Achtergrond van de eerste lezing (Handelingen der Apostelen 12: 1-11)
In Handelingen der Apostelen heeft de schrijver Lucas voor ons vastgelegd hoe na de hemelvaart van de Heer de jonge Kerk Zijn werk heeft voortgezet. Zoals Jezus al tijdens Zijn leven gezegd had, kwamen er vervolgingen omwille van het evangelie. In de eerste lezing horen we hoe de Joodse overheid ook de jonge Kerk net als Jezus wilde wegrukken uit de samenleving. Zij lieten de leider van de jonge Kerk, de apostel Petrus, opsporen en gevangen nemen. Maar Gods kracht was met Petrus. Het woord van het evangelie van Christus is een kracht die zich niet tot zwijgen laat brengen en de verborgen aanwezigheid van de verrezen Heer bracht steeds weer enthousiasme, innerlijke overtuiging en moed onder Zijn volgelingen. De Heer geleidde Petrus in zijn belangrijke taak en toonde door een wonderlijke bevrijding dat Zijn hand rustte op de jonge Kerk.
Eerste lezing: Handelingen der Apostelen 12: 1-11
In die dagen legde koning Herodes de hand op enkele leden van de Kerk om hen te mishandelen: Jakobus, de broer van Johannes, liet hij met het zwaard ter dood brengen. Omdat hij bemerkte dat dit de joden aangenaam was, liet hij ook nog Petrus gevangen nemen. Het was juist in de dagen van het ongedesemde brood. Toen hij hem in handen had gekregen, wierp hij hem in de gevangenis en liet hem bewaken door vier groepen soldaten, elk van vier man; het was zijn bedoeling Petrus na het paasfeest voor het volk te leiden. Terwijl Petrus in de gevangenis zat, werd door de kerk vurig voor hem tot God gebeden. In de nacht vóórdat Herodes hem wilde laten voorleiden, lag Petrus met twee kettingen vastgebonden, te slapen tussen twee soldaten, terwijl ook voor de poort van de gevangenis wacht werd gehouden. Opeens stond een engel des Heren bij hem en was de cel hel verlicht. Hij stootte Petrus in de zij, wekte hem en sprak: “Sta vlug op.” Meteen vielen de kettingen van zijn handen. Vervolgens zei de engel: “Doe uw gordel om en bind uw sandalen onder.” Petrus deed het. De engel hernam: “Sla uw mantel om en volg mij.” Hij ging mee naar buiten zonder nog te beseffen dat het werkelijkheid was wat de engel deed: hij meende een visioen te zien. Zij passeerden de eerste en de tweede wacht en kwamen aan de ijzeren poort die toegang gaf tot de stad; deze ging vanzelf voor hen open. Zij traden naar buiten,liepen een straat over en eensklaps was de engel verdwenen. Toen kwam Petrus tot zichzelf en zei: “Nu weet ik zeker, dat de Heer zijn engel heeft gezonden en mij heeft ontrukt aan de macht van Herodes en aan alles wat het volk der Joden verwachtte.”
Tussenzang: Psalm 34
REFREIN: De engel van God legt een schans om hen heen.
De Heer zal ik prijzen iedere dag,
zijn lof ligt mij steeds op de lippen.
Mijn geest is fier op de gunst van de Heer,
laat elk die het hoort zich verheugen.
Verheerlijkt de Heer te zamen met mij
en laat ons eendrachtig zijn Naam vereren.
Ik ging tot de Heer en Hij heeft mij verhoord,
Hij heeft mij gered uit al wat ik vreesde.
Verlaat u op Hem, dan wordt ge gelukkig,
want Hij stelt u niet teleur.
Die roepen in nood, naar hen luistert de Heer
en redt hen uit hun ellende.
De engel van God legt een schans om hen heen,
om elk die God vreest te beschermen.
Let op en bemerkt hoe genadig de Heer is,
gelukkig is hij die zijn heil zoekt bij Hem.
Achtergrond van de tweede lezing (2 Timoteüs 4: 6-8.17-18)
Paulus was op gegeven moment gevangen gezet op aanzet van de Joodse overheid die hem beschuldigde dat hij met de verkondiging van Jezus als de Messias en Zoon van God, de oorzaak zou zijn van gevaarlijke onrust en verdeelheid. Omdat Paulus het romeinse staatsburgeschap had, eiste hij zijn recht op om voor een romeinse rechtbank te mogen verschijnen en zijn zaak te bepleiten. Tijdens de tocht naar Rome, kijkt hij in deze brief die hij aan zijn trouwe leerling en vriend Timoteüs schrijft, met groot geloof terug op zijn leven. Paulus weet dat de kans groot is dat hij in Rome ter dood zal worden gebracht, maar is daar rustig over. En inderdaad, in Rome bekrachtigt de rechter de beschuldigingen van de Joodse overheid tegen hem en liet Paulus met het zwaard door onthoofding ter dood brengen.
Tweede lezing: 2 Timoteüs 4: 6-8.17-18
Dierbare, wat mij betreft, mijn bloed wordt weldra geplengd, het uur van mijn heengaan is nabij. Ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop voleind, het geloof bewaard. Nu wacht mij de krans der gerechtigheid waarmee de Heer, de rechtvaardige Rechter, mij zal belonen op de grote dag, en niet alleen mij maar allen die met liefde uitzien naar zijn komst. De Heer heeft mij terzijde gestaan en mij kracht gegeven om mijn ambt als prediker van het evangelie ten einde toe te vervullen, zodat alle volken ervan horen, en ik werd verlost uit de muil van de leeuw. De Heer zal mij blijven beschermen tegen alle boze aanslagen en mij behouden overbrengen naar zijn hemels koninkrijk. Hem zij de heerlijkheid in de eeuwen der eeuwen! Amen.
Achtergrond van de evangelielezing: (Matteüs 16: 13-19)
Een cruciaal moment in het evangelie horen we vandaag. Jezus was op het hoogtepunt van Zijn populariteit en trok zich terug om alleen te zijn met Zijn apostelen. Overal hingen de geruchten en gesprekken in de lucht dat Jezus weldra als Messias het volk zou oproepen om in verzet te komen tegen de gehate romeinse bezetting. Vooral het gewone, arme volk zuchtte vertwijfeld onder de dagelijkse uitbuiting en de brute intimidatie van de heidense, romeinse troepen in hun land. Jezus vraagt dan de apostelen eerst wat de mensen over Hem zeggen, dus wat hun verwachtingen over Hem waren. Het antwoord geeft aan hoezeer vele Joden hoopten dat Jezus net als Elia, Jeremia of Johannes de Doper met kracht op zou staan tegen de overheersers. Toch is Jezus’ tweede vraag het belangrijkste. Jezus wilt weten hoe de apostelen Hem zien en wat ze van Hem verwachtten. Het antwoord van Simon Petrus, dat Jezus de Messias is, de Zoon van de levende God, ontroert Jezus. Hij zegt ervan dat dit inzicht Petrus door de hemelse Vader zelf is geopenbaard. Hij bevestigd Simon als de Rots, Petrus in het Grieks, die als leider van de jonge Kerk als een rots de jonge Kerk in eenheid, geloof en missionair enthousiasme zal moeten bewaren. Petrus zal een paar jaar later naar Rome gaan, waar hij als eerste bisschop van Rome leiding zal geven aan de jonge Kerk. Door de eeuwen heen is zijn bijzondere taak en roeping doorgegeven aan zijn opvolgers, de bisschoppen van Rome, de pausen.
Evangelie: Matteüs 16: 13-19
In die tijd, toen Jezus in de streek van Caesarea van Filippus gekomen was, stelde Hij zijn leerlingen deze vraag: “Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?” Zij antwoordden: “Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de profeten.” “Maar gij –sprak Hij tot hen – wie zegt gij dat Ik ben?” Simon Petrus antwoordde: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” Jezus hernam: “Zalig zijt gij, Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben je dit geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemel is. Op mijn beurt zeg Ik je: Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Ik zal je de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn.”
Overweging:
Het feest van Petrus en Paulus neemt ons mee naar de wortels van de Kerk. De twee bekendste en voornaamste apostelen hebben allebei in de stad Rome voor hun geloof in Christus de marteldood ondergaan. Petrus werd tijdens een golf van bloedige christenvervolgingen onder keizer Nero tezamen met een aantal andere christenen gekruisigd in een grote arena. Paulus was door Joodse religieuze leiders beschuldigd dat hij met zijn verkonding van Christus gevaarlijke verdeeldheid zaaide en in Rome heeft een rechtbank die beschuldigingen overgenomen en Paulus ter dood laten brengen door onthoofding met het zwaard.
Deze twee apostelen zijn twee boegbeelden van de Kerk. Zij herinneren ons eraan dat enerzijds de Kerk ontstaan is uit het Joodse volk, maar zij wisten dat de Kerk bestemd is voor alle volkeren op aarde, omdat Jezus het Licht is voor alle volkeren en heel de mensheid verlost heeft op het kruis.
De christenen van Rome hebben altijd de graven van deze twee apostelen gekoesterd als bron van inspiratie, geestelijke kracht en genade. Hun gelovig voorbeeld en hun moedige sterven wordt op deze feestdag gezamenlijk herdacht. Zij zijn twee grootse voorbeelden van wat echt geloven kan betekenen in het leven van een mens.
Van wie kun je leren geloven? Vele mensen zijn door hun ouders of mensen uit hun nabije familiekring binnengeleid in het geloof, in de gemeenschap van de Kerk, en in de vieringen van de sacramenten en het gebed. De Kerk zelf grijpt terug op de ervaring van de apostelen om haar geloof te verdiepen. In de geloofsbelijdenis belijden we de Kerk als de “apostolische” Kerk. Dat betekent dat de Kerk haar geloof en haar leer altijd gericht heeft op de ervaringen die apostelen hebben gehad met Jezus, met Zijn’ verkondiging en leer, en met Zijn lijden, sterven en verrijzenis, en die zij in hun geschriften in het Nieuwe Testament hebben vastgelegd.
In de eerste eeuwen verspreidde het christendom zich razendsnel door het Romeinse rijk. Het woord van Jezus dat de apostelen had uitgezonden, had hun hun hele bestaan veranderd: van visser, tollenaar, landbouwer, of schriftgeleerde waren zij rondtrekkende geloofsverkondigers geworden en herders van plaatselijke Kerkgemeenschappen. Vele mensen voelden zich aangetrokken door de frisse wijze van geloven van de apostelen en hun medechristenen, door de hartelijkheid binnen de jonge Kerkgemeenschappen en door de ervaringen van de nabijheid en geestelijke kracht van de levende Heer. De apostelen werden na hun dood of vertrek naar een andere Kerkgemeenschap in die bijzondere taak die Jezus ze gegeven had, opgevolgd. Deze opvolgers werden vanaf het begin bisschoppen genoemd. Deze vroege bisschoppen ontleenden hun gezag aan de leer van Jezus’ apostelen en aan de levende traditie dat de Heilige Geest hen leidde zoals Jezus dat had beloofd: “Dit zeg ik jullie, terwijl Ik nog bij jullie ben, maar de Helper, de Heilige Geest, die de Vader in Mijn Naam zal zenden, Hij zal jullie alles leren en jullie alles in herinnering brengen wat Ik jullie gezegd heb” (Joh. 14:25-26).
De briefwisseling tussen Paulus en zijn leerling Timoteüs waar we vandaag in de tweede lezing een klein stukje uit lezen, laat een hechte vriendschap zien tussen Paulus en zijn vroegere leerling en medewerker Timoteüs. Twee mensen die allebei dezelfde liefde voor de levende Jezus koesteren als hun Verlosser en Heer. Paulus ziet het einde van zijn leven naderen en draagt zijn roeping over aan zijn leerling Timoteüs. Het is een kostbaar erfgoed, omdat het om de persoonlijke beleving van het evangelie van Christus gaat.
Zo is de Kerk gebaseerd op het persoonlijke geloofsgetuigenis van mensen van vlees en bloed, mensen die als het ware uit éénzelfde bron drinken: het ene evangelie van Jezus. Vanaf het begin zochten de Kerkelijke gemeenschappen die her en der waren ontstaan hun eenheid en hun verbondenheid in het geestelijke erfgoed van de apostelen. Ze wisten dat gemeenschappen het risico kunnen gaan lopen om hun eigen weg te gaan en hun eigen waarheid te gaan maken. Daarom was vooral de verbondenheid en geestelijke eenheid met de opvolgers van Petrus, de bisschoppen van Rome, de pausen, zo wezenlijk. Door zo het apostolische karakter van de Kerk te belijden, bleven zij toen en blijven wij nu in onze tijd, verbonden met de traditie van twintig eeuwen en met de wereldwijde katholieke, apostolische Kerkgemeenschap.
Sinds het Tweede Vaticaans Concilie, de kerkvergadering van meer dan 3000 bisschoppen die in 1963-1965 in Rome bijeenkwamen, benadrukken wij dat de Kerk synodaal moet zijn. Daarmee bedoelen we dat we willen groeien in het luisteren naar elkaars inzichten en geloof, en allen mogen bijdragen tot het Kerkelijk leven. Tegelijktijd bevestigen en geloven wij dat de Kerk geleid wordt door de opvolgers van de apostelen, de bisschoppen, die hun onderlinge eenheid vinden rond de opvolger van Petrus, de paus.
Dit is soms best een taaie uitdaging! Het gaat uiteindelijk om het beleven van drie centrale begrippen die ik graag in ons gezamenlijke Latijn noem: “Participatio, Communio en Missio”. “Participatio” duidt op het ideaal dat alle gelovigen deelnemen, participeren, betrokken moeten zijn bij het concrete leven van de Kerkgemeenschap en een bijdrage leveren waar dat kan. “Communio” roept op tot een hartelijke sfeer van eenheid in verscheidenheid, van warme aandacht voor elkaar en een sfeer van onderlinge goedheid. Maar dit begrip roept ook op tot “communio/ eenheid” met de bisschoppen en de paus, die door de Heer geroepen zijn om samen leiding te geven aan de Kerk. “Missio” roept op tot die krachtige zending die bij het doopsel van elke gedoopte Christen hoort om zout der aarde te zijn: mensen die hoop en naastenliefde uitstralen, die het geloof uitdragen en in anderen een ontmoeting met de levende Christus stimuleren. Dit begrip “Missio” wordt zo prachtig in het Engels verwoord: “Baptized and Sent”!
Mogen Petrus en Paulus ons steeds weer inspireren om ons eigen gelovig leven te laten voeden door de rijke traditie waarin we staan. En laten wij dit geloof ook doorgeven: ieder kan op eigen manier iets doorgeven van wat Christus voor jou betekent. Laten we als katholieke gemeenschap een enthousiaste gemeenschap blijven, geworteld in die toewijding van Petrus en Paulus voor de verkondiging van het Woord en het leven van de Kerk. Laten we ook hun voorspraak vanuit de hemel aanroepen. Mogen zij ons inspireren om hier en nu, in onze eigen Surinaamse samenleving en ver daarbuiten, voorbeelden te zijn van geloof en pelgrims van hoop. Amen.
Categorieën:geloof en leven
Plaats een reactie