Commentaar op de Lezingen van de 14e Zondag door het Jaar (Jaar B)

Achtergrond van de eerste lezing (Ezechiël 2: 2-5)

De roeping van de profeet Ezechiël is een roeping om een moedige religieuze leider te zijn die mensen ook durft te spreken over datgene waarin zij ernstig tekort schieten maar waarover zij niet aangesproken willen worden. Ezechiël leefde in de woelige tijd van de verwoesting van Jeruzalem en de Babylonische ballingschap, die als een ramp over het Joodse volk gekomen waren. Ezechiël zal zijn Joodse tijdgenoten zowel moeten wijzen op hun oppervlakkigheden ten aanzien van de waarden en normen van Gods geboden, hun onrecht en onoprechtheid, die deze ramp als een straf over hen hadden gebracht. Hij zou hen als profeet zo moeten oproepen tot bekering en echte levensverandering. Maar hij zal ook de profeet zijn die in de ellende van de ballingschap woorden van hoop, van vergeving en wederopleving van het Joodse volk zou aankondigen.

Eerste lezing: Ezechiël 2: 2-5

In die dagen kwam de Geest over mij en sprak tot mij; Hij deed mij recht overeind staan en ik hoorde hoe Hij tot mij sprak. Hij zei:  “Mensenzoon, Ik zend u tot de kinderen van Israël, tot dat opstandige volk dat zich tegen Mij verzet; zij en hun voorvaderen hebben opstand tegen Mij gepleegd tot op deze dag toe. Het is een nukkig en weerbarstig volk. Tot hun zend Ik u en u zult tot hun zeggen: Zo spreekt God de Heer. En of zij nu luisteren of niet – het is een opstandig volk-  Zij zullen weten dat er een profeet in hun midden is.”

Tussenzang:  Psalm 123.

Refrein: ONS OOG RICHT ZICH OP DE HEER ONZE GOD, TOT HIJ ZICH OM ONS BEKOMMERT.

1. Tot U sla ik mijn ogen op,

tot U, die woont in de Hemel.

Zoals het oog van de slaaf

gericht op de hand van zijn meester;

2. Zoals het oog van de dienstmaagd,

gericht op haar meesteres,

zo richt zich ons oog op de Heer, onze God,

tot Hij zich om ons bekommert.

3. Ontferm U toch, Heer, heb erbarmen met

ons, wij kunnen de hoon niet meer dragen.

Die dronkenmans-spot, dat verwaande

geschimp, wij hebben een afschuw ervan.

Achtergrond van de tweede lezing (2 Korintiërs 12: 7-10)

In dit gedeelte van de tweede brief aan de Korintiërs voelen we de pijn van Paulus dat hij werd aangevallen door sommige medebroeders die vonden dat hij het evangelie niet correct verkondigde, omdat ze vonden dat hij niet het recht had om de besnijdenis en een aantal specifiek Joodse religieuze wetten niet als verplicht voor te houden aan de niet-Joodse christenen, maar hen te leren dat het geloof in Christus en de genade van het doopsel voldoende waren om in Christus verlossing te vinden. Paulus geeft dan een kort getuigenis van een geestesvervoering, dus een religieuze extase, die hij had ervaren had als buitengewone openbaringen, maar hij blijft zeggen dat hij liever wilt roemen op zijn zwakheden omdat hij op deze wijze alle eer kan geven aan God die de eigenlijke en de enige kracht van zijn leven is als apostel van Christus. Hij vertelt de Korintiërs over een “doren in het vlees”, dus een bepaalde zwakheid die hij verder niet precies beschrijft of bij name noemt, maar getuigt van Gods nabijheid die tot hem gesproken heeft: “Ge hebt genoeg aan mijn genade. Kracht wordt juist in zwakheid volkomen.”

Tweede lezing: 2 Korintiërs 12: 7-10

Broeders en zusters, er is – want anders zouden die buitengewone openbaringen mij verwaand kunnen maken- er is een doren in mijn vlees gestoken, als een bode van satan die mij moet afranselen. Tot driemaal toe heb ik de Heer aangeroepen dat hij van mij zou weggaan. Maar Hij antwoordde mij: “Ge hebt genoeg aan mijn genade. Kracht wordt juist in zwakheid volkomen.” Dus zal ik het liefst van alles roemen op mijn zwakheden. Dan zal de kracht van Christus in mij wonen. Daarom lijd ik om Christus’ wil gaarne zwakheid, smaad, nood, vervolging en benauwdheid. Want als ik zwak ben, dan ben ik sterk.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Marcus 6: 1-6)

Marcus schrijft over Jezus’ bezoek aan zijn vaderstad Nazareth. Kort en bondig als altijd vertelt Marcus over de gesloten houding van vele mensen van deze kleine dorpsgemeenschap. Ze wensten deze ondertussen beroemd geworden Jezus uit hun dorp niet als een bijzonder persoon te erkennen. Ze maken Hem belachelijk. En bekrompen sluiten ze zich af voor alles wat God in en door Jezus bezig was te doen.

Evangelie: Marcus 6: 1-6

In die tijd ging Jezus vandaar weg om zich naar zijn vaderstad te begeven en zijn leerlingen gingen met Hem mee.  Toen het sabbat was begon Hij te onderrichten in de synagoge. De talrijke toehoorders vroegen verbaasd: “Waar heeft Hij dat vandaan? En wat is dat voor een wijsheid die Hem geschonken is? En wat zijn dat voor wonderen die zijn handen verrichten? Is dat niet de timmerman, de zoon van Maria en de broeder van Jakobus en Jozef en Judas en Simon ? En wonen zijn zusters niet hier bij ons?” En zij namen er aanstoot aan. Maar Jezus sprak tot hen: “Een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn eigen stad, bij zijn verwanten en in zijn eigen kring.” Hij kon geen enkel wonder doen, behalve dat Hij een klein aantal zieken genas die Hij de handen oplegde. Hij stond verwonderd over hun ongeloof. Jezus ging rond door de dorpen in de omtrek, waar Hij onderricht gaf.

Overweging:

De profeten van alle tijden zijn altijd mannen en vrouwen die een zeer belangrijke rol vervullen in de geloofsgemeenschap en in de samenleving. Bij de bijbelse profeten gaat het niet op de eerste plaats over toekomstige gebeurtenissen voorspellen. Dat gebeurt soms, maar vaak ook niet. De bijbel spreekt over de profeten als instrumenten in Gods hand. Zij zijn echte geestelijke leiders, geroepen door Gods Geest. Profeten zien de omstandigheden van hun volk en spreken dan woorden die dieper zijn dan wat ze zelf als mens denken en voelen. Ze ervaren hun woorden als iets wat ze wordt ingegeven en waarbij ze niet anders kunnen dan deze woorden en profetieën te verkondigen en door te geven in de samenleving, “of zij nu luisteren of niet”, zoals de profeet Ezechiël het zei in de eerste lezing.

Profeten houden de samenleving een spiegel voor om in het licht van Gods waarden en normen na te denken over onze concrete keuzen of levensstijl. Ze kaarten geregeld zaken aan die in hun aanvoelen niet juist zijn en anders aangepakt zouden moeten worden. Ze leggen de vinger vaak op de zere wonden van onrecht of onverantwoordelijkheid in bestuur. Zij moeten spreken wanneer mensen in de samenleving middels onoprecht handelen zich verrijken of onverschillig zijn geworden over het lot van de armen. Profeten roepen op tot geloof, tot bekering, en het opnieuw oppakken van waarden en idealen die wij waren gaan verwaarlozen.

Omdat profeten hun tijdgenoten een kritische boodschap als spiegel voorhouden, worden ze vaak aangevallen door sommigen van hun tijdgenoten. Vele profeten de eeuwen door zijn bedreigd, of bestempeld als landverraders, of werden bloedig vervolgd. In het evangelie lezen we hoe ook Jezus dit heeft moeten ervaren! En eeuwen vóór Hem, profeten zoals Elia, Jeremia, Jesaja, Ezechiël, en vele anderen.

Waarom gebeurt dat steeds weer? Dat is omdat veel mensen alleen woorden willen horen die hen bevestigen, woorden die alles goedkeuren wat ze doen, en die hun verkeerde daden wat vergoeielijken. Veel mensen zijn ook onbewust erg selectief in welke bijbelse teksten zij onthouden en graag bestuderen en horen, en welke andere bijbelse teksten zij eigenlijk negeren. Dat zijn meestal teksten die hen indringend uitdagen tot bekering of tot gedragsverandering. Dan worden de profeten, ook die van onze tijd, aangevallen en belachelijk gemaakt. “Is dat niet de timmerman? En kennen we Zijn familieleden maar niet al te goed” Met andere woorden, “Laat deze ons niets komen vertellen want we kennen alles van je, je bent voor ons echt geen autoriteit op het gebied van geloof! Dus wie ben jij om nu vanuit dat geloof me te menen moeten aanspreken op hoe ik leef, of op wat ik doe?”

We zijn allemaal, ieder op zijn of haar eigen wijze, geroepen om een beetje profeet te zijn!  Want God zoekt mensen die bereid zijn om zout der aarde te zijn: mensen die wat te zeggen hebben; mensen die ook moeilijkere onderwerpen durven aan te kaarten als dat nodig is; mensen die durven te getuigen van hun geloof en van wat gebed en het Woord voor ze betekent; God zoekt mensen die waar nodig kritisch durven zijn, die niet altijd maar meegaan met de stroom, die niet altijd maar zeggen “Ik bemoei niet” wanneer er ernstige overtredingen zijn van basiswaarden in de maatschappij of de kleinere omgeving.

Het evangelie van vandaag daagt ons uit om de grote en kleine profeten van onze tijd, in onze maatschappij maar ook in onze familiekring, werkplek of omgeving te herkennen, te erkennen en waarderen. Het evangelie daagt ons ook uit om wanneer er een spiegel wordt voorgehouden, niet gelijk te grijpen naar het middel van het belachelijk maken van degene die de spiegel vasthoudt, maar om na te durven denken over wat die spiegel ons te zien geeft. En dan te vragen: Is het waar? Wat vraagt dit van mij? Is God misschien in alle stilte via deze persoon met me bezig?

God werkt op Zijn eigen manier, met de mensen en omstandigheden die misschien soms zo onverwachts zijn voor ons, dat we eerst niet eens doorhadden dat Hij door hen sprak en bezig was. Veel mensen van Nazareth hebben heel veel moois aan zich voorbij laten gaan omdat ze meenden dat Jezus niets bijzonders te bieden kon hebben. Dat geeft ons stof tot nadenken. Moge Gods Geest ons altijd weer brengen tot een creatieve, gelovige openheid voor alles wat God steeds weer wilt doen. Moge Hij ons maken tot zout der aarde en tot mensen met diepgang, geloof, liefde en durf.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Plaats een reactie