Commentaar op de Lezingen van de 2e Zondag van Pasen(Jaar C) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Handelingen der Apostelen 5: 12-16)

Handelingen der Apostelen is ongeveer rond 62 n.Chr. geschreven door Lukas, de auteur van het derde evangelie. Hij was al enkele jaren een van de trouwe medewerkers geweest van de apostel Paulus. Lucas was een arts, dus een goed ontwikkelde persoon. Hij had veel aantekeningen gemaakt van zowel de verkondiging over Jezus die hij hoorde van Paulus en anderen, maar ook had hij aantekeningen gemaakt van de missionaire reizen van Paulus, waarop Lukas hem had begeleid. In de paastijd leest de Kerk in de liturgie van de zondagen als eerste lezing altijd uit dit belangrijke werk, waarin Lucas ons een beeld schetst van de geschiedenis van de jonge Kerk in Jeruzalem en Antiochië, en van de belangrijke rol daarin van de apostelen Petrus en Paulus. De episode van vandaag spreekt over de impact die de jonge Kerkgemeenschap te Jeruzalem had op de andere Joden. De apostelen werden gekend door de wonderlijke genezingen die ze in de naam van Jezus deden. Zo werden de apostelen en de rest van de jonge Kerk gesterkt in het besef dat Jezus de verrezen Heer met hen was in het gebed, in de Eucharistie en in de verkondiging van het Woord. Door de apostelen kwamen velen tot geloof in Jezus. 

Eerste lezing: Handelingen der Apostelen 5: 12-16

Door de handen van de apostelen geschiedden er vele wondertekenen onder het volk. Allen waren eensgezind en kwamen tezamen in de Zuilengang van Salomo. Van de overigen durfde niemand zich bij hen te voegen, hoezeer het volk hen ook prees. Steeds meer geloofden er in de Heer; mannen zowel als vrouwen sloten zich in grote groepen bij hen aan. Men bracht zelfs de zieken op straat; ze werden neergelegd, de een op een bed, de ander op een draagbaar, in de hoop dat als Petrus voorbijging tenminste zijn schaduw op een van hen zou vallen. Zelfs uit de steden rondom Jeruzalem stroomden de mensen toe. Zij brachten zieken mee en mensen die van onreine geesten te lijden hadden, en allen werden genezen.

Tussenzang:  Psalm 118

Refrein: BRENGT DANK AAN DE HEER, WANT HIJ IS GENADIG, EINDELOOS IS ZIJN ERBARMEN.

1. Stammen van Israël, dankt de Heer,

eindeloos is Zijn erbarmen.

Herhaalt het, dienaren van de Heer

eindeloos is Zijn erbarmen.

2. De Heer greep in met krachtige hand,

de hand van de Heer was machtig.

Geslagen, getuchtigd heeft mij de Heer,

maar niet ten dode gedoemd.

3. De steen die de bouwers hebben versmaad,

die is tot hoeksteen geworden.

Dit is de dag, die de Heer heeft gemaakt,

we zullen hem vieren in blijdschap.

Achtergrond van de tweede lezing (Openbaring 1:  9-13. 17-19)

Het boek der Openbaring begint met het voorstellen van de ziener, die deze visoenen van God ontvangen heeft en in dit boek aan de Kerk doorgeeft. Hij is een profeet, een getuige en een broeder die door dezelfde vervolging is gegaan als de jonge Kerkgemeenschap. Hij krijgt een visioen op de dag des Heren, dus op de zondag, de dag waarop de verrijzenis en overwinning van Jezus op de machten van het duister en de dood gevierd wordt. Dit visioen is door God bedoelt als een troost en bemoediging voor “de zeven kerken”, dat is een verwijzing naar geheel de Kerkgemeenschap. Het visioen toont ons Jezus, de verrezen Heer te midden van zeven luchters. Met die zeven luchters, dus zeven kandelaars met brandende kaarsen, wordt hetzelfde bedoeld als “de zeven kerken”. God reikt ons dus het beeld aan van Zijn verrezen Zoon die als Heer staat te midden van de Kerk. Zijn gewaad dat tot de voeten reikt en met een gouden gordel omgord is, verwijst naar Zijn goddelijke macht. De ziener valt als dood neer voor Jezus’ voeten en erkent zo de macht en heerlijkheid van Gods Zoon. Jezus zegt tot hem: “Vrees niet, Ik ben het”. Zo roept Hij de naam van God in gedachten: “Jahweh”, wat vertaald betekent: “Ik ben die is” of “Ik ben die er zal zijn”. Het is eigenlijk hetzelfde als “Emanuel”, “God met ons”. De verrezen Heer is ook de Heer van de geschiedenis, dus “de Eerste en de Laatste” en boven alles is Hij degene die voor ons door de dood is heengegaan, zichzelf als hoogste offer gegeven heeft, maar verrezen is en leeft in eeuwigheid.

Tweede lezing: Openbaring 1:  9-13. 17-19

Ik, Johannes, uw broeder en uw deelgenoot in de verdrukking en in het koninkrijk en de verwachting van Jezus, ik bevond mij op het eiland Patmos omwille van het woord Gods en het getuigenis over Jezus. Ik raakte in geestvervoering op de dag des Heren en hoorde achter mij een stem, luid als een trompet, die riep: “Schrijf op in een boek wat gij ziet. en stuur het aan de zeven kerken”. Ik keerde mij om, om te zien wie mij had aangesproken. En toen ik mij omkeerde zag ik zeven gouden luchters, en tussen de luchters iemand als een Mensenzoon, gekleed in een gewaad dat tot de voeten reikte, het middel omgord met een gouden gordel. Toen ik Hem zag viel ik als dood voor zijn voeten. Maar Hij legde zijn rechterhand op mij en sprak: “Vrees niet. Ik ben het, de Eerste en de Laatste, de Levende. Ik was dood, en zie Ik leef in de eeuwen der eeuwen. En Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk. Schrijf dan op wat gij gezien hebt, en wat nu is en wat hierna geschieden zal.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Johannes 20: 19-31)

De evangelielezing van deze tweede zondag van Pasen, dat is de achtste dag van Pasen, is altijd genomen uit het Johannesevangelie. Het doel van deze rijke tekst is heel duidelijk aangegeven in de laatste regel, die we hier extra aandacht willen geven om daarmee het luisteren en herlezen van de tekst extra diepgang te geven: “deze [tekenen] zijn opgetekend, opdat gij moogt geloven dat Jezus de Messias/de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven, moogt leven in Zijn Naam”.

Evangelie: Johannes 20: 19-31

In de avond van die eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: “Vrede zij u”. Na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: “Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft zo zend Ik u.” Na deze woorden blies Hij over hen en zei: “Ontvangt de heilige Geest. Wier zonden gij vergeeft hun zijn ze vergeven, en wier zonden gij niet vergeeft hun zijn ze niet vergeven.” Tomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd, was echter niet bij hen toen Jezus kwam. De andere leerlingen vertelden hem: “Wij hebben de Heer gezien.” Maar hij antwoordde: “Als ik niet in zijn handen het teken van de nagelen zie, en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken, en mijn hand in zijn zijde leggen, zal ik het niet geloven.” Acht dagen later waren zijn leerlingen weer in het huis bijeen, en nu was Tomas er bij. Hoewel de deuren gesloten waren kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: “Vrede zij u.” Vervolgens zei Hij tot Tomas: “Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen. Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde en wees niet langer ongelovig maar gelovig.” Toen riep Tomas uit: “Mijn Heer en mijn God!” Toen zei Jezus tot hem: “Omdat ge Mij gezien hebt gelooft ge? Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.” In het bijzijn van zijn leerlingen heeft Jezus nog vele andere tekenen gedaan welke niet in dit boek zijn opgetekend, maar deze hier zijn opgetekend opdat gij moogt geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt in zijn Naam.

Overweging:

Dit jaar staat Beloken Pasen, zoals de tweede zondag van Pasen heet die het Paasoctaaf, de Paasweek afsluit, geheel in het licht van Paus Franciscus. Op tweede paasdag is hij uit dit aardse bestaan heengegaan en op de zaterdagmorgen van de Paasweek, neemt heel de Kerk en de wereld afscheid van hem en wordt zijn stoffelijk lichaam bijgezet in de Basiliek van Maria Maggiore.

In het evangelie  horen we hoe Jezus, op de avond van Zijn verrijzenis, verschijnt aan Zijn leerlingen. Ze zijn bijeen, achter gesloten deuren, uit angst voor de Joden. Jezus komt binnen, staat in hun midden en zegt: “Vrede zij u.” Deze woorden zijn niet slechts een groet; ze zijn een boodschap die heel diep is en die ons wilt omvormen. In de context van angst en onzekerheid brengt Jezus vrede.

Precies een week geleden, toen Paus Franciscus in zijn rolstoel op het balkon van de St.Pietersbasiliek zat, las een kardinaal zijn boodschap voor. Paus Franciscus sprak deze allerlaatste paasboodschap tot de wereld: “Liefde won het van haat, licht van duisternis en waarheid van leugen. Wraak legde het af tegen vergiffenis. Het kwaad is niet uit de geschiedenis verdwenen; het zal er zijn tot het einde der tijden, maar het voert niet meer de boventoon; het heeft geen macht meer over degenen die de genade van deze dag aanvaarden”.

Jezus toonde de apostelen toen Zijn wonden, de tekens van Zijn lijden en overwinning, en blies over hen, en zei: “Ontvang de heilige Geest.” Hiermee geeft Jezus aan de apostelen de opdracht om Zijn werk voort te zetten: vergeving schenken, vrede brengen, hoop geven.​

Paus Franciscus zei hierover op zijn laatste Paasmorgen: “Zusters en broeders, en vooral degenen die te maken hebben met pijn en verdriet, jullie stille schreeuw is gehoord en jullie tranen zijn geteld; geen enkele traan is verloren gegaan. In Jezus’ lijden en sterven heeft God al het kwaad van de wereld op zich genomen en in Zijn oneindige barmhartigheid heeft hij het verslagen. Hij heeft de duivelse trots die het menselijke hart vergiftigt en die overal geweld en corruptie veroorzaakt, met wortel en tak uitgeroeid. Het Lam Gods overwint. Dat is waarom we vandaag zo vrolijk kunnen uitroepen: ‘Christus, mijn hoop, is opgestaan”. De verrijzenis van Jezus is inderdaad de basis van onze hoop. Want in het licht van deze gebeurtenis is hoop niet langer een illusie. Dankzij Christus, gekruisigd en opgestaan uit de dood, is hoop geen illusie meer. De hoop stelt niet teleur! (Romeinen 5 vers 5). Dat hoop geen vlucht is maar een uitdaging; hoop misleidt ons niet, hij geeft ons juist kracht”.

In het evangelie van deze tweede zondag, tevens Feest van de Goddelijke Barmhartigheid, vormt Jezus, de verrezen Heer, het leven van Zijn leerlingen om van angstige volgelingen tot moedige getuigen. Hij schenkt hen vrede, Hij schenkt hen de heilige Geest en zendt hen op een missie: “Zoals de Vader Mij gezonden heeft zo zend Ik u”.

In onze tijd hebben we deze missie weerspiegeld mogen zien in het leven en werk van paus Franciscus. Vanaf het begin van zijn pontificaat heeft hij de nadruk gelegd op de armen, de gemarginaliseerden en degenen aan de rand van de samenleving. Hij herinnerde ons eraan dat de Kerk geroepen is om een veldhospitaal te zijn, een plaats van genezing en hoop.​ Vaak heeft Paus Franciscus gezegd: De armen zijn voor God de hoofdrolspelers van de geschiedenis. En in deze allerlaatste paasboodschap​ geeft Paus Franciscus ons mee: “Christus is opgestaan! Deze woorden vangen de gehele betekenis van ons bestaan, want we zijn niet voor de dood gemaakt maar voor het leven. Pasen is de viering van het leven. God heeft ons gemaakt voor het leven en wil dat de mensheid als familie opstaat. In zijn ogen is ieder leven kostbaar. Het leven van een kind in de baarmoeder, evenals de levens van de ouderen en zieken, die in al meer landen gezien worden als mensen die je weg kunt gooien. Op deze dag zou ik graag willen dat we onze hoop terugvinden, net als ons vertrouwen in anderen, ook in degenen die anders zijn dan wij, of die uit verre landen komen, en die onbekende gewoonten meenemen, manieren van leven en ideeën. We zijn allemaal kinderen van God!”

Laten we, net als de eerste leerlingen, de vrede van Christus ontvangen en deze uitdragen in onze wereld. Laten we ons laten inspireren door het voorbeeld van paus Franciscus en ons inzetten voor de armen en gemarginaliseerden. Zo wordt de liefde van de verrezen Heer een omvormende kracht in ons midden.​ Amen.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Plaats een reactie