Commentaar op de Lezingen van de 33e Zondag door het Jaar  (Jaar A) door pater Esteban Kross

Achtergrond van de eerste lezing (Spreuken 31:  10-13; 19-20; 30-31)

We horen in de eerste lezing de afsluiting van het boek der Spreuken: de lofrede op de sterke vrouw. Het is een prachtig geschreven gedicht, waarvan elke regel weer met een volgende letter van het Hebreeuwse alfabet begint. De sterke vrouw die in dit gedicht wordt bezongen is op de eerste plaats de personificatie van de wijsheid. In heel het boek der Spreuken wordt benadrukt dat de wijsheid door God geschonken wordt aan wie ernaar verlangen en God er om bidden. De wijsheid maakt een mens die zich door haar laat leiden, sterk in datgene dat voor God werkelijk belangrijk is, namelijk sterk in liefde, betrokkenheid, zorgzaamheid, geloof en innerlijke veerkracht.

Eerste lezing: Spreuken 31:  10-13; 19-20; 30-31

Een sterke vrouw, wie zal haar vinden? Haar waarde gaat uit boven die van kostbare koralen. Het hart van haar man vertrouwt op haar en zijn winst zal hem niet ontgaan. Zij brengt hem goed, geen kwaad, alle dagen van haar leven. Zij kiest zorgvuldig wol en linnen en haar handen bewerken het met genoegen. Zij strekt haar handen uit naar het spinrokken en zij houdt de weefspoel in haar vingers. Zij opent haar hand voor de behoeftige en strekt haar armen uit naar de misdeelde. Bevalligheid is bedrieglijk, schoonheid is vluchtig, maar een vrouw die de Heer vreest, zij moet geprezen worden. Roem haar om de vrucht van haar handen en prijst haar bij de poorten om haar werken.

Tussenzang: Ps. 63

Refrein: GELUKKIG DIE GODVREZEND ZIJT.

Gelukkig die Godvrezend zijt,

de weg des Heren gaat.

Ge zult de vrucht van eigen arbeid eten,

tevreden en voorspoedig zult ge zijn!

Uw vrouw daarbinnen in uw huis

is als een rijk-beladen wijnstok.

En als olijftakken rond de stam,

zo staan uw zonen om uw tafel.

Ja, zo wordt elke man gezegend,

die eer geeft aan de Heer.

Moogt gij Jeruzalem welvarend zien,

zolang uw dagen duren.

Achtergrond van de tweede lezing: (1 Tessalonicenzen 5: 1-6)

Paulus bevestigt de Christenen van de stad Tessalonica in het geloof in de wederkomst van Christus. Dit besef moet hen sterken om negatieve verleidingen te weerstaan en een goed leven te leiden. Geïnspireerd door de liefde die de levende Heer heeft voor eerlijkheid, dienstbaarheid en liefde voor de armen, zullen zij leven als kinderen van het licht. Want Christus is het Licht der wereld.

Tweede lezing: 1 Tessalonizensen 5: 1-6

Broeders en zusters, het heeft geen zin u te schrijven over tijd en uur. Gij weet zelf heel goed, dat de dag des Heren komt als een dief in de nacht. Terwijl zij zeggen: ‘Er heerst vrede en veiligheid’, juist dan overvalt hen plotseling het verderf zoals weeën een zwangere vrouw, en zij zullen niet ontsnappen. Maar gij, broeders en zusters, gij leeft niet in de duisternis, zodat de dag u als een dief zou verrassen. Gij zijt allen kinderen van het licht, kinderen van de dag. Wij behoren niet aan nacht en duisternis. Laten wij dan ook niet slapen als de anderen, maar waken en nuchter zijn.

Achtergrond van de evangelielezing:  (Matteüs 25: 14-30)

De parabel van de talenten komt aan het einde van Jezus’ aardse leven. Spoedig zal Hij heengaan en zullen Zijn apostelen Zijn zending moeten voortzetten. Elk van hen wordt verantwoordelijkheid gegeven. In deze situatie onderricht Jezus hen met deze parabel, waarin drie dienaars elk heel veel geld kreeg toevertrouwd door hun meester. Een talent was in Jezus’ tijd een groot gewicht aan goud, bijna 35 kg. Het had de waarde van zesduizend dinariën, en aangezien één dinarie een dagloon was voor een gewone arbeider, kwam een talent goud overeen met twintig jaar loon! Jezus wil ons zo gevoelig maken voor de grote betrokkenheid van God, die de mens veel meer toevertrouwt dan wij vaak beseffen en zo spoort Jezus ons aan om met dankbaarheid Zijn goedheid en zending voort te zetten in deze wereld.

Evangelie: Mt. 25: 14-30

In die tijd hield Jezus zijn leerlingen deze gelijkenis voor: “Een man riep bij zijn vertrek naar het buitenland zijn dienaars bij zich om hun zijn bezit toe te vertrouwen. Aan de een gaf hij vijf talenten, aan de andere twee, aan een derde één, ieder naar zijn bekwaamheid. Daarna vertrok hij. Die de vijf talenten gekregen had, ging er terstond mee werken en verdiende er vijf bij. Zo verdiende ook degene die er twee gekregen had, er twee bij. Maar die er één had gekregen, ging een gat in de grond graven en het geld van zijn heer verbergen. Een hele tijd later kwam de heer van de dienaars terug en hield afrekening met hen. Die de vijf talenten gekregen had, trad naar voren en bood nog vijf talenten aan met de woorden: Heer, vijf talenten hebt gij mij toevertrouwd; ziehier, vijf talenten heb ik erbij verdiend. Zijn meester sprak tot hem: Uitstekend, goede en trouwe dienaar, over weinig waart ge trouw, over veel zal ik u aanstellen. Ga binnen in de vreugde van uw heer. Nu trad die van de twee talenten naar voren en zei: Heer, twee talenten hebt gij mij toevertrouwd; ziehier, twee talenten heb ik erbij verdiend. Zijn meester sprak tot hem: Uitstekend, goede en trouwe dienaar, over weinig waart ge trouw, over veel zal ik u aanstellen. Ga binnen in de vreugde van uw heer. Tenslotte trad ook die van één talent naar voren en zei: Heer, ik heb ervaren dat gij een hard mens zijt, die oogst waar gij niet gezaaid hebt en binnenhaalt waar gij niet hebt uitgestrooid. Daarom was ik bang en ben uw talent in de grond gaan verbergen. Hier hebt ge uw eigendom terug. Maar zijn meester gaf hem ten antwoord: Slechte en luie knecht, je wist toch dat ik oogst waar ik niet gezaaid heb, en binnenhaal waar ik niet heb uitgestrooid? Daarom had je mijn geld bij de bankiers moeten uitzetten, dan zou ik bij mijn komst mijn bezit met rente teruggekregen hebben. Neemt hem dus dat talent af en geeft het aan wie de tien talenten heeft. Want aan ieder die heeft, zal gegeven worden; zelfs in overvloed gegeven worden; maar wie niet heeft, hem zal nog ontnomen worden zelfs wat hij heeft. En werpt die onnutte knecht buiten in de duisternis; daar zal geween zijn en tandengeknars.

Overweging:

Deze parabel van Jezus heeft een hele krachtige boodschap. Met deze parabel herinnert Jezus ons eraan dat wij niet de absolute eigenaars zijn van wie we zijn en wat we hebben. Zelfs hetgeen we door hard werken hebben opgebouwd, is toch alleen maar mogelijk geworden doordat ons van alles is toevertrouwd door God. Wij zijn als die dienaars van de parabel, aan wie hun onbegrijpelijk goede meester bij zijn vertrek naar het buitenland grote bedragen van zijn bezit heeft toevertrouwd.

Alles wat wij hebben en steeds weer ontvangen, is een teken van het vertrouwen dat God in ons stelt. Het enige dat Hij van ons vraagt is dat wij onze talenten inzetten: niet alleen voor onszelf, maar ook voor mensen en de schepping om ons heen. Het is alsof Hij ons zegt: “Ziehier mijn barmhartigheid, mijn tederheid, mijn vergiffenis. Zie het leven dat Ik je toevertrouw en herinner je de mensen die jou liefde en ondersteuning hebben gegeven. Zie ook je talenten en je denkkracht, je creativiteit en je doorzettingsvermogen: ja, zie alles wat Ik je in liefde geef en alles wat Ik je laat beleven, en maak er positief gebruik van. Laat het hoop en bemoediging brengen. En wordt een mens die het goede dat Ik je heb gegeven, vermeerdert en om zich heen verspreidt!”

We hebben vorige maand oktober de missiemaand gevierd met dit jaar als thema: “Hearts on fire, feet on the move”. Hearts on fire: dat is leven vanuit het besef van die vele talenten! Dat is leven vanuit een besef van Gods barmhartigheid en vergeving, en van die mildheid en de nieuwe kansen die God je telkens weer geeft in Christus Zijn Zoon. Door ons doopsel geeft Hij ons Christus! En in Christus geeft de Vader ons alles. Hij geeft ons met het doopsel daarom ook de Heilige Geest, die ons leven steeds wilt omvormen met Zijn gaven van liefde, geloof, goedheid, geduld, zachtmoedigheid en innerlijke kracht.

“Hearts on fire, feet on the move” heeft dus te maken met datgene wat de eerste twee dienaars van Jezus’ parabel heel goed begrepen. Deze parabel spoort ons aan om ons geloof en het feit dat wij aan Christus toebehoren, niet te verbergen en om het Woord van het Evangelie niet te begraven. “Feet on the move” gaat over onze inzet om alles was we weten over Jezus’ liefde en over de visie van het Evangelie te laten doorwerken in ons leven, in onze relaties, in de concrete situaties waar wij leven en werken. Ik moet dan gelijk denken aan de woorden van dat prachtige lied uit Jubilate: “Het kampvuur in de nacht, vol licht, van warmte gloeiend, begon met slechts een vonk, toen in kracht en sterkte groeiend. Gods liefde is gelijk die vonk: eens klein, maar nu vol gloed. Zolang je maar je hart ontsluit groeit steeds Gods liefde door.

Zovelen om ons heen zijn arm en hulpbehoevend. Zovelen zijn alleen, of steun en liefde zoekend. Gods liefde brandt voor iedereen, zet hart en ziel in vlam. Ga uit naar hen en geef jezelf, geef zo Gods liefde door”.

Deze parabel doet ons er ook bij stilstaan dat God ons de aarde en heel de schepping in handen heeft gegeven om haar te beheren en met zorg de natuur te bewaren. Maar vaak zijn we ons gaan gedragen als die derde dienaar die niets positiefs heeft willen doen met wat hem werd toevertrouwt door zijn meester. Ons omgaan met de schepping is vaak rampzalig voor de natuur. Vaak brengen we de schepping grote schade toe, ook in Suriname. Door menselijke hebzucht maar ook door onnadenkendheid en door de huidige kortzichtige, verkwistende cultuur van materialisme, worden de ingrijpende gevolgen voor het milieu steeds groter. Maar door een besef van verbonden te zijn met de schepping, gaan we ons steeds meer concreet inzetten voor veranderingen in ons gedrag ten opzichte van de natuur. Zo vermeerderen wij dan de talenten van hoop en leven.

De Heer geeft niet aan alle mensen dezelfde talenten of omstandigheden. Daaraan worden we herinnert in deze parabel. De ene dienaar kreeg vijf talenten, de tweede drie en die derde één. Maar zoals ik al in de inleiding zei: de talenten waar Jezus in Zijn parabel over sprak, waren heel veel geld! Een talent was in Jezus’ tijd een groot gewicht aan goud, bijna 35 kg. Het had de waarde van zesduizend dinariën, en aangezien één dinarie een dagloon was voor een gewone arbeider, kwam een talent goud overeen met twintig jaar loon!

Dus zelfs die derde dienaar van Jezus’ parabel kreeg een enorm geldsbedrag toevertrouwd: evenveel waard als twintig jaren loon voor een gewone arbeider. Daarom laat Jezus die meester zeggen: “Je had mijn geld bij de bankiers kunnen uitzetten, dan zou ik bij mijn komst mijn bezit met rente teruggekregen hebben”. De boodschap van Jezus’ parabel is duidelijk: God vertrouwt ons, God hoopt op ons! Hij vraagt dat we niet alleen aan onszelf denken, maar zo omgaan met onze talenten en mogelijkheden, dat wij het goede vermeerderen. Laten we ons niet laten leiden door de angsten in ons leven, die de creativiteit en de liefde in ons doen verlammen en afstompen, zoals gebeurde bij die derde dienaar. Laten we ons ook bewust blijven van de sluipende negative kracht van de zonde, die ons, net als bij die derde dienaar, doet vervreemden van God. Door die negativiteit gaan we, net als die derde dienaar, God verwijten maken, alsof Hij een harde meester zou zijn die ons in onze vrijheid beknot en waar we niets meer mee te maken willen hebben.

Laten we tijd en aandacht vrijmaken om Christus steeds meer te kennen. Laten we elke dag enkele momenten vrijmaken waarin we ons innerlijk tot Hem keren in gebed, want wie Christus kent, zal zich ook bewust worden van de positieve, omvormende kracht van Zijn liefde.

Moeder Maria is hierbij ons mooiste voorbeeld. Aan haar vragen we dat ze ons helpt om “goede en trouwe dienaren” te zijn, die de goedheid vermeerderen ten behoeve van de mensen en de natuur om ons heen, om eens net als die eerste twee dienaars van de parabel te mogen horen: “Uitstekend, goede en trouwe dienaar, over weinig was je trouw, over veel zal Ik je aanstellen. Ga binnen in de vreugde van je Heer”.



Categorieën:geloof en leven

Tags: ,

Plaats een reactie