Commentaar op de Lezingen van de 33e Zondag door het Jaar (Jaar B) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Daniël 12: 1-3)

De hoofdstukken 7-12 van het boek Daniël verplaatsen ons naar de jaren 167-164 v.Chr. Het was de tijd van de opstand van de trouwe Israelieten tegen de wrede overheersing van de Syrische koning Antiochus IV Epifanes. Deze koning wilde de godsdienst en maatschappij van Israël helemaal veranderen zodat ze zouden gaan leven naar de Griekse cultuur die toen gebruikelijk was in zijn rijk. Maar gelovige Israelieten bleven trouw aan hun bijbelse geloof en kwamen daarom tegen hem in opstand. Velen sneuvelden. Maar de Israelieten werden bemoedigd dat deze martelaren van het geloof niet buiten Gods toekomst zullen vallen: zij zullen opstaan tot eeuwig leven. Zij die moedig trouw bleven aan de waarden en normen van Gods verbond gaan een eeuwige toekomst van heil tegemoet. Er wordt echter in deze profetische tekst ook gesproken van een andere opstanding, namelijk die van de afvalligen en de vervolgers. Zij zullen opstaan tot eeuwig afgrijzen en straf. Het zal God zelf zijn, die de vorst der engelen, de aartsengel Michaël, opdracht zal geven de trouw gebleven Israelieten te redden in hun nood. Deze redding zal zijn uiteindelijke voltooiing vinden in de verlossende kruisdood van Gods Zoon, Christus de Mensenzoon.

Eerste lezing: Daniël 12: 1-3

In die tijd zal uw volk worden gered. In die tijd zal de grote vorst Michaël opstaan om de kinderen van uw volk te beschermen. Want het zal dan een tijd van nood zijn zoals er eerder nog geen is geweest sinds er volken zijn. Maar al degenen van uw volk die in het boek staan opgetekend zullen in die tijd worden gered.  En velen van hen die slapen in het stof zullen ontwaken, sommigen om eeuwig te leven, anderen om de smaad van een eeuwige schande te ondervinden. Dan zullen de wijzen stralen als de glans van het uitspansel en degenen die de mensen tot gerechtigheid hebben gebracht zullen schitteren als de sterren voor eeuwig en immer.

Tussenzang:  Psalm 16

Refrein: BEHOED MIJ GOD, TOT U NEEM IK MIJN TOEVLUCHT.

1. De Heer is mijn erfdeel, mijn dronk uit de  beker. Hij heeft mijn lot in Zijn hand. Steeds houd ik mijn ogen gericht op de  Heer, ik val niet, want Hij staat naast mij.

2. Daarom ben ik vrolijk en blij van geest,  daarom kan ik rustig gaan slapen. Mijn ziel laat Gij niet aan het dodenrijk  over. Gij levert Uw dienaar niet uit aan het  graf.

3. Gij zult mij de weg van het leven wijzen om heel mijn vreugde te vinden bij U,  bestendig geluk aan Uw zijde;  Eer aan de Vader, de Zoon en de Geest van nu af tot in eeuwigheid, Amen.

Achtergrond van de tweede lezing (Hebreeën 9: 24-28)

Driemaal kort na elkaar verwoordt de Brief aan de Hebreeën de verzoenende kracht van het offer van Christus aan het kruis. Tegenover de dagelijkse offers in de tempel stelt de schrijver dat Christus’ offer eens en vooral de mensen heeft geheiligd. Na Zijn kruisoffer heeft God Christus verhoogd tot hemelse heerlijkheid.

Tweede lezing: Hebreeën 9: 24-28

Broeders en zusters, iedere priester verricht dagelijks staande de dienst en draagt telkens weer dezelfde offers op die nooit zonden kunnen wegnemen. Christus daarentegen is voor altijd gezeten aan de rechterhand van God na één enkel offer voor de zonden te hebben gebracht, en Hij wacht nog slechts op het ogenblik dat zijn vijanden worden gemaakt tot een voetbank voor zijn voeten. Want door één offer heeft Hij voor altijd hen die zich laten heiligen tot volmaaktheid gebracht. En waar de zonden en ongerechtigheden vergeven zijn is geen zoenoffer meer nodig.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Marcus 13: 24-32)

Voorafgaand aan Zijn lijden vertelt Jezus de eindtijd. Hij spreekt met Zijn leerlingen over de calamiteiten die zullen plaatsvinden rond de verwoesting van de tempel van Jeruzalem en over de rampspoed voorafgaand aan het einde der tijden.

Evangelie: Marcus 13: 24-32

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Maar na die verschrikkingen in die dagen zal de zon verduisteren en de maan zal geen licht meer geven; de sterren zullen van de hemel vallen en de hemelse heerscharen zullen in verwarring geraken. Dan zullen zij de Mensenzoon zien komen op de wolken met grote macht en heerlijkheid. Dan zal Hij zijn engelen uitzenden om zijn uitverkorenen te verzamelen uit de vier windstreken, van het einde der aarde tot het einde des hemels. Trekt uit de vergelijking met de vijgeboom deze les: Wanneer zijn twijgen al zacht worden en beginnen uit te botten, weet ge dat de zomer in aantocht is. Zo ook, wanneer gij al deze dingen ziet, weet dan dat het einde nabij is, ja voor de deur staat. Voorwaar, Ik zeg u: dit geslacht zal niet voorbijgaan totdat dit alles gebeurd is. Hemel en aarde zullen voorbijgaan maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan. Van die dag of dat uur weet niemand af, zelfs niet de engelen in de hemel, zelfs niet de Zoon, maar de Vader alleen.”

Overweging:

De eerste lezing uit Daniël en de evangelielezing uit Marcus hoofdstuk 13 behoren tot een type bijbelse literatuur die we ‘apocalyptische literatuur’ noemen. Het is de moeite waard om dat woord ‘apocalyptisch’ te leren kennen en onthouden. Het gaat over een type literatuur in de Bijbel, waarin de gelovigen in tijden van grote onderdrukking en aangrijpende rampen of vervolging heel nadrukkelijk zich tot God richten en van Hem een groot, reddend ingrijpen verwachten. De gelovigen verlangden in zulke bedreigende omstandigheden heel sterk naar het einde der tijden, dus naar Gods uiteindelijke ingrijpen om al het kwaad te oordelen en alles te herscheppen tot een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

 Het woord ‘apocalyptisch’ en het woord ‘apocalyps’ komen uit het Grieks en betekenen “onthulling’. Het gaat om een onthulling van kennis of een openbaring van de ultieme overwinning van het goede over het kwade wanneer het einde van de huidige wereld en de cosmos zich aandient. Op zich is de apocalyptische literatuur van groot belang in de geschiedenis van de Joodse en Christelijke tradities, omdat daarin belangrijke overtuigingen worden verwoord zoals de dag des oordeels, de verrijzenis uit de doden, en hemel en hel. Het gaat echter steeds om de reddende bedoelingen van God, Het gaat over Gods uiteindelijke Rijk van nieuw leven, verzoening, vrede en gerechtigheid voor hen die Zijn wegen trouw bleven. Maar in apocalyptische bijbelteksten wordt er ook heel helder gesproken over het oordeel over hen die andere waarden nastreefden dan die God de mens voorhoudt in Zijn Woord. Bij de apocalyptische literatuur spelen visioenen en dromen meestal een grote rol, omdat het gaat over een openbaring aan de profeet over de toekomst die komen gaat, maar zonder helder aan te geven wanneer en hoe dit alles zal geschieden.

De evangelielezing van deze zondag is genomen uit het dertiende hoofdstuk van het Marcusevangelie, dat door vele bijbelkundigen de “Apocalyptische Rede” wordt genoemd. Het bevat woorden van Jezus die Hij heeft uitgesproken toen Hij met de vier leerlingen van het eerste uur, Petrus, Jacobus, Johannes en Andreas, op de Olijfberg samen zat. Zij zagen vóór zich, aan de andere kant van de vallei, de schitterend mooie tempel liggen. Jezus voorspelde toen de ondergang van de tempel, waarop de leerlingen geschrokken vroegen wanneer dat zal geschieden en welke tekenen erop zullen wijzen dat dit alles tot een einde zal komen.

Jezus leerde dat er schijn-messiassen, schijn-profeten en mensen zullen optreden die zullen pretenderen de teruggekomen Messias te zijn. Jezus roept ons op om ons niet in dwaling te laten brengen en niet te gemakkelijk mensen te volgen die veel over het einde der tijden menen te kunnen zeggen.

Hij sprak ook over rampzalige tijden: onheil uit de kring van medechristenen, vervolgingen soms door je eigen familie, oorlogen, volksopstanden, aardbevingen en hongersnoden. Maar Jezus leerde dat dit alles nog niet het einde is, Hij vraagt ons te blijven vertrouwen dat God over je waakt. Jezus heeft de ontwijding en ondergang van de tempel van Jeruzalem voorspeld. Dat vond plaats in het jaar 70 door de Romeinse legers. Hij legde niet uit waarom deze dingen moeten geschieden, maar benadrukte dat deze dingen niet het laatste woord zullen hebben. Al dat onheil is niet de eindbestemming van Gods gelovigen. Al die rampen worden door Jezus vergeleken met barensweeën: dus als tekenen dat een nieuwe tijd op het punt staat geboren te worden. Hij vergelijkt het ook met een vijgeboom die in de lente nieuwe, jonge twijgen krijgt. Alle mensen in Zijn tijd wisten dat wanneer dit gebeurde, het spoedig zomer zou gaan worden. Zo leert Jezus dat alles op deze wereld eens voorbij zal gaan, maar dat het zal leiden tot de tijd van Gods heerschappij van vrede, leven en goedheid.

En dan geeft Jezus uiteindelijk antwoord op die vraag van Petrus in v.4, helemaal aan het begin van dit hoofdstuk 13: “Vertel ons, wanneer zal dat allemaal gebeuren?” Maar over het einde der tijden zegt Jezus alleen dit: “Van die dag of dat uur weet niemand af, zelfs niet de engelen in de hemel, zelfs niet de Zoon, maar de Vader alleen.”

Laten we deze woorden van Jezus goed onthouden. Ook in onze tijd zijn er groepen medechristenen die met grote stelligheid weten uit te leggen dat het einde der tijden en dus de wederkomst van Jezus, nu heel nabij zijn. Ze leggen dan een verband tussen verschillende grote rampen, oorlogen en andere gebeurtenissen in onze tijd en verschillende profetische teksten uit de apocalyptische teksten in het boek Daniël, de evangelies en het boek der Openbaring. Ze wijzen op de coronapandemie, de oprichting van de staat Israël in 1948, en verschillende natuurrampen, en zeggen dan: ‘Zie je, we leven in de eindtijd’. Sommigen kunnen heel fel zijn in deze overtuiging en kunnen de betreffende bijbelteksten uit hun hoofd citeren en de indruk wekken dat je ze wel moet geloven. Maar onze positie als katholieken is om met evenveel nadruk te wijzen op Jezus’ woorden, die we in dit evangelie van deze zondag horen: “Van die dag of dat uur weet niemand af, zelfs niet de engelen in de hemel, zelfs niet de Zoon, maar de Vader alleen.”

Wanneer we dus de lezingen van deze voorlaatste zondag van het kerkelijk jaar overwegen, dan zien we dat ze uiteindelijk vertrouwen en bemoediging uitademen. Ze leren ons dat geloven weliswaar niet zonder beproevingen en tegenslagen zal zijn, maar dat God het leven van gelovigen houvast en dat Hij toekomst zal geven. De lezingen spreken ons over het perspectief van Gods verlossing door en over de dood heen. God laat niet los. Zoals de Vader Zijn Zoon niet heeft losgelaten toen Hij voor ons aan het kruis het lijden en de dood heeft doorstaan en Hem verheerlijkt heeft in de glorie van de verrijzenis, zo zal de Vader ook ons niet loslaten. Eens zal alles ten einde worden gebracht en dan zal wat Jezus voor heel de mensheid begonnen is, tot voleinding komen. Wanneer dat zal gebeuren? Dat is iets dat alleen de Vader weet. Maar voor ons is het genoeg om telkens weer stil te staan bij Gods barmhartigheid en bij Zijn verlossende goedheid. De lezingen van deze zondag helpen ons om zicht te houden op de betrouwbaarheid van Zijn woord en Zijn beloften. Ook wij zullen geregeld vormen van rampspoed ervaren, soms in persoonlijk lijden, tegenslag of pijn, andere keren in de ervaringen van rampspoed in de wereld. Het zal ons soms even onzeker maken of neerslachtig, maar zolang wij steeds weer op God durven vertrouwen, en de bemoedigende verhalen van Gods Woord in gedachten houden, dan zullen wij steeds weer de hoop en het geloof hervinden.

+++++



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Plaats een reactie