Commentaar op de Lezingen van de 4e Zondag door het Jaar (Jaar B) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Deuteronomium 18: 15-20)

Heel centraal in het bijbels geloof, is de overtuiging dat God spreekt en dat Hij Zijn Woord aan de mens openbaart. In de zeven verzen voorafgaand aan deze tekst uit Deuteronomium, verbiedt God het raadplegen van geestenbezweerders en waarzeggers. Van wie moest Israël dan Gods Woord vernemen? Het was Mozes tot wie God had gesproken. En veel van Mozes’ onderricht was vastgelegd in het boek Deuteronomium. Toch zal Mozes ooit sterven. De Heer belooft het volk dat Hij eens een nieuwe profeet zal doen opstaan gelijk Mozes. Om te weten of profeten ware profeten zijn of valse profeten, dienen wij de geschiedenis na te gaan om te kunnen beoordelen of het profetisch woord ook werkelijk heeft plaatsgevonden of niet. De bijbelse schrijvers die het boek Deuteronomium in deze uiteindelijke vorm hebben geschreven, waren erg voorzichtig ten aanzien van profeten en schreven aan het eind van dit bijbelboek: “Er is in Israël nooit meer een profeet opgetreden als Mozes” (34:10). Wij Christenen stellen echter dat dit slechts zo is tot de komst van Jezus Christus.

Eerste lezing: Deuteronomium 18: 15-20

Mozes sprak tot het volk en zei: “Uit uw eigen broeders zal de Heer uw God een profeet doen opstaan zoals ik dat ben, naar wie gij moet luisteren. Gij hebt dat immers bij de Horeb op de dag van de samenkomst aan de Heer uw God gevraagd. Toen hebt gij gezegd: Laat mij de stem van de Heer mijn God niet meer horen en dat grote vuur niet meer zien, anders sterf ik. De Heer heeft mij toen gezegd: Zij hebben gelijk. Ik zal uit hun broeders een profeet doen opstaan zoals gij dat zijt. Ik zal hem mijn woorden in de mond leggen en hij zal hun alles zeggen wat Ik hem opdraag. En van hem die geen gehoor geeft aan de woorden die hij in mijn naam spreekt, zal Ik zelf rekenschap vragen. Is er een profeet die zich vermeet in mijn naam te spreken zonder dat Ik hem opdracht heb gegeven, of die spreekt in de naam van andere goden, dan moet hij sterven, die profeet.”

Tussenzang:  Psalm 95

Refrein: LUISTERT HEDEN NAAR ZIJN STEM EN WEEST NIET HALSSTARRIG.

1. Komt, laat ons de Heer met gejubel begroeten,

Juichen wij toe de Rots van ons heil.

Laat ons verschijnen voor Hem met een lofzang,

Hem met liederen eren.

2. Komt, laat ons aanbiddend ter aarde vallen,

neerknielen voor Hem die ons schiep.

Hij is onze God en wij Zijn volk,

Hij is de Herder en wij Zijn kudde.

3. Luistert heden dan naar Zijn stem:

Weest niet halsstarrig als eens in Meriba,

waar uw vaderen Mij wilden tarten,

ofschoon zij Mijn daden hadden gezien.

Achtergrond van de tweede lezing (1 Korintiërs 7: 32-35)

In het lange hoofdstuk 7 van de eerste brief aan de Korintiërs, schrijft Paulus over verschillende aspecten van het huwelijk, het leven van gehuwden, ongehuwden en weduwen, en de seksualiteit. In deze eerste brief van Paulus die we in de collectie van het Nieuwe Testament hebben, verwacht Paulus de wederkomst van Christus nog heel spoedig en gaat er dus vanuit dat de wereld zoals hij en zijn medechristenen die ervaren spoedig ten einde zal komen. Hij zal in latere brieven, die jaren later geschreven zijn, hier iets anders over gaan denken. Maar met de verwachting in deze eerste brief van een spoedige wederkomst van Christus in gedachten, roept Paulus op tot volledige toewijding aan de verkondiging van het evangelie en de zaken van de Heer. Hij ziet het daarom als een betere keuze om ongehuwd te blijven of om als weduwe of weduwnaar niet opnieuw te huwen, om zo alle tijd en aandacht te richten op de zaken van de Heer. Vanzelfsprekend blijft  het huwelijk voor Paulus desondanks een heilige en belangrijke levensstaat.

Tweede lezing: 1 Korintiërs 7: 32-35

Broeders en zusters, ik zou willen dat gij zonder zorgen waart. Wie niet getrouwd is heeft zorg voor de zaak des Heren, hoe hij de Heer kan behagen. Maar de getrouwde heeft zorg voor aardse zaken en wil zijn vrouw behagen, en zijn aandacht is verdeeld. De vrouw die geen man meer heeft en het ongehuwde meisje hebben zorg voor de dingen van de Heer, om heilig te zijn naar lichaam en geest. De getrouwde vrouw wijdt haar zorgen aan aardse dingen en zij wil haar man behagen. Dit alles zeg ik tot uw bestwil, niet om uw vrijheid aan banden te leggen; het gaat mij alleen om de eerbaarheid en om een onverdeelde toewijding aan de Heer.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Marcus 1: 21-28)

Marcus vertelt ons over het begin van Jezus’ openbaar optreden. Jezus maakte diepe indruk op de mensen omdat Hij in tegenstelling tot de schriftgeleerden, zich niet beriep op gezag dat buiten Hem lag. Dat deden de schriftgeleerden die gezag zochten voor hun uitleg bij de eeuwenoude religieuze traditie van vroegere rabbijnen. Maar Jezus onderrichtte de mensen met een eigen gezag, vanuit een unieke eenheid met de hemelse Vader. Marcus verkondigt dan Jezus’ uitdrijving van een demon als een bewijs van de authoriteit die Jezus heeft om Gods heerschappij te verkondigen. Jezus’ duiveluitdrijvingen spreken over de bevrijding van de machten van het rijk van het kwaad. Hij staat niet toe dat de onreine geesten spreken, omdat zij Zijn naam kennen. Jezus’ diepste identiteit als Gods Zoon zal pas door kruis en verrijzenis ten volle te begrijpen zijn.

Evangelie: Marcus 1: 21-28

In die tijd kwamen Jezus en zijn leerlingen in Kafarnaum, en op de eerstvolgende sabbat ging Hij naar de synagoge waar Hij als leraar optrad. De mensen waren buiten zichzelf van verbazing over zijn leer, want Hij onderrichtte hen niet zoals de schriftgeleerden maar als iemand die gezag bezit. Er bevond zich in hun synagoge juist een man die in de macht was van een onreine geest en luid begon te schreeuwen: “Jezus van Nazaret, wat hebt Gij met ons te maken? Ge zijt gekomen om ons in het verderf te storten. Ik weet wie Gij zijt: de Heilige Gods.” Jezus voegde hem toe: “Zwijg stil en ga uit hem weg.” De onreine geest schudde hem heen en weer, gaf nog een luide schreeuw en ging uit hem weg. Allen stonden zo verbaasd dat ze onder elkaar vroegen: “Wat betekent dat toch ? Een nieuwe leer met gezag! Hij geeft bevel aan de onreine geesten en ze gehoorzamen Hem. Snel verspreidde zijn faam zich naar alle kanten over heel de streek van Galilea.

Overweging:

De Heer geeft ons in deze lezingen veel stof tot nadenken. Als we het evangelie met aandacht lezen, en weer lezen, dan zal het ons opvallen dat de mensen heel diep onder de indruk waren van Jezus en vooral twee dingen van Hem benadrukten: Hij leerde hen heel belangrijke zaken en Hij deed dat met gezag! De mensen waren gewend aan de schriftgeleerden, die eigenlijk alleen maar herhaalden wat anderen ook al gezegd hadden en wat zij uit boeken leerden. Maar bij Jezus was dat duidelijk heel anders! Hij sprak met kracht en gezag. Hij sprak vanuit een diep, direct aanvoelen van wat God wil en waar Zijn wil wel of niet gevolgd wordt. Jezus maakte hele diepe verbindingen tussen de bevrijdende, vernieuwende kracht van God en het leven van de mensen. En om dat heel duidelijk te maken geeft Marcus extra aandacht aan het uitdrijven van een onreine geest, helemaal aan in het begin van Jezus’ openbare optreden.

God vraagt ons als Kerkgemeenschap om het werk van Zijn Zoon op zoveel mogelijk manieren voort te zetten. Daarom moeten wij onszelf afvragen: wat zijn de demonen, de onreine geesten, van onze maatschappij? Als we hierover nadenken zullen we ons al snel realiseren dat er een aantal demonen zijn die als onreine vastgeroeste geesten de bevrijding en het levensgeluk van velen tegenwerken. Is dat bijvoorbeeld niet de demon van het racisme, waardoor er steeds weer velen achtergesteld worden en als minder belangrijk lijken te gelden. We ervaren de demon van klasseconflicten, van onrecht dat de mogelijkheden van de armere delen van de samenlevingen om gelukkig en met waardigheid te kunnen leven, steeds weer tegenhouden. Zo worden de welvaart en de privileges van de bevoorrechtten van deze wereld beschermd.

Als de Kerk spreekt over deze zaken, dan zullen we vaak zien, dat er tegenstand en luide kreten zullen zijn, net als toen Jezus in het evangelie zich richtte tot die onreine geest in de man. Een bekende Braziliaanse aartsbisschop, Dom Helder Camara, sprak: “Als ik de armen brood geef, dan noemen de rijken mij een heilige. Maar als ik vraag hoe het komt en wat er mis is in onze wetgeving, in onze politieke realiteit en in onze maatschappelijke orde waardoor de armen niet uit hun armoede kunnen komen, dan noemen ze mij een communist”.

Wij zullen zelf merken dat wanneer je net als Jezus gaat spreken over hetgeen je echt hebt geleerd van het leven en wat echt belangrijk is om mensen gelukkig of ongelukkig te maken, er op zijn tijd spanningen zullen zijn. Dat zijn de tegenwerkingen van die demonen die niet zomaar weg willen, maar die met verschillende tactieken zich proberen te handhaven.

Maar er zijn ook onreine geesten in de kleinere kring van de familie, van de buurt of de werkplaats, of van ons eigen leven. Dat zijn demonen die niet goed zijn en die God niet gewild heeft, maar die er wel zijn. Laten we daarom vandaag en de komende dagen hierover nadenken: welke demonen herken ik die steeds weer de kop opsteken en het Rijk Gods van liefde, vrijheid en levensvreugde tegenwerken?

Wij danken God voor de mensen in de samenleving, of in de Kerk, of in de wereld, die eigenlijk net als Jezus het volhouden om de onreine geesten te benoemen die het leven schaden, en die samen met anderen zoeken naar wegen om die demonen ook uit te drijven. Wij danken God voor momenten die velen van ons hebben mogen ervaren, toen wij de moed vonden om te herkennen waar ook wij door een negatieve innerlijke kracht, als het ware in de ban van een onreine geest, gehouden werden. Voor sommigen was het dat zij niet konden vergeven en zich bitter hadden ingegraven in wrok en negativiteit. Voor sommigen was het dat zij anderen in de kou hebben gelaten en ernstig hebben teleurgesteld. Voor weer anderen waren er ambities om bepaalde zaken te bereiken die hun visie op goed en kwaad een tijd lang vertroebelde, waardoor zij steeds meer betrokken raakten in slechte dingen.

We danken God toen misschien iemand in onze omgeving begon te spreken en ons net als Jezus, uitdaagde de waarheid onder ogen te zien. Misschien was het een van onze kinderen of een vriend. Misschien was het een bijbeltekst. We werden boos, we ontkende het heftig en net als die onreine geest in het evangelie stribbelden wij een tijd lang verbeten tegen, om die moeilijke waarheid niet onder ogen te hoeven zien en niet te hoeven toelaten tot ons bewustzijn. Misschien huilden we of gingen klagen bij anderen. Maar wij danken God dat de kracht van Christus toen toch het laatste woord heeft gehad en dat Hij dat stukje zonde uit ons leven of uit onze samenleving heeft weggehaald. Uiteindelijk herkenden we dat negatieve, die demon, voor wat het was en toen ging het uit ons weg. Sommige dingen die ons toen werden voorgehouden hadden ons eerst heel boos gemaakt omdat we ze toen nog niet onder ogen wilden zien, maar nadien hebben we kunnen beseffen dat dit een periode van genade was in ons leven.

Daarom danken wij God voor de onvermoeibare kracht van Zijn liefde. Hij toont ons die kracht in Jezus, Zijn Zoon. En Hij vraagt ons om samen met Jezus mensen te zijn die nadenken over waar die liefde wel aanwezig is en waar nog niet. Ik blijf God vragen dat Hij ook ons dat gezag mag schenken waardoor onze woorden onszelf en anderen in beweging brengen. Ik wil graag deel zijn van Gods Rijk dat hoop brengen in het leven van mensen. Ik bid dat het licht van het evangelie in deze wereld en in ons leven blijft schijnen en ons innerlijke vrijheid, geloof en goedheid zal brengen.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Plaats een reactie