Commentaar op de Lezingen van de 3e Zondag door het Jaar (Jaar B) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Jona 3: 1-5. 10)

Het verhaal van Jona heeft een grote innerlijke kracht. Het vertelt over de profeet Jona die een weerzin heeft tegen zijn roeping. Waarom is dat? Jona verzet zich, want God wilt hem zenden tot Ninive, de hoofdstad van het Assyrische Rijk dat vele volkeren in het Midden-Oosten had onderworpen, geplunderd en uitgebuit. Ook het volk van Israël waartoe Jona behoort. Jona wilt daarom voor de mensen van Ninive geen bekering en vergeving. Hij koestert een sterke wrok en afkeer tegen hen. Hij zal nog veel moeten leren om Gods liefde en erbarmen te kunnen begrijpen en nog meer om Gods goedheid zelf te kunnen navolgen. Zo is dit een verhaal rond het thema bekering en levensverandering, maar dan niet alleen voor de mensen van Ninive maar ook voor Jona zelf.

Eerste lezing: Jona 3: 1-5. 10

De Ninivieten bekeerden zich van hun slecht gedrag. Het woord des Heren werd gericht tot Jona: “Begeef u op weg naar Ninivé, de grote stad, en verkondig haar de boodschap die Ik u zal ingeven.” En Jona begaf zich op weg naar Ninivé zoals de Heer hem bevolen had. Ninivé nu was een geweldig grote stad, wel drie dagreizen groot. En Jona begon de stad binnen te trekken, een dagreis ver en hij preekte als volgt: “Nog veertig dagen en Ninivé zal vergaan !” De mensen van Ninivé geloofden het woord van God; ze riepen een vasten af en van groot tot klein deden allen het boetekleed aan. En God zag wat ze deden en hoe ze zich van hun slecht gedrag bekeerden. En Hij kreeg spijt dat Hij hun met de ondergang gedreigd had en Hij voerde zijn dreiging niet uit.

Tussenzang:  Psalm 25

Refrein: De wegen van god zijn goed en betrouwbaar, voor ieder die zijn verbond onderhoudt.

1. Wijs mij Uw wegen, Heer,

Leer mij Uw paden kennen.

Leid mij volgens Uw Woord

want Gij zijt mijn God en Verlosser.

2. Gedenk Uw barmhartigheid, Heer,

Uw altijd geschonken ontferming.

Herinner U niet het kwaad van mijn jeugd,

maar denk aan mij met erbarmen.

3. De Heer is goed en rechtschapen,

daarom wijst Hij zondaars de weg.

Hij leidt de geringe langs eerzame paden,

Hij leert de eenvoudige wat hij moet doen.

Achtergrond van de tweede lezing (1 Korintiërs 7: 29-31)

Paulus heeft in Christus een andere, een goddelijke liefde leren kennen die hem het eerst had liefgehad, hem heeft ontrukt aan zonde en dood. Christus heeft zich voor hem overgeleverd en hem, onverdiend, deelgenoot gemaakt aan iets geheel nieuws. In dit licht roept Paulus zijn medechristenen op om ten opzichte van de wereld met al wat zij is, nooit Gods plannen en de verlossing in Christus te vergeten.

Tweede lezing: 1 Korintiërs 7: 29-31

Broeders en zusters, de tijd is kort geworden. Laten daarom zij die een vrouw hebben zijn als hadden zij ze niet; zij die wenen als weenden zij niet; zij die zich verheugden als waren zij niet verheugd, zij die kopen als werden zij geen eigenaar. Kortom zij die met het aardse omgaan moeten er niet in opgaan, want de wereld die wij zien gaat voorbij.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Marcus 1: 14-20)

Marcus is heel beknopt in de wijze waarop hij de roeping van de eerste vier apostelen beschrijft. Hij focust de aandacht op de kern van Jezus’ verkondiging en op de radicale keuze waartoe Hij de eerste apostelen roept. Het lijkt in eerste instantie vreemd: Jezus loopt langs en zegt: “Komt, volgt Mij”, en ze laten alles achter om Hem te volgen. Maar met de beknopte inleiding “Nadat Johannes was gevangen genomen, ging Jezus naar Galilea” verwijst Marcus naar die tijd bij Johannes de Doper, waarin Jezus zich liet dopen en Johannes en Andreas leerde kennen. Deze eerste vriendschap leidt echter tot een cruciale keuze om Jezus’ zending en visie te gaan delen. Dit behoort ook voor elk van ons een wezenlijk deel te zijn van ons Christenzijn.

Evangelie: Marcus 1: 14-20

Nadat Johannes was gevangen genomen ging Jezus naar Galilea en verkondigde er Gods Blijde Boodschap. Hij zei: “De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.” Toen Jezus eens langs het meer van Galilea liep zag Hij Simon en de broer van Simon, Andreas, terwijl zij bezig waren het net uit te werpen in het meer; zij waren namelijk vissers. Jezus sprak tot hen: “Komt, volgt Mij; Ik zal maken dat gij vissers van mensen wordt.” Terstond lieten zij hun netten in de steek en volgden Hem. Iets verder gaande zag Hij Jakobus, de zoon van Zebedeus, en diens broer Johannes; ook zij waren in de boot bezig met hun netten klaar te maken. Onmiddellijk riep Hij hen. Zij lieten hun vader Zebedeus met de dagloners in de boot achter en volgden Hem.

Overweging:

Toen Jezus begon met die zending die Hij van de Vader te volbrengen had, zocht Hij niet een aantal geleerden van Jeruzalem als apostelen, maar vier vissers uit het eenvoudigere, armere district Galilea. Hoe was dat gegaan? Toen Jezus enige tijd bij Johannes de Doper in de woestijn had doorgebracht, had Hij twee jonge vissers leren kennen: Johannes en Andreas. Zij waren naar Jezus toegekomen nadat Johannes de Doper op Jezus gewezen had en tot Johannes en Andreas had gezegd: “Zie het Lam Gods”. Zij wisten dat Johannes de Doper Jezus herkend had als de Messias en zo gingen zij achter Jezus aan en hadden de rest van de dag bij Hem doorgebracht. Dat was voor hun onvergetelijk geweest. Nu Jezus terug was bij het Meer van Galilea, had Hij het contact met Johannes en Andreas voortgezet in hun vissersdorp Kafarnaum. En dan op een dag vraagt Jezus hun: “Komt, en volgt Mij”. En zij, tezamen met hun broers Simon Petrus en Jakobus, laten alles wat hun vertrouwd was achter om Jezus te volgen.

Deze vissers waren absoluut geen geleerden, maar waren wel mensen die heel dicht bij de werkelijkheid en bij de natuur stonden. Geregeld hadden ze tegenslagen bij het vissen, wanneer ze de hele nacht op het water waren geweest, zonder iets te vangen. Maar ze hadden geleerd om toch door te gaan, in de hoop en in het vertrouwen dat het een volgende keer wel zou lukken.

Daarom waren zij in de ogen van Jezus geschikt geweest om hen te vormen in de kennis van het Rijk Gods en -zoals Hij dat zei- hen tot mensenvissers te maken. Zij zouden Zijn werk later moeten voortzetten, leiding gaan geven aan hetgeen Hij nu begon.

Jezus stond zelf ook heel dicht bij het gewone leven. Zijn preken waren niet hoogdravend maar vaak opgebouwd rond gebeurtenissen en voorbeelden uit het dagelijkse bestaan van de gewone mensen, van vissers, arbeiders en boeren. Marcus vertelt ons dat Jezus onder de mensen van Galilea Zijn verkondiging begon met als kern: “De tijd is vervuld, het Rijk Gods is nabij, bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap”.  En zo zei Jezus tot de mensen: heb vertrouwen: God zal nieuwe dingen doen, als Hij maar open harten vindt onder voldoende mensen. Zijn Rijk is nabij en Hij is op zoek naar oprecht geloof. Er kan daarom veel goeds gebeuren wanneer mensen vanuit het besef van Gods goedheid samen gaan werken, wetende dat God niet kijkt naar huidskleur of afkomst, maar dat Zijn Rijk nieuwe dingen en nieuwe wegen mogelijk maakt.

Jezus inspireerde een enthousiast vertrouwen in de apostelen en in velen die Hem hoorden en meemaakten. Daarbij bekrachtigden de vele wonderbaarlijke genezingen die Jezus deed, de demonen die Hij met gezag uitdreef en Zijn innige gebed en uren doorgebracht in de stilte van de nacht of vroege ochtend, dat Hij een unieke band had met God. De apostelen en velen in Israël raakten al gauw ervan overtuigd dat Jezus de langverwachte Messias was.

Hij liet hen ervaren en steeds dieper geloven dat God dicht bij de mensen staat en aan de kern van het leven. Jezus verkondigde aan hen dat wanneer we ons los kunnen maken van de gehechtheid aan geld en status, en we de roep leren verstaan van het diepst van ons wezen, dat er dan iets groeit in ons, dat met Rijk Gods van doen heeft. Dan breekt er te midden van de realiteiten van het duister, een kracht door die mensen aanzet tot solidariteit met anderen, tot goedheid in de hele kleine concrete situaties van hun bestaan. Dan wordt liefde een kracht die heel sterk blijkt te zijn en die de tegenkrachten van het kwaad uitdaagt en overwint. Dat is het geheim van het kruis. Het kruis is de goddelijke liefde die zichzelf geheel wegschenkt. Het kruis is Gods barmhartigheid die ten onder lijkt te gaan in lijden en smadelijke dood. Maar in het kruis heeft Gods Rijk juist overwonnen op het Rijk der duisternis, en breekt de nieuwe schepping door van de verrijzenis.

Dit is wat Paulus ook zei in de tweede lezing. Hij zei dat de wereld uiteindelijk voorbij zal gaan. Hij verkondigde dat een te grote gehechtheid aan materiële dingen, ertoe kan leiden dat onze innerlijke visie, onze liefde, en onze geraaktheid kunnen gaan afstompen. Er is altijd het gevaar dat wij afdrijven van wat Jezus ons leerde. Jezus vraagt daarom een concrete keuze van ons: “Wees wel in de wereld, maar niet van de wereld”. Met andere woorden: wees anders; blijf niet passief aan de kant staan als we dingen signaleren die niet goed zijn, maar blijf kijken of we er iets aan kunnen doen. Als je je laat leiden door het vaak onverwachte van het evangelie, dan kunnen we veel meer dan we denken, omdat we deel zijn van die kracht van het Rijk Gods.

In de eerste lezing zagen we in Jona een voorbeeld van een mens die eerste instantie helemaal niet een mensenvisser wilde zijn. Jona had helemaal geen zin in Gods plannen. Hij haatte de mensen van Ninivé en hun manier van leven: alles van hen stond hem tegen. De mensen van Ninivé hadden met hun militaire macht vele omringende volkeren uitgebuit en onderdrukt. Ook Jona’s eigen volk. Dat wist iedereen, en dat wist Jona ook. Hij wilde voor de mensen van Ninivé geen bekering, en ook geen nieuwe kans of vergeving. Hij wilde liever dat ze eens zelf de ellende zouden ervaren die ze anderen hadden aangedaan. Jona wilde dat God hen een stevig zou straffen.

Ik denk dat er in elk van ons iets zit van Jona, maar ook iets van die eerste apostelen. Er zit in ons iets van Jona’s ‘Nee ik wil niet; nee ik heb het te druk; ik ben daar niet goed in; dat kan ik helemaal niet; laat me met rust’. En toch zit er ook in elk van ons iets dat geraakt wordt wanneer we die inspirerende kracht zien van Gods liefde die mensen hoop brengt, die mensen in beweging kan zetten en grenzen doen overschrijden.

“Kom en volg Mij” zegt de Heer tegen ons. Laten wij Zijn stem overnemen en versterken in onze maatschappij. Laten ook wij op onze eigen manier mensenvissers zijn, dat wil zeggen mensen zijn die met Christus meebouwen aan Gods Rijk van barmhartigheid, aan Zijn Rijk dat nabij is en toch nog zo enorm veraf. Laten we bouwen aan een actieve Kerk die zout der aarde is in een wereld die hele andere waarden nastreeft en steeds harder en individualistischer wordt. Laten wij elkaar bevestigen in het geloof in de kracht van het evangelie en in de belofte van het Rijk Gods.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Plaats een reactie