Commentaar op de Lezingen van de 4e Zondag van de Advent  (Jaar C) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Micha 5: 1-4)

De profeet Micha was een tijdgenoot van Jesaja. Hij trad als profeet op in het zuidelijk koninkrijk Juda in de tweede helft van de achtste eeuw v.Chr. Net als Jesaja, klaagt ook Micha de socialal-maatschappelijke wantoestanden aan en het godsdienstig verval dat hij bij velen in de toenmalige samenleving zag. Ook onder vele priesters en vooraanstaanden constateert hij ontrouw. Micha kondigt op profetische wijze het vonnis en oordeel aan dat de Israelieten over zichzelf zullen brengen als zij niet terugkeren van deze heilloze wegen. Maar toch is er ook bij deze profeet altijd toekomstperspectief, want God zal in Zijn barmhartigheid niet enkel straffen, maar ook redding bieden. Micha ziet reeds in de verte de Messias uit het geslacht van koning David, die afkomstig was van de stad Bethlehem. Hij spreekt over de komende Messias als een herder, zoals David ook een herder was. Het zijn deze woorden van de profeet Micha die geciteerd worden in het verhaal van de wijzen uit het oosten rond de geboorte van Christus in Matteüs 2:6.

Eerste lezing: Micha 5: 1-4

Dit zegt de Heer: “Gij, Bethlehem Efrata, het kleinste onder Juda’s geslachten, uit u zal geboren worden hij die over Israël moet heersen. In het verre verleden ligt zijn oorsprong, in lang vervlogen dagen. Daarom zal de Heer hen niet langer overlaten aan hun lot dan tot de tijd dat de moeder haar kind gebaard heeft. Dan komt de rest van zijn broeders weer samen met de zonen van Israël. Dan neemt hij de macht in handen en zal hen hoeden door de kracht van de Heer, door de verheven naam van de Heer zijn God. In veiligheid zullen zij wonen, omdat zijn macht zal reiken tot aan de uiteinden der aarde. Hij zal een man van vrede zijn.

Tussenzang: Psalm 80

Refrein: GOD VAN DE HEERSCHAREN RICHT ONS WEER OP, LACH ONS WEER TOE EN WIJ ZULLEN GERED ZIJN.

1. Herder van Israël, hoor ons aan,  die Jozef leidt als een kudde; die troont op  de Kerubs, verschijn met luister, voor Efraim, Benjamin en Manasse.

2. Werp Uw macht in de strijd, kom om ons  bij te staan. God van de heerscharen, keer  toch terug, zie neer uit de hemel en let op  Uw wijngaard.

3. Bescherm wat Uw eigen hand heeft  geplant, het stekje dat Gij hebt gekweekt. Laat uw hand op Uw gunsteling rusten, op het kind dat Gij groot gebracht hebt.

Achtergrond van de tweede lezing: (Hebreeën 10: 5-10)

De schrijver van de Brief aan de Hebreeën is van diepgelovige Joodse afkomst, houdt van de eeuwenoude Joodse traditie, maar is ook tot diep geloof gekomen in Jezus als de langverwachte Messias. De schrijver weet dat Jezus de vervulling is van alles wat God de eeuwen door gegeven had in de Tora en in de traditie. De slachtoffers en de zoenoffers die de Tora voorschrijft, zijn inderdaad door God aan Mozes gegeven. Vele eeuwen door hadden ze een belangrijke functie, namelijk om het volk van Israël bewust te houden dat zij geroepen waren God te kennen en beminnen, en zich in de eredienst tot Hem te richten met geloof, nederigheid en met de bereidheid Hem ook te dienen middels een rechtschapen leven, gericht op Gods geboden en op het volbrengen van Zijn wil. Het bleek echter dat dit voor de mens nooit geheel mogelijk is geweest en zo werd de noodzaak duidelijk, vanuit de concrete realiteit van iedere dag, dat de mensheid een Verlosser nodig heeft, om zo door God zelf geholpen en gered te worden. Dat is wat er in Jezus gebeurd is. Hij is de mensgeworden Zoon van de Vader. Hierna verwijst de schrijver van de Hebreeënbrief met de woorden: maar Gij hebt mij een lichaam bereid”.  De schrijver leert ons hier dat Jezus datgene tot vervulling brengt wat de slachtoffers en zoenoffers van de tempel beoogden, namelijk: God toebehoren, in oprechtheid Hem dienen door gelovige overgave in gebed en liefde, maar ook door God te dienen door het doen van Zijn wil. Dit heeft Jezus reeds vanaf Zijn jeugd en gedurende heel Zijn openbare leven gedaan, maar dit doet Hij heel bijzonder in “Zijn uur”, dat wil zeggen: in Zijn lijden, kruisoffer en verrijzenis. Daar volbrengt Jezus ten volle de wil van de Vader. Daar volbrengt Jezus die bijbelse woorden die de Hebreeënbrief hier zo centraal stelt, genomen uit psalm 40:8-9: Hier ben ik, ik ben gekomen om uw wil te doen”. Zo wordt Jezus door Zijn volmaakte zelfgave op het kruis het Paaslam, dat aan het kruis alle slachtoffers en zoenoffers die eens voorgeschreven waren door de Tora, tot vervulling brengt. Zo bewerkt Jezus de verlossing van de mensheid uit de macht van het kwaad.

Tweede lezing: Hebreeën 10: 5-10

Als Christus in de wereld komt, zegt Hij tot de Vader: “Slachtoffers en gaven hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt mij een lichaam bereid. Brandoffers en zoenoffers konden U niet behagen. Toen zei ik: Hier ben ik. Zoals er in de boekrol over mij geschreven staat: Ik ben gekomen, God, om uw wil te doen.” Eerst zegt Hij dus: “Slachtoffers en gaven, brandoffers en zoenoffers hebt Gij niet gewild, die konden u niet behagen”, hoewel de Wet voorschrijft dat ze gebracht moeten worden. En dan zegt Hij: “Hier ben ik, ik ben gekomen om uw wil te doen”. Hij schaft dus het eerste af om het tweede te laten gelden. Door die wil zijn wij geheiligd, eens en voor altijd, door het offer van het lichaam van Jezus Christus.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Lucas 1: 39-45)

Lucas geeft van de vier evangelisten de meest uitgebreide beschrijving van de jeugdjaren van Jezus. Lucas heeft in zijn evangelie ook heel veel oog voor vrouwen, die in de Joodse maatschappij van toen onder de achtergestelde en dus kwetsbare groepen behoorden, maar die door Jezus juist met bijzondere waardigheid behandeld werden. Zo plaatst Lucas in zijn vertelling over Jezus’ geboorte en die van Johannes de Doper, vooral de twee vrouwen Maria en Elisabeth in de licht en blijven Jozef en Zacharias, de twee mannen, erg op de achtergrond van het verhaal. Maria en Elisabeth zijn twee sterke, krachtige vrouwen, die Gods wonderlijke ingrijpen in hun leven met vreugde bezingen wanneer zij elkaar ontmoeten. Zij sterken elkaar in het geloof dat God zorg heeft voor de armen en kleinen, en dat God tot de mens blijft spreken en ook tot vervulling zal brengen wat Hij beloofd heeft in Zijn Woord.

Evangelie: Lucas 1: 39-45

In die dagen reisde Maria met spoed naar het bergland, naar een stad in Juda. Zij ging het huis van Zacharias binnen en groette Elisabeth. Zodra Elisabeth de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot. Elisabeth werd vervuld met de heilige Geest en riep met luide stem: “Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot. Waaraan heb ik het te danken dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt? Zie, zodra ik uw groet hoorde sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. Zalig zij die geloofd heeft dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is.”

Overweging:

Zusters en broeders,

We zijn nu op de laatste zondag voor Kerstmis. Ik zou met u de lezingen van deze bijzondere zondag willen overwegen rond het thema uit psalm 40: “De wil van God doen”.

In het evangelie zien we Maria die als een levende tempel de nog ongeboren Zoon van God in zich meedraagt wanneer zij haar nicht Elizabeth ontmoet. Zo herinnert het evangelie van deze laatste adventszondag ons eraan dat God in de harten van concrete mensen wil wonen. Dat Hij wilt dat de boodschap van het evangelie van Zijn Zoon, en de waarden en visie waar Zijn Woord over spreekt, door ons worden meegedragen de wereld en de samenleving in.

“Maria vertrok en reisde met spoed naar het bergland.” Waarom de haast? Maria had ‘ja’ gezegd tegen Gods engel, en had zich daarmee verbonden aan wat God met haar inzet en haar instemming wilde doen in de wereld. Ze wilde zich daar geheel voor inzetten en droeg vanaf toen Gods Zoon in haar schoot. Ik denk daarom dat de belangrijkste kracht die Maria ertoe aanzette om met spoed op weg te gaan, gezien moet worden in het licht van haar eigen gelovige reactie op de boodschap van de engel: ‘Zie, ik ben de dienstmaagd des Heren. Mij geschiedde naar Uw woord’ (Lc 1:38).

Maria’s instemming: “mij geschiedde naar Uw woord” betreft niet alleen dat ze de Messias, Gods Zoon in haar schoot verwelkomde, maar het  betreft ook de missie van haar hele leven. Het betekent voor Maria: “Ik zal leven volgens uw wil, ik zal op U vertrouwen en me voor Uw werk inzetten daar waar ik dat kan”. De haast van Maria is dus een uiting van haar bereidheid en van haar gelovige vreugde bij het vervullen van de missie die God haar heeft toevertrouwd. Ze gaat op reis om met Elizabeth en anderen de “grote dingen” te delen van de redding die God in haar leven was begonnen.

Vanaf dat moment zal Maria heel leven lang kracht en inspiratie vinden in de woorden van psalm 40: 8-9 die in de tweede lezing zo centraal staan: “Hier ben ik, ik ben gekomen om uw wil te doen”.  Natuurlijk staan deze psalmwoorden ook centraal in Jezus’ bewustzijn en in Zijn levensopdracht.

Lucas beschrijft de reis zelf niet maar vestigt onze aandacht op de vreugdevolle ontmoeting tussen de twee zwangere vrouwen: Maria en Elizabeth. Hij geeft ons dat veelzeggende beeld van “het kind sprong van vreugde op” in de schoot van zijn moeder Elizabeth bij de begroeting van Maria. En zo brengt Lucas ons bij de theologische focus van het verhaal: Maria, die Jezus in haar schoot draagt, brengt grote vreugde bij Elizabeth en haar kind, de nog ongeboren Johannes de Doper! Maria’s reis wordt dus een levend symbool voor de missie waartoe wij allemaal, die missionaire leerlingen van Jezus zijn, worden geroepen: om op weg te gaan en “met haast” en vooral met Jezus in ons hart, te gaan naar hen die dichtbij zijn of ver weg, om daar waar wij dat enigszins kunnen de vreugde en vrede te brengen, die alleen God kan geven met Zijn aanwezigheid.

We zijn geroepen om dit te doen ondanks alle moeilijkheden, alle  tegenslagen en zorgen die we op onze levensreis geregeld ervaren. De vreugde van Christus’ evangelie die we als gelovige Christenen in onszelf dragen om te delen, is groter dan alle problemen waarmee we worden geconfronteerd. Maria heeft dit alles op haar levensreis meegemaakt en daarom begrijpt en begeleidt ze ons van bovenuit. Uiteindelijk is onze missie dezelfde als die van Maria. Onze inzet en ons getuigenis betekent namelijk dat steeds meer mensen de weg vinden naar Christus zelf, die Gods vrede en redding in de wereld brengt. Onze inzet helpt anderen om zelf een levendige geloofsband te hebben met de Heer. Hij wil in ons allen de betrokkenheid en goedheid versterken voor hen die houvast zoeken, voor hen die zich geven voor het goede onder mensen en zo wilt de Heer door ons hoop brengen in de wereld.

Laten we ons temidden van alle drukte toch ook innerlijk voorbereiden op het kerstfeest. Laten wij daarbij onze bereidheid hernieuwen om samen met Maria en Elisabeth, deze twee sterke vrouwen, de vreugde van het geloof uit te stralen, in anderen de liefde voor Jezus te versterken en waar we kunnen anderen stimuleren de draad van het geloof te vinden of weer op te pakken. Met Maria en met Jezus herhalen wij tot God de Vader daarom de woorden van psalm 40: “Zie, ik kom om uw wil te doen, o God.”



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Plaats een reactie