Achtergrond van de eerste lezing (1 Samuël 3: 3-10.19)
Samuël is een van de belangrijke figuren van het Oude Testament. Hij begon zijn werk als invloedrijk profeet in Israël ongeveer rond 1040 vóór Chr. Het was een gespannen tijd waarbij de twaalf stammen van Israël in hun bestaan bedreigd werden door de Filistijnen. Onder dit gevaar van een vijand die militair sterker was dan zij, vragen de oudsten van de twaalf stammen aan Samuël om over hen een koning aan te stellen, die hun afzonderlijke troepen zou kunnen samensmeden en trainen tot een leger dat in staat zou zijn het op te nemen tegen de Filistijnen. Als eerste zalft Samuël Saul tot koning en jaren later David.
We lezen vandaag het verhaal van Samuels roeping als profeet. De priester Eli bereidt de nog kleine jongen Samuël voor op zijn toekomstige taak als profeet en religieus leider van Israël. Eli leert de jongen de levenskunst aan van het innerlijk luisteren. Slechts als wij leren om werkelijk te luisteren, zullen wij op authentieke wijze leven naar de visie van Gods verbond.
Eerste lezing: 1 Samuël 3: 3-10.19
De lamp van God was nog niet gedoofd en Samuel lag te slapen in het heiligdom van de Heer waar de ark van God stond. Toen riep de Heer: “Samuel!” Samuel antwoordde: “Hier ben ik.” Hij liep haastig naar Eli en zei “ Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?” Maar Eli antwoordde: “Ik heb niet geroepen; ga maar weer slapen.” Toen riep de Heer opnieuw: “Samuel!” Samuel stond op, ging naar Eli en zei: “Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?” Eli antwoordde: “Ik heb niet geroepen, mijn jongen; ga maar weer slapen.” Samuel kende de Heer nog niet: een woord van de Heer was hem nog nooit geopenbaard. En weer riep de Heer Samuel; nu voor de derde maal. Samuel stond op, ging naar Eli en zei: “Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?” Toen begreep Eli dat het de Heer was die de jongen riep. En hij zei tot Samuel: “Ga slapen en mocht Hij je roepen dan moet je zeggen: “Spreek, Heer, uw dienaar luistert.” Samuel ging dus weer op zijn gewone plaats slapen. Toen kwam de Heer bij hem staan en riep evenals de vorige malen: “Samuel, Samuel!” En Samuel antwoordde: “Spreek, uw dienaar luistert!” Samuel groeide op. De Heer was met hem en liet niet een van zijn woorden onvervuld.
Tussenzang: Psalm 40
Refrein: Ja, ik kom. Uw wil te doen, mijn God, dat is mijn vreugde.
Met groot vertrouwen heb ik op de Heer gehoopt,
Hij heeft zich tot mij neergebogen, mijn geroep verhoord.
Hij legde in mijn mond een nieuw gezang, een lied voor onze God,
en velen zullen zien en vrezen en vertrouwen op de Heer.
Geschenk en offerande hebt Gij nooit verlangd.
maar wel hebt Gij mijn oren voor Uw stem geopend.
Gij vraagt geen brandoffer, geen zoenoffer van mij;
dus zei Ik: “Ja, Ik kom!
Zoals van Mij geschreven staat.”
Uw wil te doen, mijn God, dat is mijn vreugde,
Uw wet is in mijn hart gegrift.
In de bijeenkomsten heb ik gerechtigheid gepredikt,
mijn lippen niet gesloten, Heer, Gij weet het.
Achtergrond van de tweede lezing (1 Korintiërs 6: 13-15; 17-20)
De komende vijf zondagen leest de Kerk bij de tweede lezing uit Paulus’ eerste brief aan de Korintiërs. Paulus schreef deze brief vanuit de stad Efeze, waarschijnlijk in de lente van het jaar 54. Hij behandelt in deze brief verschillende onderwerpen die te maken hebben met het geloof en met de eenheid van de Kerk, maar ook schrijft Paulus over enkele praktische waarden en normen voor het Christelijk leven. In deze passage wordt het grote belang benadrukt dat God hecht aan een zuivere levensstijl, omdat het lichaam van een gelovig Christen de tempel van de Heilige Geest is.
Tweede lezing: 1 Korintiërs 6: 13-15; 17-20
Broeders en zusters, het lichaam is er niet voor de ontucht maar voor de Heer, en de Heer voor het lichaam. God heeft niet alleen de Heer opgewekt uit de dood, Hij zal ook ons doen opstaan door Zijn kracht. Gij weet toch dat uw lichamen ledematen zijn van Christus? Maar wie zich met de Heer verenigt is met Hem één geest. Elke andere zonde die een mens bedrijft gaat buiten het lichaam om, maar de ontuchtige zondigt tegen zijn eigen lichaam. Gij weet het: uw lichaam is een tempel van de heilige Geest die in u woont, die gij van God hebt ontvangen. Gij zijt niet van uzelf. Gij zijt gekocht en de prijs is betaald. Eert dan God met uw lichaam.
Achtergrond van de evangelielezing: (Johannes 1: 35-42)
Het evangelie van deze zondag vertelt hoe Jezus door Johannes de Doper werd herkend en aangewezen als de langverwachte Messias. Johannes noemt daarbij een bijzondere messiaanse titel: Jezus is het Lam Gods. Twee van Johannes’ leerlingen, Andreas en Johannes uit het stadje Kafarnaum, gaan een ontmoeting met Jezus aan. Zij worden Jezus’ eerste leerlingen. Ook worden zij dan, net als Johannes de Doper, personen die anderen tot geloof in Jezus brengen. Zo geven zij de genade door die zij zelf in Jezus hebben gevonden.
Evangelie: Johannes 1: 35-42
In die tijd stond Johannes daar, met twee van zijn leerlingen. Hij richtte het oog op Jezus die voorbijging en sprak: “Zie het Lam Gods.” De twee leerlingen hoorden hem dat zeggen en gingen Jezus achterna. Jezus keerde zich om en toen Hij zag dat zij Hem volgden vroeg Hij hun: “Wat verlangt gij ?” Ze zeiden tot Hem: “Rabbi – vertaald betekent dit: ‘Meester’, waar houdt Gij U op?” Hij zei hun: “Gaat mee om het te zien.” Daarop gingen zij mee en zagen waar Hij zich ophield. Die dag bleven zij bij Hem. Het was ongeveer het tiende uur. Andreas, de broer van Simon Petrus, was een van die twee die het gezegde van Johannes hadden gehoord en Jezus achterna waren gegaan. De eerste die hij ontmoette was zijn broer Simon tot wie hij zei: “Wij hebben de Messias – dat vertaald betekent: de Gezalfde- gevonden,” en hij bracht hem bij Jezus. Jezus zag hem aan en zeide: “Gij zijt Simon, de zoon van Johannes; gij zult Kefas genoemd worden, dat betekent: Rots.”
Overweging:
Ik zou de lezingen van deze zondag met u willen overwegen onder het thema: “Luisteren, de ontmoeting met God en de missie om het geloof te delen met anderen!”
Op de eerste zondag na de advent en de kersttijd, opent de Kerk de lezingen uit Gods Woord met datgene waar wij als gelovige Christenen allen toe geroepen zijn, namelijk om het geloof in Gods liefde en in alles wat Hij doet in Christus, door te geven aan anderen. Iedere gelovige zal op zijn tijd moeten worstelen met de realiteit van ernstige ziekte, de dood van dierbaren, of met andere zware beproevingen die lijken te zeggen dat God niet zou luisteren of zelfs niet zou bestaan. Maar aan de kern van ons geloof staat die diepe ervaring dat er een levende God is die de mens bij name roept.
Dit is het getuigenis van de kleine Samuël in de eerste lezing. Hij begon te merken dat er een hogere realiteit was die zijn naam kende en hem nabij was. Samuëls moeder Hanna was een gelovige vrouw geweest die jarenlang heel zwaar beproefd was geweest omdat zij alsmaar geen kinderen kon krijgen. Jaar na jaar ervaarde zij steeds weer die zelfde teleurstelling en pijn. Zij leed onder de akelige reacties van familieleden die haar bespotte omdat zij haar man geen kinderen kon geven. Toch bleef Hanna die pijnlijke realiteiten zien als beproevingen en zij zocht haar toevlucht en kracht bij God. Zij bleef in haar pijn en tegenslagen naast God staan, en niet in boosheid of verbittering tegenover God. Zij was vaak naar het heiligdom geweest en daar, bij het bidden, waren er vaak vele tranen gevloeid. Maar toen mocht zij ervaren dat God zich altijd al over haar had ontfermd. Zijn wegen zijn weliswaar vaak ondoorgrondelijk, maar Zijn liefde heeft uiteindelijk altijd het laatste woord. Hanna ontvangt een zoon, noemt hem Samuël en brengt hem op jonge leeftijd naar de priester Eli om hem toe te wijden aan het werk van God. Samuël zal later als profeet velen in Israël sterken en vormen in het geloof. Hij zal in moeilijke maatschappelijke perioden een rots in de branding zijn en vele mensen helpen om het leven vanuit het perspectief van Gods Woord te bekijken en zo een moreel kompas te hebben voor het concrete dagelijks leven.
De evangelielezing spreekt ook over deze missie. Het vertelt over de roeping om het geloof in de levende God en in de verlossing die Christus is komen brengen in de wereld, te delen met anderen. Paus Franciscus heeft het in 2018, zo pakkend gezegd in zijn preek tijdens de jaarvergaderingen van de Pauselijke Missiewerken te Rome: “Wij hebben als Kerk geen product dat we willen verkopen aan anderen. Nee, we spreken over een leven: over God, over Zijn goddelijk leven, over Zijn barmhartige liefde, over Zijn heiligheid. Het is de Heilige Geest die ons zendt, die ons begeleidt en die ons inspireert. De Heilige Geest is de bron van onze missie, Hij is het die de Kerk voortleidt, niet wijzelf”.
We zien in het evangelie van deze zondag drie belangrijke momenten. Eerst is er het luisteren, dan de ontmoeting en dan de missie.
Eerst dus het luisteren. God heeft zoveel verschillende manieren waarop Hij zich tot ons richt, ons leven aanraakt met Zijn liefde, en ons bij name roept om ons te brengen tot dat luisteren. Soms doet Hij dat in het gebed, soms door gebeurtenissen, dan weer door mensen die in ons leven komen, dan weer door het Woord van de Bijbel of door de liturgie.
Een van de echt grote heiligen van onze Kerk waar we veel van kunnen leren, is de H.Ignatius van Loyola. St.Ignatius was een Spaanse aristocraat. Hij was in 1491 in Spanje geboren in de regio van het Baskenland. Als rijke edelman leidde hij in zijn jonge jaren een losbandige leven van veel drinken en veel vrouwen. Dus niet echt wat de tweede lezing ons zojuist voorhield!
Ignatius was intelligent en begaafd, en werd al snel een hoge officier in het leger. In mei 1521, toen hij dertig jaar oud was, voerde hij de Spaanse troepen aan tijdens de Franse belegering van de stad Pamplona. Terwijl hij op de muren stond, verwondde onverwachts een kanonskogel zijn beide benen. Zijn rechterbeen werd verbrijzeld en zijn linker raakte zwaargewond. Tijdens zijn maandenlange ziekbed thuis, raakte hij ernstig depressief. Hij wist dat zijn leven nooit meer hetzelfde zou zijn. In deze moeilijke periode had hij geen van zijn favoriete ridderromans ter beschikking om zich bezig te houden. Hij moest genoegen nemen met de twee enige boeken die er waren: een boek met geestelijke overwegingen over het leven van Jezus en een ander boek over enkele heiligen. Langzaamaan leerde Ignatius in deze maanden van ziekte, pijn en vertwijfeling dat hij moest leren luisteren: niet luisteren naar mensen of naar een preek, maar luisteren naar wat God door deze ingrijpende gebeurtenissen met hem voorhad.
Dit was in de evangelielezing ook gebeurd met Johannes en Andreas. Zij hoorden hoe Johannes de Doper Jezus had aangewezen als de Messias met de woorden: “Zie het Lam Gods”. Toen zij die dag bij Jezus verbleven, leerden zij te luisteren. Luisteren naar de woorden van Jezus. Maar ook luisteren naar Zijn persoon en naar Zijn bezieling.
Zo begon ook Ignatius te begrijpen dat hij moest leren luisteren naar de gebeurtenissen die zulke grote veranderingen hadden gebracht in zijn leven. Hij herstelde na een ziekbed van vele maanden, maar de rest van zijn leven zou hij kreupel blijven. Maar in die vele maanden heeft Ignatius Jezus ontmoet. Net zoals eeuwen tevoren Johannes en Andreas Jezus hadden ontmoet. De innerlijke ontmoeting met Jezus veranderde het leven van deze vooraanstaande Spaanse aristocraat. Ignatius ervaarde een ontmoeting met Christus’ liefde. Hij raakte onder de indruk van Jezus’ compassie met de armen en lijdenden, en dacht veel na over Jezus’ visie over Gods zuiverheid en heiligheid. Ignatius mediteerde over Christus’ betrokkenheid op de wereld, over het mysterie van de kruis, en op Jezus’ kijk op de mens. Steeds weer ervaarde Ignatius de roeping om Gods eeuwigheid te zoeken. Hij bezocht een Benedictijns klooster, beleed daar in de biecht zorgvuldig zijn vroegere zonden, gaf zijn mooie kleren aan de armen die hij daar ontmoette, en legde vervolgens zijn militaire zwaard en zijn dolk op het altaar van Moeder Maria.
Dus de eerste stap was het innerlijk ruimte maken om te luisteren. Om niet te spreken, maar om tot je toe te laten wat God op dat moment wilt dat jij moet horen, of moet meemaken, of zal ontvangen aan geestelijke inzichten. De tweede stap was de ontmoeting met Jezus. De derde stap is dan de missie om te getuigen van Christus, om met anderen te delen wat je zelf van God ontvangen hebt aan wijsheid en genade. Ignatius werd de stichter van de grote kerkelijke Orde van de Jezuïeten. Ignatius en zijn mede-Jezuïeten hadden één grote missie, namelijk om anderen te helpen Christus te ontmoeten. Om hen te leren hoe ze zelf kunnen luisteren en Christus opnieuw kunnen ontdekken. Om anderen te leren hoe zij zelf kunnen groeien in een persoonlijk geloof dat jouw leven en jouw hoop verankert in Christus’ liefde.
Dit is nog steeds de missie van ons allen die de Kerk vormen van deze tijd. Onze Surinaamse samenleving en die van de wereld is enorm aan het veranderen. Wij zullen samen nieuwe manieren van Kerk-zijn moeten ontwikkelen om zo onze Surinaamse mensen te inspireren tot geloof, tezamen met die van de rest van het Caraibisch Gebied waar wij deel van zijn.
Vooral hebben wij een bijzondere verantwoordelijkheid om onze jongeren te leren bereiken. We moeten naar wegen zoeken om hen te laten ervaren dat zij deel zijn van de Kerk. Wij moeten manieren van spreken durven zoeken die de huidige mensen om ons heen, en dan vooral de jongeren, kunnen bereiken en kunnen raken in hun religieuze innerlijke gevoeligheid. We zullen steeds meer moeten leren omgaan met de sociale media, om ook hen te bereiken die Christus nog niet kennen, of die Hem alleen maar op een hele oppervlakkige wijze kennen.
Laten we daarom altijd dat gevoel van dankbaarheid bewaren voor alles wat het kennen van Christus ons eigen leven heeft gebracht aan hoop en genade. Dat gevoel van dankbaarheid voor de vele manieren waarop gebed en de sacramenten ons leven hebben verrijkt. Later we creatief zijn en dit geloof in Jezus doorgeven aan anderen om ons heen. Laten we zo steeds meer een actieve en sterke katholieke gemeenschap zijn. Een gemeenschap waar de liefde van Christus een duidelijke plek heeft. Een gemeenschap die solidair is met de armen, met sociaal-zwakkeren en met de natuur die God geschapen heeft. Laten we een katholieke gemeenschap zijn die onze jongeren omarmt en er alles aan doet om hen zich thuis te doen voelen in de Kerk. Zoeken we naar wegen om onze jongeren te inspireren om ook innerlijk te luisteren, hen te leren bidden en de stilte te waarderen, en hen te leren nadenken over de visie en de waarden van Christus’ evangelie.
Wij zullen echter ook naar hen moeten leren luisteren. Want dat is wat wij leren van het evangelie: door ook naar de jongeren te luisteren kan God ons nieuwe inzichten geven, kan Hij ons geestelijk vernieuwen. Vragen wij Hem om ons te leren hoe wij met anderen kunnen delen dat Christus de hoeksteen en het fundament is van ons leven. Dat is uiteindelijk ook onze missie! Eens hebben Johannes en Andreas dat begrepen en eeuwen later Ignatius van Loyola. Het is de missie om met anderen te delen van wat ons hoop en kracht geeft.
God roept ons tot actie; laten wij getuigen van Zijn liefde!
Categorieën:geloof en leven
Plaats een reactie