Commentaar op de Lezingen van de 16e Zondag door het Jaar (Jaar B) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Jeremia 23: 1-6)

In de bijbel staat het beeld van de herder en de schapen voor zorgzaamheid. Goede herders hebben zorg voor hun schapen. Zij weiden de kudde en zorgen ervoor dat de schapen voedsel vinden en veilig zijn. De profeet Jeremia heeft echter harde woorden aan het adres van leiders, zowel politieke als religieuze leiders, die hun schapen verwaarlozen en ze verloren laten lopen, of die zichzelf verrijken ten koste van hun schapen. Maar God is voor zijn volk de Goede Herder. Hij wenst voor zijn volk betrouwbare herders en Hij belooft opnieuw dat Hij eens de Messias zal zenden, die in Zijn naam als een goede herder het volk zal verlossen.

Eerste lezing: Jeremia 23: 1-6

Wee de herders, door wie de schapen van mijn kudde omkomen en verloren lopen – godsspraak van de Heer- Daarom zegt de Heer, Israëls God, tot de herders die mijn volk weiden: door uw schuld zijn Mijn schapen verloren gelopen en uiteen gedreven; ge hebt er niet op gelet. Maar ik let wel op u om al uw misdaden – godsspraak van de Heer -. Zelf breng Ik de overgebleven schapen bijeen uit alle landen waarheen Ik ze heb verdreven. Ik breng ze terug naar hun weiden, ze worden weer vruchtbaar en talrijk. Dan stel Ik herders over hen aan, die hen werkelijk weiden. Ze hoeven niet meer bang of angstig te zijn, geen van hen wordt nog vermist – godsspraak van de Heer -. Geloof Mij, de tijd komt – godsspraak van de Heer- dat Ik een wettige afstammeling van David doe opstaan; hij zal hen met bekwaamheid regeren en het land rechtvaardig en eerlijk besturen. In zijn tijd wordt Juda bevrijd, leeft Israël veilig. En dit is de naam die men hem geeft: de Heer, onze gerechtigheid.

Tussenzang:  Psalm 23.

Refrein: DE HEER IS MIJN HERDER, NIETS KOM IK TEKORT.

1. De Heer is mijn herder, niets kom ik tekort;

Hij laat mij weiden op groene velden.

Hij brengt mij aan water, waar ik kan rusten,

Hij geeft mij frisse moed.

2. Mijn schreden leidt Hij langs rechte paden,

omwille van Zijn naam.

Al voert mijn weg door donkere kloven,

ik vrees geen onheil waar Gij mij leidt.

3. Voorspoed en zegen verlaten mij nooit,

elke dag van mij leven.

Het huis van de Heer zal mijn woning zijn

voor alle komende tijden.

Achtergrond van de tweede lezing (Efeziërs 2: 13-18)

In het gedeelte dat we in de tweede lezing horen, richt de brief aan de Efeziërs zich op de eenheid die in de jonge Kerk tussen Joden en de gelovigen van heidense afkomst was ontstaan door hun gezamenlijk geloof in de verrezen Heer. Eeuwenlang hadden de vele voorschriften van de bijbelse wetten de Joden afzijdig doen leven van andere volkeren. Maar het kruisoffer van Christus brengt vrede en verzoening, niet alleen voor de individuele gelovige, maar ook onder gelovigen van verschillende rassen en ethnische afkomsten. Jezus is voor ons gestorven en door het doopsel maakt Hij ons één in Hem. Dit is echter ook een opdracht voor ons allen. Het spoort ons aan, om onze menselijke vooroordelen en verdeeldheid steeds weer proberen te overwinnen vanuit de gelovige verbondenheid met Christus, die de Koning van vrede is.

Tweede lezing: Efeziërs 2: 13-18

Broeders en zusters, door het bloed van Christus zijt gij echter, die eertijds veraf waart, thans in Christus Jezus dichtbij gekomen. Want Hij is onze Vrede, Hij die de twee werelden één gemaakt heeft, en de scheidingsmuur heeft neergehaald door in Zijn vlees de vijandschap te vernietigen, namelijk de wet der geboden met haar verordeningen. Hij heeft vrede gesticht door in Zijn persoon uit de twee, een nieuwe Mens te scheppen, en die beiden in één lichaam met God te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap heeft gedood. En Hij is gekomen en Hij heeft vrede verkondigd aan u die veraf waart en vrede aan hen die dichtbij waren. Want in Hem hebben wij beiden in één Geest toegang tot de Vader.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Marcus 6: 30-34)

Marcus geeft hoofdstuk 6 een krachtige focus. Het hele hoofdstuk gaat vooral erom dat de apostelen, en in hun verlengde, de gelovigen van alle eeuwen, geroepen zijn om Jezus’ werk voort te zetten. Eerst vertelde Marcus over de stroeve ontvangst die Jezus in zijn vaderstad Nazareth kreeg, waarmee Marcus ons voorbereidt dat het leven in de voetstappen van Jezus geregeld ook afwijzing, spanningen en soms zelfs vormen van vervolging kan brengen. Maar dan vertelt Marcus over een eerste zending, een eerste ervaring van de apostelen in het prediken van het evangelie. Toen zij weer terug waren, maakte Jezus tijd en aandacht voor ze vrij. Maar tevens merkten ze dat Hij voor álle mensen tijd en aandacht heeft. Dit houdt een bijzondere bevestiging in, dat ook wij, die zovele eeuwen later leven, er altijd op kunnen rekenen dat de levende Heer er voor ons zal zijn. Wij moeten slechts in geloof en vertrouwen ons blijven inzetten voor het concrete doorgeven van Gods liefde.

Evangelie: Marcus 6: 30-34

In die tijd voegden de apostelen zich bij Jezus en brachten Hem verslag uit over alles wat zij gedaan en onderwezen hadden. Daarop sprak Hij tot hen: “Komt nu eens zelf mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en rust daar wat uit.” Want wegens de talrijke gaande en komende mensen hadden zij zelfs geen tijd om te eten. Zij vertrokken dus in de boot naar een eenzame plaats om alleen te zijn. Maar velen zagen hen gaan en begrepen waar Hij heenging; uit al de steden kwamen mensen te voet daarheen en ze waren er nog eerder dan zij. Toen Jezus aan land ging zag Hij dan ook een grote menigte. Hij voelde medelijden met hen, want zij waren als schapen zonder herder; en Hij begon hen uitvoerig te onderrichten.

Overweging:

Profeten als Jeremia in de eerste lezing en Ezechiël zijn tijdgenoot, klaagden over slechte herders. Hun kritiek geldt tot vandaag. De vraag naar goede herders blijft groot. Mensen kunnen zich verlaten voelen door hun leiders,  ontgoocheld zijn door de fouten en de tekorten van hun leiders. Zij zijn dan in feite schapen zonder herder.

Met de woorden van psalm 23, de tussenzang van deze zestiende zondag, danken we God omdat Hij juist de goede Herder is, die ons leidt naar groene weiden, die ons behoedt voor gevaren en ons veilig thuis zal brengen.

Psalm 23 is een goede inleiding op de korte evangelietekst van Marcus, want tot twee keer toe geeft Marcus ons een zicht op de herderlijke zorg van Jezus. Eerst Jezus’ zorg voor Zijn leerlingen die terugkwamen van hun zending en de tweede keer wijst Marcus op de herderlijke zorg van Jezus voor de vele mensen die Jezus opwachtten aan de overkant van het meer op een eenzame plaats.

Jezus had namelijk Zijn apostelen uitgezonden op een eerste missiereis om het Rijk Gods te verkondigen. Ze waren teruggekomen en brachten verslag uit van hoe ze dit ervaren hadden. Rapporteren en evalueren hoorde bij hun vorming. En dan is het voor Jezus belangrijk dat er na alle inspanning, nu ook ontspanning en rust mag zijn. Als hun herder, wilt Hij ook aandacht en verbondenheid hebben voor Zijn apostelen. Zo vorm je mensen met diepgang en betrokkenheid.

Maar dan, aangekomen op de plaats waar Jezus tijd met Zijn apostelen had willen doorbrengen, zien ze dat veel mensen van overal daar al waren gekomen om Jezus te horen. Dan toont Jezus opnieuw dat Hij werkelijk een Herder is. Marcus vermeldt het in deze krachtige kernachtige zin: “Toen Jezus aan land ging, zag hij een grote menigte. Hij voelde medelijden met hen, want zij waren als schapen zonder herder; en Hij begon hen uitvoerig te onderrichten.” Deze zin bevat belangrijke werkwoorden: Jezus zag, hij voelde medelijden, hij onderrichte hen. En er komt er nog een vierde werkwoord bij: hij zorgt dat deze menigte eten krijgt. Dit wordt het verhaal van de broodvermenigvuldiging.

Het leven was voor de mensen in de dorpen en kleine steden van Galilea ver van gemakkelijk, Voor alle mensen in het Palestina van toen was de situatie uitermate verward. Het land werd gekenmerkt door slechte bestuurders en een verdeelde bevolking. Het land was bezet door de Romeinen. Een aantal rijke Joden en tollenaars profiteerden van de Romeinse bezetting. Het waren echter de ontelbare uitgebuite mensen, loonarbeiders en armen, die het vurigst uitzagen naar dat ingrijpen van God zelf. God was voor hen de Enige die hen kon bevrijden van hun onderdrukkers, de Romeinen, en van allen die profiteerden van de Romeinse heerschappij.

Galilea, de noordelijke provincie waar Jezus was opgegroeid en het meeste van Zijn openbaar leven doorbracht, was hoofdzakelijk een landelijk gebied van landbouwers, die vooral leefden van het verbouwen van olijven en graan, of die wijngaarden hadden en kleine veeteelt erbij hadden om in hun armoede wat erbij te verdienen. Bij het meer van Galilea waren er ook vele vissers, zoals Petrus en Andreas, Johannes en Jakobus dat waren.

Het bijzondere van Jezus was dat er van Hem een grote bezieling uitging. Hij sprak over God die als een Herder bij de noden en het leven van de mensen betrokken wilt zijn. Jezus vormde daarom Zijn leerlingen en deed hen inzien dat zij op hun beurt ook moesten verkondigen en betrokken zijn bij de noden van mensen. Jezus zelf gaf daarvan bij deze gelegenheid het voorbeeld. Hoewel Hij moe was en even een tijdje alleen had willen zijn met Zijn apostelen, toonde Hij Zijn betrokkenheid bij de mensen door het woord dat Hij tot de menige richtte en door de maaltijd die er opvolgde, waar brood werd gedeeld.

We kunnen veel leren wanneer we mediteren over hoe Jezus op dat moment de goede Herder was. Als de Herder bracht Jezus de schapen, dus Zijn vele volgelingen ,tot in de groene weiden van diepere inzichten in de bezielende kracht van Gods Woord. Hij bracht hen bij het vredig water van de liefde en de hoop die God wilt bieden, maar ze moeten er wel zelf van drinken en zich willen verdiepen in het Woord. Het is dus voor ons als mens onze verantwoordelijkheid om iets te doen met dat aanbod van groene weiden en stille wateren. We zullen de inzet en tijd moeten vrijmaken om ervoor te kiezen en het tot ons te nemen. Want als ik in de groenste weide lig zonder te eten, dan verhonger ik toch. En als ik bij het vredigste water lig zonder te drinken, dan droog ik toch uit.

Wat Jezus, de goede Herder, ons dus geeft, zijn geen pasklare “voorgekauwde” oplossingen voor onze problemen, maar de kracht en de moed, dus de energie, om zelf in beweging te blijven en onze verantwoordelijkheden op te nemen. Het is de Heilige Geest die ons daartoe de kracht, de wijsheid en de moed wilt geven.

Mediterend over de herder van psalm 23 geeft het Woord ons inspiratie voor ons eigen doen en laten als mens naar de medemens toe die in nood is. Dan zien we een sterke oproep om ook daar ons te laten raken door het leven van anderen, en door hun noden die heel verschillend van aard kunnen zijn. Psalm 23 en de evangelielezing roepen ons op tot zorgzaamheid naar de concrete medemensen toe. En wel op zo een manier dat onze zorg hen niet onmondig en afhankelijk maakt, maar de ruimte schept om met hun eigen waardigheid een goede eigen plek in het leven te vinden.

Bovenal lezen we in de psalm dat wij niet noodzakelijk nu eens alleen maar schaap, en dan eens alleen maar herder zullen zijn. We zijn allebei, schaap en herder, op elk moment. Want in ons handelen in deze wereld weten we ons gedragen door de goddelijke Herder. En wat die Herder me schenkt, kan ik onmogelijk voor mezelf houden. Ik moet me door Hem laten vormen, van Hem leren, en er zelf een ander en beter mens door worden. Ik moet net als de apostelen op die eerste missiereis, leren spreken van de liefde van die Herder die over ons Zijn schapen zal blijven waken, maar die ons ook vraagt concreet naar Zijn wil te leven. Hij vraagt ons om waar nodig ons leven en onze waarden en normen te veranderen in het licht van heel het onderricht van die Goede Herder. Mogen de groene wateren van Zijn Woord ons steeds diepe troost en hoop geven. En mogen de vredige wateren van Zijn sacramenten ons Zijn genade en zegen brengen. Amen.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Plaats een reactie