondtrekken”. Lucas geeft aan dat Jezus “rondtrok”. In het Grieks roept dat de verhalen op van de tijd van de Uittocht uit de slavernij van Egypte en de veertig jaren woestijn. De Israelieten leerden toen onder leiding van Mozes, Gods bevrijdende kracht en liefde kennen. Lucas geeft door de wijze waarop hij dat werkwoord “rondtrekken” gebruikt, aan, dat Jezus de vervulling is van wat God gedaan had in de tijd van Mozes. Met deze grote reis, zal Jezus de nieuwe Mozes zijn die ons vrij zal maken van de slavernij van de machten der duisternis. Jezus zal ons door Zijn lijden, kruismysterie en verrijzenis, leiden naar een nieuwe toekomst van leven en eeuwigheid. Hij was aan het “rondtrekken” door steden en dorpen, terwijl Hij aan het “optrekken” was naar Jeruzalem, waar Hij in dood en lijden het goddelijke Paaslam zal zijn wiens bloed de zonden der wereld zal verzoenen.

Het tweede werkwoord is “onderricht geven”. Dat is de vormende kant van Jezus’ zending: de mensen zullen hun hart zelf moeten openen voor wat God wil, voor Jezus’ onderricht. Zij zelf zullen zich moeten laten raken door de visie van het Rijk Gods en zich laten omvormen door het Woord van Christus, door Zijn  onderricht. En dus is een wezenlijk deel van wat Jezus doet terwijl Hij optrekt en rondtrekt en verder trekt: het geven van onderricht.

Het derde werkwoord is “de reis voortzetten”. Hier gebruikt Lucas niet het gewone, alledaagse Griekse woord voor weg of reis: dat is het woord “hodos”. Maar Lucas kiest voor het Griekse woord “poreia” dat regelmatig voortkomt in de Griekse Septuagint-vertaling. In Nehemia 2:6 betekent het woord “poreia”: een reis: “De koning vroeg: “Hoe lang duurt de reis en wanneer kom je terug?”. In Spreuken 2:7 betekent “poreia”: een levenswandel, dus de kwaliteit van hoe je in het leven staat en volgens welke waarden en normen je leeft: “God houdt voor de oprechten wijsheid gereed, Hij is een Schild voor hen die in oprechtheid hun weg gaan” (Herziene Statenvertaling). In Numeri 33:1 verwijst “poreia” naar de tocht, de reis, die de Israelieten maakten van Egypte naar de grensrivier de Jordaan: “Dit zijn de rustplaatsen van de Israëlieten die uit het land van Egypte op reis vertrokken zijn door de dienst van Mozes en Aäron”.

Zo geeft Lucas aan hoe belangrijk Jezus’ reis is, dit optrekken en doortrekken van Jezus naar Jeruzalem. Op deze reis geeft Jezus onderricht en doet Hij wonderen die heling en bevrijding brengen. Dit is de levenswandel van Jezus: Hij leeft geheel vanuit de wil van de Vader. Maar dit is ook Zijn levensreis, de trektocht naar Jeruzalem waar alles zal gebeuren waartoe Hij in de wereld gekomen is. Dit geeft Lucas dus aan met die belangrijke openingszin: In die tijd trok Jezus rond door steden en dorpen, gaf er onderricht en zette zijn reis voort naar Jeruzalem”.

Dan is er iemand die verder door Lucas niet bij name genoemd of beschreven wordt. Zo houdt Lucas de aandacht gericht op de vraag zelf: “Heer, zijn het er weinig die gered worden?” Heel het Oude Testament en ook het Nieuwe Testament, spreken over het uiteindelijk oordeel van God over goed en kwaad. God is rechtvaardig. Hij is de grond van recht en rechtvaardigheid. En daarom zal er uiteindelijk recht geschieden en zal het kwaad het moeten ontgelden. Dat is niet bedoeld als een dreiging, maar het hangt samen met het feit dat heel de cosmos geleid en gedragen wordt door rechtvaardigheid. De profeten riepen daarom steeds weer op tot omkeer: Keer je af van het kwade en ga de weg van het goede.

Jezus wil niet ingaan op die vraag: “Heer, zijn het er weinig die gered worden?”. Lucas vermeldt niet waarom. Ik denk dat dit misschien is, omdat Jezus niet wil dat wij gaan speculeren over wie onder Gods oordeel zullen vallen en waarom. Als we goed kijken, dan zien we dat Jezus hier de lijn kiest van de profeten: Hij roept de mensen op om geregeld serieus na te denken over zichzelf en over dat moment waarop zij zelf zullen staan voor het oordeel van God. Jezus leert ons om door zelf-reflectie na te gaan of jij persoonlijk je wel voldoende afkeert van kwade wegen en of je je voldoende toewijdt aan God en de naaste. Dáár moet je je energie in steken en niet in het speculeren over de vraag of er velen of weinigen gered zullen worden.

Nu ook even wat extra achtergrond over het werkwoord dat zo centraal staat en dat in deze vertaling vertaald wordt met “gered worden” (“Heer, zijn het er weinig die gered worden?”) Lucas gebruikt hier in het Grieks het werkwoord “soojdzein”. Dit kun je, zoals in deze vertaling, een beetje statisch vertalen en dan zien we staan: “Heer, zijn het er weinig die gered worden?”, of in de Statenvertaling: “die zalig worden”, of in de Nieuwe Vertaling van 1951 “die behouden worden”. Deze vertalingen van “soojdzein“ zijn niet verkeerd, maar het lijkt zo wel gemakkelijk alsof wij als het ware ons toegangsbewijs voor de hemel al op zak hebben. Ik wil daarom ook een wat meer dynamische weergave laten horen van dat Griekse werkwoord. Dan zouden we die vraag bijvoorbeeld zó kunnen vertalen: “Heer, zijn het weinigen die op weg zijn naar de redding?”. Lucas leert ons in deze passage dat wij pas Jezus’ leerlingen zullen zijn, als ook wij op weg zijn en moeite doen om te blijven optrekken naar geloof, naastenliefde,  oprechtheid en eerlijkheid. Dan zijn wij op weg om geheeld, bevrijd en gered te worden. Dit is een levensproces van vallen en weer opstaan, van werken aan jezelf, van jezelf corrigeren waar nodig om op die goede weg te blijven. En daarom richt Jezus de aandacht op onszelf: ‘Ben jij erbij? Hoe zit het met jouw commitment?’

Die persoonlijke vraag illustreert Jezus heel krachtig door Zijn korte parabel. Er zal een oordeel zijn en dan zal blijken wie er geen moeite voor heeft gedaan om erbij te zijn en er werkelijk bij te blijven. Dan zal blijken wie geen moeite deed om de eigen levenswandel afgestemd te houden op Gods visie en waarden, en daardoor in feite op dwaalwegen ging. Jezus leert hier ook dat er consequenties zijn. De mens heeft een vrije wil: wij kunnen ervoor kiezen op de goede weg te gaan en daar werkelijk moeite voor doen, maar wij kunnen er ook voor kiezen om die weg belachelijk te maken, of om wegen te gaan van hebzucht en oneerlijkheid, of om Christus met de mond belijden maar in werkelijkheid wegen gaan die daar zeer zeker niet mee te verenigen zijn.

In dit onderricht noemt Jezus de goede wegen een “nauwe deur”: “Spant u tot het uiterste in om door de nauwe deur binnen te komen”. Daarmee leert Hij ons om op de wegen te blijven van het goede, om op te trekken in de richting van oprechtheid en eerlijkheid. Hij vraagt ons om echt moeite te doen om liefde voor de waarheid na te streven. De nauwe deur is ook de weg van solidariteit met de armen en verdrukten, met hen die nooit meetelden en steeds weer werden weggeduwd en uitgesloten. De weg van de liefde blijkt vaak een nauwe deur te zijn, zegt Jezus. Bij Gods oordeel zal het aan het licht komen als er geen commitment was en zal dat ook als zodanig ontmaskerd worden. Jezus leert hier dat lang niet iedereen automatisch een plekje zal hebben in de vreugde van de hemel: “Spant u tot het uiterste in om door de nauwe deur binnen te komen, want, Ik zeg u, velen zullen proberen binnen te komen maar zij zullen daar niet in slagen.

Schenk ons, Heer, een gelovig luisterend hart, en sterk ons door de wijsheid en de kracht van de Heilige Geest, om op Uw wegen te blijven. Help ons wanneer ons geweten ons aangeeft dat wij op sommige punten ons moeten afkeren van dwaalwegen. Leid ons, Heer, op onze wegen en sterk ons, opdat wij eens onze levensreis door Uw genade en verlossing mogen voleindigen in de vreugde van het hemels Jeruzalem. Amen.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Plaats een reactie