Commentaar op de Lezingen van de 22e Zondag door het Jaar (Jaar B) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Deuteronomium 4: 1-2.6-8)

Het boek Deuteronomium is het vijfde boek van de Torah, de eerste vijf boeken van het Oude Testament. Deuteronomium is geschreven als een lange preek van Mozes, die hier zijn diepste inzichten en richtlijnen meegeeft aan de Israëlieten. Mozes leert hen dat de Torah met Gods woorden, Zijn levensregels en voorschriften, bedoeld is om de mens te vormen in het goede. Het Woord kan een bron van zegen worden indien de Israëlieten er ook daadwerkelijk naar zullen leven. Maar dat is een beslissing die een ieder elke dag weer voor zichzelf alleen kan nemen. Iedere mens staat steeds weer voor die keuze: zullen Gods woorden in feite het ene oor in en het andere weer uit gaan in mijn leven van iedere dag? Luister ik er alleen maar na, misschien af en toe vroom, maar zonder me echt door Gods Woord te laten vormen en richten? Zo doet Mozes in dit boek Deuteronomium een innige oproep om de voorschriften van de Heer te onderhouden en zo te komen tot wijsheid, inzicht, leven en vrede.

Eerste lezing: Deuteronomium 4: 1-2.6-8

Mozes sprak tot het volk en zei: “Luister dan, Israël, naar de voorschriften en bepalingen die ik u leer en handel daarnaar. Dan zult gij leven en bezit gaan nemen van het land dat de Heer, de God van uw vaderen u schenkt. Aan wat ik u voorschrijf moogt gij niets toevoegen en er niets van afdoen; ge moet de geboden van de Heer uw God onderhouden die ik u geef. Handel ernaar in het land dat gij in bezit gaat nemen en brengt ze stipt ten uitvoer, want daaruit zal voor de volken uw wijsheid en uw inzicht blijken. Als zij al deze voorschriften horen, zullen ze zeggen: Dat machtige volk is wijs en verstandig. Is er soms een andere grote natie aan wie hun goden zo nabij zijn als de Heer onze God ons nabij is zo vaak wij hem aanroepen? Of is er een andere grote natie die zulke volmaakte voorschriften en bepalingen heeft als de wet die ik u heden geef?”

Tussenzang:  Psalm 15

Refrein: HEER WIE MAG TE GAST ZIJN IN UW TENT?

1. Wie rechtvaardig is en eerbaar leeft,  in zijn hart geen boze plannen koestert,  geen bedrog pleegt met zijn tong, wie zijn evenmens geen schade doet.

2. Wie zijn buren niet te schande zet,  wie de boosdoeners veracht, maar de dienaars van de Heer in ere  houdt; wie beloften in zijn eigen nadeel  toch volbrengt.

3. Wie zijn bezit niet uitleent tegen woeker,  als getuige niet omkoopbaar is. Wie zich zo gedraagt,  zal niet wankelen in  eeuwigheid

Achtergrond van de tweede lezing (Jakobus 1: 17-18. 21b-22. 27)

Jakobus was een van de twaalf apostelen van Jezus. In zijn brief benadrukt hij steeds weer om niet alleen te luisteren naar het Woord van God, maar hij dringt erop aan dit woord vooral concreet te doen, het vorm te geven en ernaar te handelen in het leven van iedere dag. Op verschillende plaatsen in zijn brief wordt Jakobus daarbij heel nuchter en praktisch. Hij heeft niet veel op met mooie woorden als het in de praktijk een hele andere realiteit blijkt te zijn. Daarom zegt Jakobus heel indringend: “Weest uitvoerders van het woord en niet alleen toehoorders!”. En bij vroomheid en godsdienstig zijn denkt hij dan niet alleen aan bidden en naar de kerk gaan. Neen, zegt Jakobus: “Zuivere en onbevlekte vroomheid in de ogen van onze God en Vader is dit: wezen en weduwen opzoeken in hun nood en zichzelf vrijwaren van de besmetting van de wereld”.

Tweede lezing: Jakobus 1: 17-18. 21b-22. 27

Broeders en zusters, elke goede gave, elk volmaakt geschenk daalt neer van boven, van de Vader der hemellichten, bij wie geen verandering is of verduistering door omwenteling. Uit vrije wil heeft Hij ons het leven geschonken door het woord der waarheid, zodat wij in zekere zin de eerstelingen onder zijn schepselen zijn. Neemt met zachtmoedigheid het woord van God aan dat in u werd geplant en dat de kracht bezit uw zielen te redden. Weest uitvoerders van het woord en niet alleen toehoorders; dan zoudt gij uzelf bedriegen. Zuivere en onbevlekte vroomheid in de ogen van onze God en Vader is dit: wezen en weduwen opzoeken in hun nood en zichzelf vrijwaren voor de besmetting van de wereld.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Marcus 7: 1-8. 14-15. 21-23)

Een scherpe kritiek van enkele Farizeeën en schriftgeleerden op de leerlingen van Jezus, wordt de aanleiding van een stevige confrontatie. Jezus heeft waardering voor uiterlijke religieuze gebruiken, maar heeft Zijn leerlingen geleerd dat deze uiterlijke gebruiken alleen waardevol zijn zolang ze door ons worden gezien als verwijzend naar diepe innerlijke waarden en normen. God ziet het binnenste van de mens en dat is het gedeelte dat het belangrijkste is voor God, want ofwel komen er vanuit het binnenste mooie reine gedachten en handelingen, ofwel komen er uit het binnenste van de mens allerlei onreine zaken. Het komt dus aan op een persoonlijke keuze elke dag weer.

Evangelie: Marcus 7: 1-8. 14-15. 21-23

In die tijd kwamen de Farizeeën en enkele schriftgeleerden uit Jeruzalem bij Jezus tezamen, en ze zagen dat sommigen van zijn leerlingen met onreine, dat wil zeggen, ritueel ongewassen handen aten. De Farizeeën immers en al de Joden eten niet zonder eerst de vingertoppen ritueel gewassen te hebben, daar ze vasthouden aan de overlevering van de voorvaderen; komen ze van de markt, dan eten ze niet voordat zij zich ritueel gereinigd hebben; zo zijn er nog vele dingen waaraan ze bij overlevering vasthouden: het ritueel afwassen van bekers, kruiken en koperen vaatwerk. Daarom stelden de Farizeeen en de schriftgeleerden Hem de vraag: “Waarom gedragen uw leerlingen zich niet volgens de overlevering van de voorvaderen, maar eten zij met onreine handen?” Hij antwoordde hun: “Hoe juist heeft Jesaja over u, huichelaars, geprofeteerd! Zo staat er geschreven: ”Dit volk eert Mij met de lippen maar hun hart is ver van Mij. Zij eren Mij, maar zonder zin, en mensenwet is wat zij leren”. Gij laat het gebod van God varen en houdt vast aan de overlevering van mensen!” Daarop riep Hij het volk weer bij zich en sprak tot hen: “Luistert allen naar Mij en wilt verstaan: niets kan de mens onrein maken wat van buiten af in hem komt. Maar wat uit de mens komt, dat bezoedelt de mens. Want uit het binnenste, uit het hart van de mensen komen boze gedachten, ontucht, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, godslastering, trots, lichtzinnigheid. AI die slechte dingen komen uit het binnenste en die maken de mens onrein.”

Overweging:

In het evangelie zagen we een scherp conflict tussen Jezus en de Farizeeën. Jezus heeft scherpe woorden voor de Farizeeën en schriftgeleerden, en noemt ze zelfs huichelaars. De aanleiding hiertoe is een kritiek van de Farizeeën en schriftgeleerden op de leerlingen van Jezus ten aanzien van een uiterlijk religieus gebruik dat wij ook in Suriname kennen. Het gaat namelijk over het ritueel wassen van borden, kopjes en glazen, enz. Heel veel Surinamers hebben de gewoonte om wanneer men een bord, een glas of schaal gaat gebruiken, die eerst even onder stromend water te spoelen, ook al zijn ze prima schoon. Het gaat bij vele mensen dan niet alleen om hygiëne en schoonmaken, maar om iets diepers. Het heeft bij hen dan ook te maken met een diep religieus gevoel van rituele reinheid en onreinheid. In het Sranantongo noemen de oudere mensen het “kaseri”, de Joden spreken over “kosher”. We zien dit gevoel van rituele onreinheid dan ook terug bij gebruiken rond de menstruatie van de vrouw, het niet op de grond plaatsen van eten, het wassen van de handen en bovenarm na een bezoek aan de begraafplaats, het niet eten van gladde vis, en het begrip van “treef” waarbij men sommige zaken niet wilt eten omwille van rituele onreinheid.

Om zulk soort religieuze gebruiken over kosher leven, oftewel rituele reinheid of onreinheid, gaat het in het conflict tussen Jezus en de Farizeeën, die zich streng hielden aan de Joodse religieuze regels over die rituele wassingen van handen, bekers, kruiken, koperen vaatwerk en groenten. Rituele reinheid was erg belangrijk in hun geloofsleven. Waar Jezus dan echter heel scherp op wijst is dat aan de ene kant er achter deze uiterlijke religieuze gebruiken wel degelijk hele belangrijke, diepe waarden schuilgaan, die echt heel belangrijk zijn in Gods ogen, maar Hij herinnert de Farizeeën er ook aan dat vele mensen blijven steken op het niveau van het correct volbrengen van die religieuze gebruiken maar tegelijkertijd blinde vlekken hebben over hun concrete gedrag en over hun omgaan met andere mensen om hen heen. Het concrete gedrag kan soms ernstig ingaan tegen de diepere waarden waarnaar de religieuze gebruiken eigenlijk verwijzen. Jezus geeft een lange lijst van concrete voorbeelden van slecht gedrag en houdingen die voort kunnen komen uit het hart van een mens.

Dit confict en Jezus’ woorden zijn actueler dan ooit. We zien dat de laatste paar jaren er in alle delen van de wereld grote spanningen zijn gegroeid in vele geloofsgemeenschappen. Er zijn aan de ene kant mensen die streng in de leer zijn, die zich op de eerste plaats richten op de religieuze regels van het geloof en het erg belangrijk vinden dat daar streng aan gehouden wordt, dat de regels helder verkondigd moeten worden en dat er consequenties moeten zijn die duidelijk maken dat gelovigen zich aan deze regels te houden hebben. Deze groepen verdiepen zich enorm in de regels en de leer van hun geloof. Ze zijn erg toegewijd aan hun geloof en dat is bewonderenswaardig. Maar vaak leven ze in groeiende spanningen naar andere mensen binnen hun geloofsgemeenschap toe, die het minstens even belangrijk vinden om  aandacht te hebben voor de omstandigheden waarin mensen leven, die vinden dat dit ook meegenomen moet worden en dat aandacht voor sociale problematieken en voor de natuur horen bij de liefde waartoe het geloof ons oproept, omdat dit onlosmakelijk verbonden is met de God die wij zoeken.

Jeuzus staat midden in deze realiteit. Hij leert ons dat geloof als het ware een binnenkant moet hebben die te maken heeft met het verbonden zijn met God, met Christus kennen. Die binnenkant voedt de mens en verankert de mens in het bredere perspectief van Gods eeuwigheid. Jezus leeft het ook voor door Zijn diepe verbondenheid met de Vader in vaak nachtenlang gebed. Maar Jezus leert ons dat geloof ook als het ware een buitenkant moet hebben en die heeft te maken met ons gedrag en onze verbondenheid met de medemens en met de wereld om ons heen. En tussen die binnenkant en die buitenkant moet er een balans zijn. Tegenover de Farizeeën die een te eenzijdige aandacht hadden voor de binnenkant van het geloof, vraagt Jezus aandacht voor het belang van die buitenkant: “Niets kan de mens onrein maken wat van buiten af in hem komt. Maar wat uit de mens komt, dat bezoedelt de mens. Want uit het binnenste, uit het hart van de mensen komen boze gedachten, ontucht, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, godslastering, trots, lichtzinnigheid. AI die slechte dingen komen uit het binnenste en die maken de mens onrein.”

Jezus’ woorden zijn heel ernstig en zeer actueel ook in onze huidige tijd. Hij leert ons hier om het Woord van God vooral op onszelf persoonlijk te betrekken. Dit doen wij echter vaak niet echt graag. Hoeveel gemakkelijker is het om te praten over de fouten en tekortkomingen van anderen en over wantoestanden in samenleving en Kerk. Maar Jezus brengt de aandacht steeds weer terug bij onszelf. Hij doet ons nadenken over welke de waarden zijn waarnaar de uiterlijke religieuze gebruiken verwijzen. We kennen ze eigenlijk heel goed: oprechtheid, eerlijkheid en rechtschapenheid in woorden en daden; liefde en betrokkenheid bij het welzijn van anderen om ons heen; aandacht voor de waardigheid van iedere mens ongeacht ethnische of maatschappelijke afkomst; respect in het omgaan met de medemens.

Dit alles vraagt van ons om steeds weer in eerlijkheid over ons leven na te denken vanuit de vragen: “Handel ik persoonlijk in mijn concrete dagelijks leven voldoende consequent naar de waarden die ik belijd? Hoe ga ik om met de binnenkant en met die buitenkant van het geloof? Is dat bij mij voldoende in balans, of is er nog ruimte voor groei?”

In de eerste lezing werd het mooi verwoord door Mozes: “Luister dan, Israël, naar de voorschriften en bepalingen die ik u leer en handel daarnaar”. Helderder kan haast niet, maar toch weten we dat Israël alle eeuwen door hier steeds weer mee heeft geworsteld en dat daarom de profeten steeds weer onoprechtheid, zonde, en onrecht aanklaagden. We hebben het blijkbaar nodig om geregeld die woorden te horen: “Luister en handel daarnaar!”.

Ook in de tweede lezing hield de apostel Jakobus ons in zijn brief een hele nuchtere, heldere oproep voor: “Neem met zachtmoedigheid het Woord van God aan dat in u werd geplant en dat de kracht bezit uw zielen te redden. Weest uitvoerders van het Woord en niet alleen toehoorders”.

Een heilige die mij altijd inspireert in het zoeken naar die balans tussen zowel de binnenkant als de buitenkant van een authentiek geloofsleven, is de H. Augustinus. Een paar dagen geleden, op 28 augustus, vierde de Kerk in de liturgie zijn feestdag. Hij werd in het jaar 354 geboren uit rijke Romeinse ouders. Zijn moeder, Monica, was Christen en was een groot voorbeeld van vroomheid en goedheid. Augustinus’ vader hing het oude romeinse veelgodendom aan. Augustinus was begaafd en heel intellligent. Hij werd leraar in de filosofie. Lang heeft hij het christelijk geloof en de vroomheid van zijn moeder op afstand gehouden en soms bespot. Over dat spotten met het geloof heeft hij later in zijn boek “Belijdenissen” verteld. Zijn gedrag in zijn jongere jaren was namelijk geregeld losbandig geweest. In die tijd sprak zijn moeder hem er vaak op aan, maar hij vertelt dat hij dan soms spottend zei: “Heer, geef me kuisheid en oprechtheid, maar nu nog niet!”

Op gegeven moment is Augustinus in contact gekomen met de academisch hooggeschoolde en charismatische bisschop van Milaan, Ambrosius. Toen kwam Augustinus tot een diepe bekering tot de levende Heer. Hij stichtte een kloostergemeenschap die zich toewijdde aan die balans van God van harte zoeken en eren, maar ook oprechte aandacht hebben voor de buitenkant, voor oprecht gedrag, voor inzet voor de vrede en voor de medemens. Ik wil dan deze overweging besluiten met het inspirerende gebed dat Augustinus ons heeft achtergelaten in zijn boek Belijdenissen:

“God, hoe laat heb ik U bemint! Ik zag niet hoezeer ik in allerlei uiterlijke, oppervlakkige dingen buiten mezelf, me verloor, terwijl U al die tijd diep in mijn ziel aanwezig was. U zocht naar mij, maar ik niet naar U. Maar toen hebt Gij mijn dwaasheid doorbroken en heb ik Uw stem vernomen. Ik heb Uw zoete geur ingeademd en nu kan en wil ik niet meer leven zonder U”.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Plaats een reactie