Achtergrond van de eerste lezing (Genesis 9: 8-15)
De tekst uit Genesis 9 brengt ons heel sterk naar het centrale bijbelse begrip van “verbond”, in het Hebreeuws “beriet”. Oorspronkelijk gaat het bij een verbond om een verbintenis of verdrag dat personen, groepen of volkeren met elkaar aangaan om beloften vast te leggen van onderlinge steun of samenwerking, en de daarbij behorende concrete wederzijdse afspraken. Hier vinden we ook in de bijbel vele voorbeelden van. Maar in de H.Schrift krijgt dit woord “verbond’ ook de diepe betekenis van de onvoorwaardelijke verbintenis die God aangaat met de mens, gericht op de verlossing en het eeuwig heil van de mens. In deze tekst van Genesis hoofdstuk 9 gaat het over het eerste verbond dat God in feite met heel de mensheid aangaat. Het is hier een eenzijdige verbintenis, waarbij God alleen zichzelf verbindt tot zorg voor de mens en de schepping, nu nog zonder afspraken te vragen van de mens. Het natuurverschijnsel van de regenboog geeft Hij een diepere betekenis door het vanaf dat moment te bestemmen tot een teken van dit verbond en dus tot een herinnering aan Gods barmhartigheid.
Eerste lezing: Genesis 9: 8-15
Dit zei God tot Noach en zijn zonen: “Nu ga ik mijn verbond aan met u en met uw nageslacht en met alle levende wezens die bij u zijn, met de vogels en de viervoetige dieren, met alle dieren van de aarde die bij u zijn, met al wat uit de ark is gekomen, al het gedierte van de aarde. Ik ga met u een verbond aan dat nooit meer enig levend wezen door het water van de vloed zal worden uitgeroeid en dat er zich nooit meer een vloed zal voordoen om de aarde te verwoesten.” En God zei: “Dit is het teken van het Verbond dat ik instel tussen mij en u en alle levende wezens die bij u zijn, voor alle geslachten. Ik zet mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond tussen mij en de aarde. Wanneer ik op de aarde de wolken samenpak en de boog in de wolken zichtbaar wordt, dan zal ik denken aan het verbond tussen mij en u en alle levende wezens; alles wat leven heeft. De wateren zullen nooit meer zwellen tot een vloed om al wat leeft te verdelgen.”
Tussenzang: Psalm 50
Refrein: GOD, ONTFERM U OVER MIJ IN UW BARMHARTIGHEID, DELG MIJN ZONDIGHEID IN UW ERBARMEN.
1. God, ontferm U over mij in Uw barmhartigheid,
delg mijn zondigheid in Uw erbarmen.
Was mijn schuld volkomen van mij af,
reinig mij van al mijn zonden.
2. Ik erken dat ik misdreven heb,
altijd heb ik mijn vergrijp voor ogen.
Jegens U alleen heb ik gezondigd,
wat U tegenstaat heb ik gedaan.
3. Schep in mij een zuiver hart, mijn God,
geef mij weer een vastberaden geest.
Wil mij niet verstoten van Uw Aanschijn,
neem Uw Heilige Geest niet van mij weg.
Achtergrond van de tweede lezing (1 Petrus 3: 18-22)
De eerste brief van Petrus is een Nieuwtestamentisch geschrift dat heel geschikt is om lezers in te leiden in de diepe theologische gedachten en de vitale kracht van de jonge Kerk. Het fundamentele thema van deze brief lijkt te zijn: het lijden van Christus in relatie tot het christelijk leven. Het onderwerp van het lijden van Christus is in vrijwel alle delen van de brief aanwezig en is de sleutel tot de brief. De schrijver wil de gelovigen te midden van hun eigen lijden en moeilijkheden, voeden en sterken met geloof en hoop. In deze passage spreekt de brief over de verlossing die Christus’ lijden betekent voor heel de mensheid, zelfs voor de geesten van de talloze mensen die vóór de tijd van Christus’ kruisoffer hebben geleefd. De brief vergelijkt de ark van Noach met de verlossing van Christus. De wateren van het doopsel, dat wij met Pasen zullen vieren en hernieuwen, bewerken in ons de redding en het verbond dat Christus door Zijn kruisdood en verrijzenis voor ons heeft gebracht.
Tweede lezing: 1 Petrus 3: 18-22
Broeders en zusters, Christus is eens voor al gestorven voor de zonden – de Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen – om ons tot God te brengen. Gedood naar het vlees werd Hij ten leven gewekt naar de geest. Zo ging Hij heen en predikte voor de geesten in de kerker, die eertijds, in de dagen dat Noach de ark bouwde, weerspannig waren geweest, terwijl God in zijn lankmoedigheid geduld oefende. In de ark bleven slechts enkelen, niet meer dan acht personen behouden te midden van het water. Dit was een voorafbeelding van het doopwater waardoor gij nu gered wordt. De doop beoogt niet de verwijdering van lichamelijke onreinheid maar de verbintenis met God van een goed geweten, krachtens de opstanding van Jezus Christus die ten hemel gevaren zetelt aan Gods rechterhand, nadat engelen en machten en krachten aan Hem onderworpen zijn.
Achtergrond van de evangelielezing: (Marcus 1: 12-15)
De evangelist Marcus geeft, zoals zijn stijl is, een kort en bondig verslag van de veertig dagen die Jezus gelijk na Zijn doopsel in de rivier de Jordaan doorbracht in de woestijn. Marcus focust niet zozeer op de inhoud van de beproevingen waarmee de Satan Jezus probeert weg te trekken van Zijn zending, maar meer op die geestelijke strijd tussen Jezus en de Satan. Het cosmische aspect van deze geestelijke strijd is waarschijnlijk ook de diepere reden van Marcus’ opmerking: “Jezus verbleef bij de wilde dieren en de engelen bewezen Hem hun diensten”. In veel plaatsten in de Bijbel zijn de wilde dieren in de woestijn namelijk symbool voor het kwaad en het gevaar. Maar de engelen die Jezus dienen verwijzen naar Gods uiteindelijk overwinning over het kwaad. Daarom noemt Marcus ook uitdrukkelijk dat de Heilige Geest voor en door Jezus werkte.
Evangelie: Marcus 1: 12-15
In die tijd dreef de Geest Jezus naar de woestijn. Veertig dagen bracht Hij in de woestijn door, terwijl Hij door de satan op de proef werd gesteld. Hij verbleef bij de wilde dieren en de engelen bewezen Hem hun diensten. Nadat Johannes was gevangen genomen ging Jezus naar Galilea en verkondigde Gods Blijde Boodschap. Hij zei: “De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.”
Overweging:
Beste vrienden, op deze eerste zondag van de veertigdagentijd focust de eerste lezing zich op het verbond tussen God en mens in het verhaal van Noach. Met dat eerste verbond verwijst God al op verborgen wijze naar het nieuwe, altijddurende verbond van Jezus’ kruisoffer. De evangelielezing vertelde zonet over die veertig dagen die Jezus doorbracht in de woestijn om zich op dit alles voor te bereiden.
Gods Woord leert ons zo dat het soms nodig is om een periode van 40 dagen zondvloed of 40 jaar woestijn door te maken zodat God je kan leiden tot vernieuwing en tot een hernieuwd inzicht in je denken, in je prioriteiten en in je verwachtingen van jezelf en van het leven. De zondvloed en de woestijn staan dan symbool voor dat proces van bezinning: de bezinning om de negatieve krachten die in je aanwezig zijn, te leren kennen en onder ogen te zien. Want hoe beter je zicht krijgt op die innerlijke negatieve krachten, hoe beter je ze door de kracht van Gods Geest kunt overwinnen. En dat is waar het in deze Veertigdagentijd om gaat: veertig dagen van bezinning en geestelijke voorbereiding op Pasen, op verrijzenis, op een nieuw verbond en een hernieuwd leven.
Er zijn best veel dingen die aan ons trekken en die ons ongemerkt in hun ban kunnen krijgen. Ongemerkt drijven wij dan af van de waarden die ons tot goede, krachtige en zuivere mensen zouden maken en drijven daarmee van God af. Daarom staan de veertig dagen zondvloed in het verhaal van Noach en de veertig jaren woestijn in het verhaal van Exodus, maar ook de veertig dagen die Jezus doorbracht in de woestijn in voorbereiding op Zijn levenstaak, voor een proces van inkeer, voor een proces dat soms veroorzaakt is door een grote crisis in ons leven, maar dat ook vrijwillig gekozen kan zijn. En als dat proces echt aandacht en volharding krijgt, dan leidt het tot een verbond van leven en hoop.
Daarover vertelde de eerste lezing: over het verbond dat God de aarde en het leven niet meer zal vernietigen. Zo ook leidden de veertig jaren woestijn onder Mozes tot het verbond op de berg Horeb, de Sinaï. En zo bereidde Jezus’ periode van stilte in de woestijn en de geestelijke strijd tegen de bekoringen van de Satan, Jezus voor op Zijn uiteindelijke cosmische strijd met de Satan door het kruis. Maar precies zo betekenden bij het verhaal van de zondvloed waar de eerste lezing over ging, de wateren van de zondvloed het einde van een tot zonde en negativiteit verworden mensheid en de hernieuwde start van verbondenheid van de mens met God. Dus let op: de wateren van de zondvloed en de regenboog geven zo de diepste betekenis weer van de wateren van het doopsel, waarin wij als gelovige Christenen voor altijd verbonden zijn met Christus en met het nieuwe leven van Zijn verrijzenis.
Het begrip “woestijn”, is heel belangrijk in de Bijbel. Er is een diepe bijbelse band tussen de veertig dagen zondvloed en de veertig jaren woestijn. Heel duidelijk wordt in de Bijbel gezegd dat in de tijd van Mozes, God met grote wijsheid niet de kortste weg koos van Egypte naar het beloofde land. Waarom? Omdat de Israëlieten eerst een lange tijd van bezinning, zelfontmoeting en innerlijke groei nodig hadden voordat ze echt innerlijk vrij zouden kunnen worden. De Israëlieten van toen, en wij, de mensen van nu, hebben tijden van zelfreflectie en soms heftige crisis nodig om tot de verandering en de innerlijke groei te komen die noodzakelijk zijn om zelf te leren kiezen voor de waarden en idealen die het verbond met God inhouden. We lezen dat de Israëlieten al heel snel na de indrukwekkende bevrijding uit slavernij door de tien plagen en door de uittocht door de wateren van de Rode Zee begonnen te morren en te klagen over het gebrekkige eten en drinken in de woestijn en over allerlei andere zaken. De Israëlieten kwamen in die veertig jaren woestijn al die innerlijke negatieve krachten tegen van zelfzucht en koppigheid, van oneerlijkheid en agressie, en alle andere negatieve innerlijke krachten die er leven in de harten van ons, onvolmaakte zondige mensen.
Die veertig jaren woestijn waren een tijd van pijnlijke confrontatie met zichzelf. Maar het was ook een tijd van steeds weer het geduld en de barmhartigheid van God mogen ervaren. Op wonderlijke wijze liet God de morrende en rebellerende Israëlieten toch steeds weer goed drinkwater, voeding en redding vinden. Zij leerden inzien dat God niet gericht is op het willen straffen van de mensheid. De straffen brengen wij over onszelf! Zij leerden dat wat God wil en hoopt, is dat een periode van straf die we zelf over ons brachten, zal worden tot een periode waarin wij groeien tot betere inzichten. Dan worden de woestijnervaringen in ons leven perioden van ommekeer en openheid voor het werken van de Heilige Geest. Met andere woorden, God zoekt altijd ernaar om de mensheid te brengen tot een nieuw verbond.
In het verhaal van Noach wordt het nieuwe leven aangekondigd door een duif met een olijftakje in de bek. Dit verwijst naar de Heilige Geest, die al vanaf het begin der schepping het leven voortbrengt en die wanneer wij ons in een periode van woestijn bevinden tot ons zal spreken over dat nieuwe verbond. Dan zal ons hart zich door het soms pijnlijke proces van bezinning en zelfreflectie opnieuw openstellen voor het werken en spreken van de Geest in ons binnenste. Daarom is eerste gave van het doopsel de Heilige Geest, waar die duif symbool van is.
Door de wateren van het doopsel geschiedt er een levenslang verlossend proces aan ons, dat te maken heeft met dat begrip “verbond”. De zondvloed met haar verwoesting van een zondige mensheid leidt tot een nieuw begin, tot een nieuw verbond. God blijft zich onvermoeibaar verbinden met de mens.
Dit is een punt om bij stil te staan, want wij mensen schrijven anderen al heel snel af wanneer we ernstige minpunten aan ze ontdekken. Maar God is goddelijk barmhartig. En zoals de Bijbel het telkens weer verkondigt, zoekt God niet de straf of de dood van de zondaar, maar dat deze zich door een woestijnervaringen bekeert, tot inkeer en openheid komt voor het werken van de Heilige Geest.
Dit werd in de tweede lezing uit de eerste brief van Petrus opgepakt. Eerst schrijft de brief over de ark waarin slechts enkele oprecht gelovigen behouden bleven te midden van het water van de zondvloed. En dan vervolgt de brief: “Dit was een voorafbeelding van het doopwater waardoor gij nu gered wordt. De doop beoogt…een verbintenis met God krachtens de opstanding van Jezus Christus die ten hemel gevaren zetelt aan Gods rechterhand”.
Dus het doopsel is een sacrament dat werkzaam is, dat verandering en verlossing brengt. Het is niet slechts een uiterlijk symbool! Nee, het doopsel brengt ons in een verbintenis met God die nooit meer verbroken zal worden. Zelfs de meest weerzinwekkende zonden, zelfs onze ergste koppigheid of grofste oneerlijkheid, of welke negatieve zonden dan ook: zij zullen dat verbond met God niet kunnen verbreken. Waarom? Omdat God trouw is en blijft zoeken naar het herstellen van die verbondenheid met de mensen. Omdat wij voor Hem altijd de kinderen blijven van die ene Vader!
Wel zal God geregeld uit liefde voor ons ervoor zorgen dat de Heilige Geest ons naar een woestijnervaring leidt. Dat is trouwens ook wat we in het evangelie hoorden. Daar staat: “Na Jezus’ doopsel in de Jordaan, dreef de Geest Jezus naar de woestijn”. Jezus hoefde in de woestijn niet gezuiverd te worden van innerlijke negatieve krachten zoals wij zondige mensen, maar in de woestijn streed Hij geestelijk tegen de Satan die Hem trachtte weg te trekken van Zijn zending. Dit moest plaatsvinden. Daarom was het de Heilige Geest zelf die Jezus naar de woestijn dreef. En precies zo zal de Geest ook ons leiden naar die zuivering van ons binnenste, wanneer wij in deze veertigdagentijd de tijd vrijmaken voor serieus gebed en bezinning. Door vasten en soberheid openen wij ons voor de zuivering van dat woestijnproces. Door ons geestelijk rein te maken in het sacrament van de biecht, overwinnen wij het kwade in ons door de kracht van de Geest, die ons in het doopsel gegeven is en die met ons bezig blijft, vooral in dat sacrament van de biecht. Ik wil daarom ons allemaal, niemand uitgezonderd, oproepen om in deze veertigdagentijd, vooral tijdens die “24 uur voor de Heer”, op 8 en 9 maart aanstaande in onze Kathedrale Basiliek, te gaan voor die zuiverende genade van het sacrament van de biecht. Ook al hebben velen van ons dat nog nooit eerder gedaan of heel lang geleden in een verre jeugd.
De woestijn leidt ons tot het verbond. De zelfreflectie en de stilte, de bezinning, gebed en de sacramenten, hernieuwen in ons de genade van het verbond en zuiveren onze negatieve innerlijke krachten. De woestijn leert ons dan de diepste betekenis van Jezus’ woorden: “Bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap”. Ik wens u een vruchtbare en devotievolle veertigdagentijd toe.
Categorieën:geloof en leven
Plaats een reactie