Commentaar op de Lezingen van het Feest van Sacramentsdag (Jaar B) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Exodus 24: 3-8)
Het boek Exodus vertelt over de uittocht van de Israëlieten uit de slavernij van Egypte ten tijde van Mozes. De naam “Exodus” is Grieks en betekent: “Uittocht”. De uittocht uit ellende, onderdrukking en slavernij maakt de Hebreeuwse nakomelingen van Abraham, Isaak en Jakob vrij voor het aangaan van een verbond met God. Op de berg Sinaï vindt een religieus ritueel plaats, dat voor de rest van de menselijke geschiedenis van groot belang is. Er zijn twee onderdelen aan het ritueel van het verbond: als eerste het voorlezen van de inhoudelijke geboden en normen waarnaar de Israëlieten beloven te zullen leven en als tweede het sprenkelen van het bloed van de offerdieren over zowel het altaar met de twaalf stenen als ook over de aanwezige Israëlieten zelf. Zo sluit de levende God een verbond met het volk Israël. Zijn Zoon zal aan het kruis in Zijn eigen bloed een nieuw en altijddurend verbond sluiten voor alle volkeren van de mensheid. Dit offer van het kruis brengt verlossing, vergeving van zonden, verzoening, eeuwig leven en genade. En deze genade van het nieuwe verbond door het Lichaam en Bloed van Christus aan het kruis, wordt ons in elke Eucharistie opnieuw gegeven.

Eerste lezing: Exodus 24: 3-8
In die dagen stelde Mozes het volk in kennis van alle woorden en bepalingen van de Heer. Eenstemmig betuigde het volk: “Alle woorden die de Heer tot ons gesproken heeft zullen wij onderhouden.” Daarop stelde Mozes alle woorden van de Heer op schrift. De volgende morgen bouwde hij aan de voet van de berg een altaar en stelde twaalf wijstenen op, naar de twaalf stammen van Israël. Toen gaf hij jonge Israëlieten de opdracht stieren op te dragen als brand- en slachtoffers voor de Heer. Mozes nam de helft van het bloed en deed dat in schalen terwijl hij de andere helft uitgoot over het altaar. Toen nam hij het verbondsboek en las dit voor aan het volk. En zij verzekerden: “Alles wat de Heer zegt zullen wij doen en ter harte nemen.” Vervolgens nam Mozes het bloed, sprenkelde dat over het volk en sprak: “Dit is het bloed van het verbond dat de Heer, op grond van al deze woorden, met u sluit.”

Tussenzang: Psalm 116
Refrein: IK HEF DE OFFERBEKER, DE NAAM VAN DE HEER ROEP IK AAN.

  1. Hoe kan ik mijn dank betuigen
    voor al wat de Heer mij gaf?
    Ik hef de offerbeker,
    de Naam van de Heer roep ik aan.
  2. Want kostbaar is in de ogen des Heren
    het leven van wie Hem vereert.
    O Heer, ik ben Uw dienaar,
    Gij hebt mijn boeien geslaakt.
  3. Met offers zal ik U loven,
    de Naam van de Heer roep ik aan.
    Ik zal mijn geloften volbrengen
    waar heel Zijn volk het ziet.

Achtergrond van de tweede lezing: (Hebreeën 9: 11-15)
De bijbelse schrijver van de brief aan de Hebreeën geeft ons diepe inzichten in de betekenis van Christus’ bloed aan het kruis vergoten. In de eeuwen van het Oude Testament, werd binnen de rituelen van het eerste verbond van Israël met God, steeds vergeving van zonden gezocht door het sprenkelen van het bloed van offerdieren op de voorgeschreven wijze. Vooral het ritueel van Grote Verzoendag was diep gegrift in het religieuze bewustzijn van het Joodse volk. Slechts één dag in het jaar mocht de hogepriester met een schaal bloed van een offerlam binnentreden in het Heilige der Heilige van de tempel, en dat bloed sprenkelen op het deksel van de ark van het verbond, tussen de twee gouden engelen die op dat deksel waren afgebeeld, terwijl hij de heilige naam van God aanriep en bad om vergeving van zijn zonden en die van heel het volk. Christus, Gods eniggeboren Zoon, brengt dit ritueel tot zijn diepste vervulling wanneer Hij Zijn eigen bloed offert tot vergeving van de zonden der wereld en tot een nieuw verbond. Dit offer maakt Hij tegenwoordig in de Eucharistie, waar Hij brood en wijn verandert in Zijn Lichaam en Bloed, bron van verlossing en vergeving.

Tweede lezing: Hebreeën 9: 11-15
Nu is Christus gekomen, de hogepriester van het waarachtige heil. De tent van zijn priesterschap is groter en volmaakter dan de vorige; ze is niet gemaakt door mensenhand, dat wil zeggen, ze behoort niet tot onze geschapen wereld. Het bloed van zijn offer is zijn eigen bloed, niet dat van bokken en kalveren. Zo is Hij het heiligdom binnengegaan, eens voor altijd en Hij heeft een eeuwige verlossing verworven. Want als het bloed van bokken en stieren en de gesprenkelde as van een vaars de verontreinigden kan heiligen zodat zij wettelijk rein worden, hoeveel groter is dan de kracht van Christus’ bloed! Door de eeuwige Geest heeft Hij zichzelf aan God geofferd, een smetteloos offer dat onze ziel zuivert van dode werken om de levende God te eren. En daarom is Hij middelaar van een nieuw verbond: er heeft een sterven plaats gehad dat bevrijding brengt van de zonden die onder het eerste verbond zijn bedreven; nu kunnen zij die door God geroepen zijn het erfdeel ontvangen dat hun is toegezegd.

Achtergrond van de evangelielezing: (Marcus 14: 12-16. 22-26)
Marcus geeft helder de innerlijk band aan tussen Jezus’ vieren van het joodse paasmaal met Zijn apostelen en Zijn naderende dood aan het kruis. Het Joodse paasmaal was een binnentreden in de verlossende liefde waarmee God de Israëlieten eens had gered van het bittere lijden van de slavernij en in de woestijn op de berg Sinaï een verbond had gesloten waarmee zij voor eeuwig een hele bijzondere plek zouden gaan innemen in Gods hart. Juist dit paasfeest kiest Jezus uit om het hoogste offer te volbrengen. Heel bewust geeft Hij het komende lijden van het kruis de betekenis van het paaslam, waarvan Hij met de apostelen het vlees zou eten tijdens dat paasmaal. Ook duidt Christus het komende vergieten van Zijn bloed aan als een verlossend offer dat de verzoening, de vergeving van de zonden der wereld zal volbrengen en een nieuw altijddurend verbond tot stand zal brengen, zoals de profeten hadden aangekondigd. De viering van de Eucharistie zal zo de genade van het kruisoffer voortzetten voor alle eeuwen en alle volkeren.

Evangelie: Marcus 14: 12-16. 22-26
Op de eerste dag van het ongedesemde brood, de dag waarop men het paaslam slacht, zeiden zijn leerlingen tot Jezus: “Waar wilt Gij dat wij voorbereidselen gaan treffen zodat Gij het paasmaal kunt houden?” Hij zond daarop twee van zijn leerlingen uit met de opdracht: “Gaat naar de stad en daar zult ge een man tegenkomen die een kruik draagt; volgt hem en zegt aan de eigenaar van het huis waar hij binnengaat: De Meester laat vragen: Waar is de zaal voor Mij, waar Ik met mijn leerlingen het paasmaal kan houden? Hij zal u dan een grote bovenzaal laten zien met rustbedden en van al het nodige voorzien; maakt daar alles voor ons klaar.” De leerlingen vertrokken, gingen de stad binnen, vonden alles zoals Hij het hun gezegd had en maakten het paasmaal gereed. Onder de maaltijd nam Jezus brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het hun, met de woorden: “Neemt, dit is mijn Lichaam.” Daarna nam Hij de beker en na het spreken van het dankgebed reikte Hij hun die toe en zij dronken allen daaruit. En Hij sprak tot hen: “Dit is mijn Bloed van het Verbond, dat vergoten wordt voor velen. Voorwaar, Ik zeg u: Ik zal niet meer drinken van wat de wijnstok voortbrengt tot op de dag waarop Ik het, nieuw, zal drinken in het Koninkrijk van God.” Nadat zij de lofzang gezongen hadden gingen zij naar de Olijfberg.

Overweging:
Met het feest van Sacramentsdag vieren we Christus’ meest bijzondere gave aan ons, waarin Hij ons het meest nabij is: de Eucharistie! In de evangelielezing hoorden we hoe Jezus op die laatste avond vóór Zijn dood, tijdens het paasmaal afweek van de gebruikelijke liturgie van het joodse paasfeest. Dat feest vierde de bevrijding van de Israëlieten uit de slavernij van Egypte. Ook Jezus en de apostelen hadden die avond op de deurposten van de bovenzaal te Jeruzalem het bloed van het paaslam gestreken, om zo te vieren dat God hun voorouders in de nacht van de uittocht bevrijd had: de engel des doods, die alle eerstgeborenen van Egypte deed sterven, was voorbijgegaan aan de huizen van de Israëlieten die het bloed van het paaslam gestreken hadden aan de deurposten van hun woningen. Jezus had met de apostelen het geroosterde vlees van het paaslam met bittere kruiden gedoopt in zoutwater en het gegeten, om zo tijdens dit paasmaal de bitterheid en de tranen van de slavernij te gedenken waaruit God de voorouders had bevrijd. En tijdens dit bijzondere maal neemt Jezus dan brood, en later de wijn, en zegt: “Neemt, dit is Mijn Lichaam; drinkt, dit is Mijn Bloed van het verbond, dat vergoten wordt voor velen tot vergeving van de zonden”.

Zo stelde Jezus de Eucharistie in om het offer van verzoening en verlossing dat Hij de volgende dag aan het kruis zou volbrengen, door alle eeuwen door aanwezig te brengen voor allen die Hem in doopsel en geloof toebehoren.

Om de diepe betekenis van de Eucharistie goed te begrijpen is het vooral wezenlijk om te lezen wat Jezus daar zelf over leert in hoofdstuk 6 van het Johannesevangelie.

Jezus’ leer in Johannes hoofdstuk 6 bestaat uit drie delen. Het eerste deel vertelt van het wonder van de broodvermenigvuldiging. Direct hierna, in het tweede deel, geeft Jezus aan, dat dit wonder ons tot een dieper geloof moet brengen en een grotere openheid voor God. Want veel belangijker dan het tastbare brood dat een mens voor enige tijd lichamelijk kan voeden, is het geestelijke brood van het Woord dat God tot ons spreekt en dat wij nog steeds in de Bijbel vinden. In het derde deel van deze belangrijke rede, gaat Jezus nog een stap verder. Nu leert Jezus ons dat Hij niet alleen degene is die het geestelijke brood, het Woord van God, geeft, maar nu leert Hij dat Hij zelf het Brood is!

Jezus zegt in Zijn rede: ‘Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald.’ Hiermee verwijst Jezus naar het geheim van Zijn persoon: in de Menswording is de Zoon die van eeuwigheid in de heerlijkheid van de Vader was, mens geworden. Paulus spreekt daarover in Filippenzen 2, waar staat dat hoewel Christus aan de Vader gelijk was, Hij zich niet daaraan heeft vastgeklampt, maar de vorm heeft aangenomen van een mens en zichzelf aan het kruis in dienstbaarheid en goddelijke liefde overgeleverd heeft als een verzoeningsoffer voor heel de wereld. Aan het kruis breekt Jezus zichzelf als brood en vergiet Hij zijn bloed tot vergeving van de zonden van geheel de mensheid. Hiertoe was Hij in de wereld gekomen en dit is “Zijn uur”: het geheim van Zijn kruisoffer en verrijzenis. In de Eucharistie, -zo geeft Jezus in deze rede van Joh.6 aan-, zal Hij die eeuwige genade van het kruis voor alle gelovigen van alle tijden, en van alle eeuwen en werelddelen, beschikbaar maken.

Eerst verwijst Jezus naar het manna, dat God in de tijd van Mozes in de woestijn gegeven had om de Israëlieten die God bevrijdt had van de slavernij in Egypte, te voeden. Het manna heeft hen niet alleen lichamelijk gevoed, maar ook hun geloof gevoed, en hun hoop, en het vertrouwen dat God met hen meetrok. Zoals het manna in de woestijn van God kwam, zo is ook Jezus ons door God, uit de hemel, gegeven.

In de Eucharistie is Gods Zoon ons op de meest intieme wijze nabij. Hij verandert brood en wijn in Zijn Lichaam en Bloed, om op mystieke wijze bij ons aanwezig te zijn. In de Eucharistie doet Hij ons delen in de verzoening van Zijn kruisoffer. Zijn verzoening op het kruis opent voor ons de poorten tot het eeuwig leven. Zo kan de gelovige mens door Jezus gaan van duister naar licht, van zonde naar Gods eigen leven, opnieuw geboren worden, deel zijn van een nieuw verbond met God.

In de Eucharistie nodigt Jezus iedereen uit om zich met Hem te verenigen: om één te worden met Hem. Jezus gebruikt daarbij woorden die de Joodse aanwezigen in eerste instantie schokkeerden en verbijsterden. Hij zei: “Het brood dat Ik zal geven, is Mijn vlees ten bate van het leven van de wereld”. Toen vele Joodse omstanders geschokkeerd zeiden, “Hoe kan Hij ons Zijn vlees ten eten geven!”, wist Jezus natuurlijk ook wel dat dit in hun oren weerzinwekkend klonk: “Zijn vlees eten en Zijn bloed drinken”: Alle Joden hadden uit de Bijbel geleerd dat bloed heilig is en nooit gedronken mag worden. Zorgvuldig letten de Joden erop dat zij dieren kosher slachten, en dat al het bloed van het dier eruit vloeit. Zij zullen zelfs het vlees wassen met zout en lemmetje voordat ze het gaan bakken in de pan, om zeker te zijn dat er geen bloed meer in zit. Dus hoe kan Jezus hen nu zeggen, dat wij Zijn bloed moeten drinken?!

Maar we zien dat Jezus, die de verontwaardiging en boosheid van de omstanders ziet en hoort, toch niet zegt: “Nee, nee, jullie begrijpen me verkeerd! Ik bedoelde dit gewoon symbolisch, ik bedoelde het maar als een beeldspraak: om jullie duidelijk te maken dat jullie in Mij moeten geloven en dat jullie door het geloof dicht bij Mij moeten leven”. Dat is niet wat Jezus zegt. Hij zwakt het grote geheim van de Eucharistie niet af. Hij herhaalt juist, ondanks alle commotie: “Voorwaar voorwaar, Ik zeg u: als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en Zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u. Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Want Mijn vlees is echt voedsel en Mijn bloed is echte drank”.

In de Eucharistie krijgen brood en wijn door de genade van de Heer zelf, een nieuwe, diepe betekenis: ze worden veranderd in de dragers van de werkelijke tegenwoordigheid van de levende Heer, van Hem die in het kruisoffer zichzelf voor ons heeft overgeleverd. Brood en Wijn worden waarlijk het Lichaam en Bloed van Hem die aan het kruis ons uit eeuwige liefde verlost heeft tot een nieuw bestaan in en met God.

Jezus zegt dan: “Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem”. De woorden: “Blijf in mij” zijn een hele belangrijke uitdrukking die Jezus wel vaker gebruikt. Hij nodigt ons uit om Hem in onszelf op te nemen en één te worden met Hem.

In de Eucharistie voedt Hij ons op twee wijzen: in het eerste deel van de Eucharistie voedt Hij ons met het geestelijke voedsel van Gods Woord, zoals Jezus in het tweede gedeelte van Zijn rede had duidelijk gemaakt. Daarna voedt Hij ons nog dieper door Zijn Lichaam en Bloed, die ons één maken met Hem: “Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem”. Daarom spreken wij katholieken over de heilige Communie, over te communie gaan, want het woord “communie” komt van het Latijn “communio”, dat “eenwording” betekent: één worden met Christus.

De Eucharistie is zo het steeds weer tegenwoordig brengen van de liefde en de vergeving van het kruis. De Eucharistie is het geheim van de omvormende liefde van God, want de Vader vormt brood en wijn om tot heel de persoon van Zijn Zoon, maar Hij wil ook ons leven  omvormen tot goede mensen, tot gezegende, hernieuwde mensen.

Eucharistie vieren is daarom niet vrijblijvend. Eucharistie wordt pas zinvol als wij die eenwording met Christus in de heilige communie meenemen in ons leven van elke dag; als we daar Jezus’ woorden en daden omzetten in onze eigen woorden en onze eigen daden. Dat wij vanuit die verbondenheid met Christus, als mensen die in Hem gedoopt zijn en door Hem geestelijk gevoed worden, dit geloof delen met anderen. Actief worden en ons inzetten in de Kerk, daar waar wij kunnen. Van ons geloof in Christus getuigen! De waarden van het evangelie doorleven, omzetten in daden, en zo getuigen van Christus! Dat wij dan steeds meer met Paulus kunnen zeggen: “Niet ik leef: Christus leeft in mij”. Aan de drieëne God, Vader Zoon en Geest, die ons in de Eucharistie liefde schenkt, genade, verlossing en kracht, zij onze lof en dank, in alle eeuwigheid. Amen.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Plaats een reactie