Achtergrond van de eerste lezing (Exodus 3: 1-8. 13-15)
Het boek Exodus gaat over de roeping van Mozes. Bij de brandende braamstruik op de berg Sinai, de Horeb, komen alle belangrijke elementen samen van wat de Bijbel over God leert. Dit roepingsverhaal spreekt over Gods blijvende betrokkenheid bij mens en schepping, Zijn bijzondere liefde voor de armen en de kwetsbaren, en over de heilige berg als symbool van ontmoeting tussen God en mens. De ervaring bij de brandende braamstruik gaat over de roeping van de mens om God te kennen en lief te hebben en om oog te leren hebben voor de medemens. God vraagt daar aan Mozes om zich in te leven in de grote kwesties van de samenleving die het welzijn of de ellende van medemensen concreet beïnvloeden of zelfs bepalen. Dit grote roepingsverhaal van Mozes zal zijn hoogste vervulling vinden in de menswording, het levenswerk, het lijden, de kruisdood en de verrijzenis van Gods Zoon.
Eerste lezing: Exodus 3: 1-8. 13-15
In die dagen hoedde Mozes de kudde van zijn schoonvader Jitro, de priester van Midjan. Eens dreef hij de kudde tot ver in de woestijn en kwam hij bij de berg van God, de Horeb. Toen verscheen hem de engel van de Heer, in een vuur dat opvlamde uit een doornstruik. Mozes keek toe en zag dat de doornstruik in lichterlaaie stond en toch niet verbrandde. Hij dacht: ik ga er op af om dat vreemde verschijnsel te onderzoeken. Hoe komt het dat die doornstruik niet verbrandt? De Heer zag hem naderbij komen om te kijken. En vanuit de doornstruik riep God hem toe: “Mozes.” “Hier ben ik”, antwoordde hij. Toen sprak de Heer: “Kom niet dichterbij, doe uw sandalen uit, want de plaats waar gij staat is heilige grond.” En Hij vervolgde: “Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.” Toen bedekte Mozes zijn gezicht want hij durfde niet naar God op te zien. De Heer sprak: “Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten om zijn onderdrukkers gehoord; ja, Ik ken zijn lijden. Ik daal af om mijn volk te bevrijden uit de macht van Egypte.” Maar Mozes sprak opnieuw tot God. Als ik nu bij de Israëlieten kom en hun zeg: De God van uw vaderen zendt mij tot u, en zij vragen: Hoe is zijn naam? wat moet ik dan antwoorden?” Toen sprak God tot Mozes: “Ik ben die is.” En ook: “Dit moet gij de Israëlieten zeggen: Hij die is, zendt mij tot u.” Bovendien zei God tot Mozes: “Dit moet ge de Israëlieten zeggen: De Heer de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob, zendt mij tot u. Dit is mijn naam voor altijd. Zo moet men Mij aanspreken, alle geslachten door.”
Tussenzang: Psalm 103
Refrein: De Heer is barmhartig en welgezind.
1. Verheerlijk, mijn ziel, de Heer, zijn heilige Naam uit het diepst van uw wezen! Verheerlijk, mijn ziel, de Heer, vergeet zijn weldaden niet!
2. Hij is het die u uw schulden vergeeft, die u geneest van uw kwalen. Hij is het die u van de ondergang redt, die u omringt met zijn gunst en erbarmen;
3. De Heer is rechtvaardig in al wat Hij doet, Hij laat de verdrukten recht wedervaren. Hij maakte aan Mozes zijn wegen bekend, Hij toonde zijn werken aan Israëls zonen.
Achtergrond van de tweede lezing (1 Korintiërs 10: 1-6. 10-12)
Paulus kijkt terug op de uittocht uit Egypte en de tijd van veertig jaren in de woestijn onder leiding van Mozes. God toonde daar Zijn reddende liefde voor geheel de mensheid. Paulus mediteert vervolgens op een aspect van het verhaal: toen de Israëlieten eenmaal bevrijd waren en na het eerste enthousiasme in de woestijn begonnen te morren en zich te verzetten tegen Mozes, heeft God water uit een rots doen stromen als een teken van Gods barmhartige liefde voor de onvolmaakte en soms ondankbare mens. Paulus interpreteert dit in geestelijke zin: die rots met stromend water vindt zijn geestelijke vervulling in Christus, Gods Zoon. Vanaf den beginne, dus reeds vóór Zijn menswording in de schoot van Maria, waakt de Zoon tesamen met de Vader en de Heilige Geest over de mens. Het water is een symbool van de Heilige Geest, die Vader en Zoon ons geven in het doopsel en heel ons leven. Dan roept Paulus ons op tot innerlijke zelf-reflectie en bekering, omdat er een oordeel zal zijn over elke mens aan het eind van zijn of haar leven.
Tweede lezing: 1 Korintiërs 10: 1-6. 10-12
Broeders en zusters, gij moet goed weten dat onze vaderen wel allen onder de wolk zijn geweest, allen door de zee zijn getrokken, allen zijn zij door wolk en zee in Mozes gedoopt, allen aten zij hetzelfde geestelijk voedsel, allen dronken dezelfde geestelijke drank, – want zij dronken uit de geestelijke rots die met hen meeging en die rots was de Christus – maar in de meesten van hen heeft God geen welbehagen gehad; immers: zij werden neergeveld in de woestijn. Deze gebeurtenissen zijn een les voor ons opdat wij niet zoals zij, slechte dingen zouden begeren. Mort ook niet tegen God, zoals sommigen onder hen: zij zijn gedood door de verderver. Wat hun overkwam had een diepe zin en het werd te boek gesteld als een waarschuwing voor ons, tot wie het einde der tijden gekomen is. Daarom, wie meent te staan moet oppassen dat hij niet valt.
Achtergrond van de evangelielezing: (Lucas 13: 1-9)
Wanneer enkele mensen met Jezus willen praten over een afschuwelijk gebeuren op het tempelplein, waarbij Galileeërs bij een opstand door romeinse soldaten waren gedood en hun bloed met dat van hun offerdieren was vermengd, dan ligt duidelijk in de gedachten van de mensen die hier met Jezus over wilden spreken, de vraag of dit bloedige einde van de Galileeërs, juist op het tempelplein, niet een teken was dat zij Gods straf over verborgen zonden hadden ondergaan. Jezus ondersteunt deze conclusie niet. Hij roept deze mensen, en ons allemaal, op om vaak naar onszelf te kijken met de bedoeling onze fouten en tekortkomingen te herkennen, onder ogen te zien èn ons te verbeteren. Jezus’ parabel over de vijgeboom, de eigenaar van de wijngaard en de wijngaardenier, geeft ons een idee van de barmhartigheid van God. De eigenaar in de parabel dringt er bij de wijngaardenier op aan om de vijgenboom die alsmaar geen vruchten draagt om te hakken. Maar de wijngaardenier wil door het omspitten van de grond en het aanbrengen van mest de vijgeboom nog wat kansen geven om alsnog tot vruchten te komen. Maar Jezus herinnert ons in deze parabel ook eraan dat wij Gods barmhartigheid niet mogen misbruiken. Als wij niet serieus aan onszelf willen werken door zelf-reflectie en bekering, zal dat wel degelijk consequenties hebben. Want er komt een laatste oordeel, waarin elke mens zich zal moeten verantwoorden over wat hij of zij heeft gedaan in het leven.
Evangelie: Lucas 13: 1-9
In die tijd waren er bij Jezus enkele mensen die Hem vertelden wat er gebeurd was met de Galileeërs, van wie Pilatus het bloed met dat van hun offerdieren had vermengd. Daarop zei Jezus: “Denkt ge, dat onder alle Galileeërs alleen deze mensen zondaars waren, omdat zij dat lot ondergaan hebben? Volstrekt niet, zeg Ik u. Maar als gij u niet bekeert, zult ge allen op een dergelijke manier omkomen. Of die achttien die gedood werden doordat de toren bij de Siloam op hen viel: denkt ge dat die alleen schuldig waren onder alle mensen die in Jeruzalem woonden? Volstrekt niet, zeg Ik u. Maar als gij niet tot bekering komt, zult ge allen op eenzelfde wijze omkomen.” Toen vertelde Hij de volgende gelijkenis: “Iemand had een vijgeboom die in zijn wijngaard geplant stond; hij kwam zoeken of er vrucht aan zat, maar vond niets. Toen zei hij tot de wijngaardenier: Al sinds drie jaar kom ik aan deze vijgeboom vruchten zoeken maar ik vind er geen. Hak hem om! Waartoe put hij nog de grond uit? Maar de man gaf hem ten antwoord: Heer, laat hem dit jaar nog staan; laat mij eerst de grond er omheen omspitten en er mest op brengen. Misschien draagt hij het volgend jaar vrucht; zo niet, dan kunt ge hem omhakken.”
Overweging:
In de eerste lezing was de brandende braamstruik de bijzondere plek waar Mozes God dieper leerde kennen. Daar bij de brandende doornstruik mocht Mozes Gods aanwezigheid op heel bijzondere wijze ervaren en daar spoorde God hem aan om de Hebreeuwse slaven te bevrijden. God zelf zou Mozes leiden en hem ondersteunen met Zijn kracht en wijsheid.
Wel, vanuit een bijbelse spiritualiteit overwegen wij nu het volgende: Jezus is voor ons die brandende doornstruik! Als we Jezus kennen, raken we God de Vader als het ware aan. Jezus is voor ons de brandende braamstruik: we staan er nooit alleen voor, maar Hij blijft altijd met ons: soms wat meer op de achtergrond, dan weer heel duidelijker merkbaar. Hij geeft ons de Eucharistie als Zijn werkelijke aanwezigheid in ons leven en in ons innerlijk. Zijn aanwezigheid in de Eucharistie is net als die brandende braamstruik op de berg Sinai: Jezus spreekt in de Eucharistie in het Woord over de liefde en de betrokkenheid van de Vader en van Hemzelf bij de lijdenden, de kleinen en zwakken, en de eenzamen van deze wereld. In de consecratie van de Eucharistie verandert Jezus brood en wijn in Zijn Lichaam en Bloed die Hij aan het kruis voor ons gegeven heeft. Zo is Jezus de brandende braamstruik die licht en warme geeft: door Zijn levend Woord en door de genade van de Eucharistie. Jezus is de brandende braamstruik waar wij, net als Mozes, de roeping vinden tot actieve liefde en solidariteit.
De Catechismus van de Katholieke Kerk vertelt ons: “Omdat Christus zelf aanwezig is in het sacrament van het altaar, de Eucharistie, moet Hij geëerd worden met de eredienst van aanbidding. Hem bezoeken in het Heilig Sacrament is een bewijs van dankbaarheid, een uiting van liefde en een plicht tot aanbidding jegens Christus onze Heer” (paragraaf 1418).
Wat als wij in de drie resterende weken van deze veertigdagentijd proberen om elke week ergens een half uur met Jezus door te brengen in een kerk waar Hij bijzonder aanwezig is in het Heilig Sacrament, bewaard in het tabernakel? Of dat we ervoor zorgen dat we een half uur of twintig minuten vóór de Eucharistie reeds in de kerk zijn en ons dan heel bewust richten op Jezus, die op bijzondere wijze aanwezig is in het tabernakel. Daar in het tabernakel wordt Zijn Lichaam bewaard en zo wordt die tijd een beetje als de tijd die Mozes doorbracht bij de brandende braamstruik. We zullen bij Jezus tot rust komen, Hem loven en prijzen in de stilte van ons hart. Het zullen minuten zijn van een groeiende liefde voor God, die ons zal inspireren tot een positieve houding en mededogen naar anderen toe.
Ik nodig u daarom heel bijzonder uit voor dat grote jaarlijkse gebeds-event van de veertigdagentijd: “24 Uur voor de Heer”. Op vrijdag 28 maart aanstaande zal in onze Kathedrale Basiliek vanaf de Eucharistie van 12 uur overdag het Lichaam van de Heer 24 uur lang in de monstrans op het altaar de focus zijn van gelovige aanbidding, van lofprijzing, en van allerlei andere uitingen van vriendschap met Jezus. Vele groepen uit parochies en kerkelijke bewegingen in ons Bisdom zullen de aanwezige mensen leiden om in gebed de Heer te danken, Hem te prijzen en Zijn woord te overwegen. Maar er zullen ook steeds weer korte perioden van stilte zijn om te ervaren wat Mozes in de eerste lezing hoorde daar bij de brandende braamstruik: “de plaats waar gij staat is heilige grond”.
Ga in de Basiliek naar Jezus toe! Vertel Hem wat er in je leven gebeurt. Dank Hem voor de kracht van Zijn liefde en voor die vele redenen die er zijn om Hem te danken. Spreek ook je noden of zorgen aan Hem uit, of die van dierbaren. Want net zoals Mozes ervaarde bij de brandende braamstruik, is God vol compassie en medelijden, barmhartig en betrokken bij wat ons mensen overkomt. Kom naar de Kathedraal ergens tijdens die “24 Uur voor de Heer”! Misschien bij de openingsmis of in de loop van de vrijdagmiddag of avond. Of misschien spreekt juist de stilte en de serene sfeer die er in de Basiliek in de nacht hangt je erg aan! Of misschien kies je voor de zaterdagochtend of voor de slotmis.
Nou weet ik dat velen van u die deze overweging lezenof beluisteren, niet in de buurt zijn van de Kathedrale Basiliek. Sommigen van u zijn in district of binnenland. En sommigen van u zelfs in het buitenland, waar u deze overweging volgt. En dan kunt u natuurlijk niet naar de Basiliek. Zoek dan uw eigen plekje van gebed. Zoek uw eigen plekje waar u, net als in de Basiliek, tot rust komt en de aanwezigheid van de Heer kunt zoeken en aanvaarden. En richt u dan net als allen die in de Basiliek zullen zijn, op de Heer. Dank Hem op dat plekje voor de kracht van Zijn liefde! En spreek tot Hem over wat er in uw leven gebeurt.
In het evangelie van deze zondag merkten we dat Jezus er niet echt voor te vinden was om te gaan theoretiseren over die vraag of de tragische ongevallen die zich recent hadden voorgevallen een gevolg waren geweest van ernstige zonden van betrokkenen. Hij wilt liever dat we de aandacht houden op onszelf: hoe staan wij zelf op dit moment in het leven? Hoe is, in alle eerlijkheid, ons eigen morele doen en laten in het concrete leven van iedere dag? Jezus leert ons met deze parabel dat de Vader weliswaar zo geduldig is als de wijngaardenier van de wijngaard uit de parabel, en ons vele kansen biedt om onszelf eerlijk te evalueren en ingeslopen zonden en tekortkomingen te corrigeren, maar Jezus zegt ons ook dat als wij dit alles niet serieus nemen en niets veranderen, wij dan bij Gods oordeel straf over onszelf zullen brengen. Hij zei in het evangelie in de parabel: “Heer, laat hem dit jaar nog staan; laat mij eerst de grond er omheen omspitten en er mest op brengen. Misschien draagt hij het volgend jaar vrucht; zo niet, dan kunt ge hem omhakken.”
Tot ons allen roept Jezus ons vandaag op om niet te veel te praten over anderen: over hun fouten en tekortkomingen, maar om voldoende tijd te nemen voor zelf-reflectie. Zelf-reflectie betekent dat wij onszelf bevragen: “Wat is de echte realiteit van mijn persoon, van mijn concrete handelen in gezin, werk, en maatschappelijke setting? Ben ik echt betrouwbaar gebleken of heb ik op het morele vlak steeds vaker als het ware een zigzag koers laten zien? Ben ik nog integer of zijn er steeds meer zaken die ik te verbergen heb? Heb ik op het sexuele vlak voldoende zelfbeheersing of schiet ik tekort in zuiverheid van hart en handelen? Vergoeilijk ik zaken in mijn leven die in feite niet juist zijn? Luister ik eigenlijk nog wel genoeg naar de stem van mijn geweten?”
De “24 Uur voor de Heer” is een bijzondere gelegenheid om tot God in het sacrament van de biecht te gaan. Er zullen gedurende die 24 uur vele priesters aanwezig en beschikbaar zijn in de Basiliek. De biecht is nooit afgeschaft, zoals het een tijd leek. Nee, we zijn gaan beseffen hoe bijzonder dat sacrament eigenlijk is! De biecht is Gods geschenk van de verzoening: om in het reine te komen met de zonden en tekorten van ons concrete leven. De biecht is Gods uitnodiging tot het ‘schoon schip maken’. Dan kan Hij ons genezen van de wonden en onrust die onze zonden in ons achterlieten. De biecht is een bijzonder geschenk van God en dat wij als mensen eigenlijk echt nodig hebben. Het brengt in ons leven een rust: een rust in onze relatie met God, een houvast ook daarin, maar ook een rust in onszelf. Het is een bijzondere genade die God voor ons heeft. En ook weer voor alle mensen die niet naar de Basiliek kunnen gaan tijdens die 24 Uur Voor De Heer, zou ik zeggen: zoek uw eigen gelegenheid om naar dat sacrament van de biecht te gaan. En als het echt niet lukt, zoek wederom dat plekje op van gebed en van het gaan naar de Heer in Zijn stilte, in Zijn liefde en barmhartigheid.
Ik zou deze overweging daarom willen besluiten met nogmaals de woorden van psalm 103 te laten weerklinken. Ik vind dat zij de verschillende gedachten van deze overweging heel inspirerend samenbrengen: “De Heer is barmhartig en welgezind. Verheerlijk, mijn ziel, de Heer, zijn heilige Naam uit het diepst van uw wezen! Verheerlijk, mijn ziel, de Heer, vergeet zijn weldaden niet! Hij is het die u uw schulden vergeeft, die u geneest van uw kwalen. Hij is het die u van de ondergang redt, die u omringt met zijn gunst en erbarmen”.
Categorieën:geloof en leven
Plaats een reactie