Achtergrond van de eerste lezing (Boek der Wijsheid 6: 12-16)
Het boek der Wijsheid werd waarschijnlijk in het eerste deel van de tweede eeuw v.Chr. in elegant Grieks geschreven door een Griekssprekende Joodse denker. Hij schreef dit werk om het geloof van de Joodse gemeenschap op te bouwen. Hij wilde hen bemoedigen omdat vele Joden in zijn omgeving het moeilijk vonden om hun bijbelse geloof en tradities vast te houden in een maatschappij die geheel doortrokken was van de Griekse cultuur. Daarom sprak deze Joodse denker over de wijsheid, omdat de wijsheid een van de hoogste gaven van God is waardoor wij ook in een samenleving die op vele punten afwijkt van Gods waarden en normen, voor een manier van leven leren kiezen die trouw blijft aan de levende God.
Eerste lezing: Boek der Wijsheid 6: 12-16
Stralend en nooit verwelkend is de wijsheid, gemakkelijk wordt zij aanschouwd door wie haar liefhebben, gevonden door wie haar zoeken; nog voor men haar begeert, heeft zij zich al bekend gemaakt. Wie om haar vroeg opstaat, hoeft zich niet uit te sloven, want hij zal haar vinden, zittend aan zijn deur. Peinzen over haar getuigt van volmaakt inzicht, en wie om haar wakker ligt, zal weldra vrij van zorg zijn. Want zelf gaat ze rond en zoekt die haar waardig zijn, genadig vertoont zij zich aan hen op hun wegen en bij elk overleg treedt zij hen tegemoet.
Tussenzang: Ps. 63
Refrein: NAAR U DORST MIJN ZIEL, HEER, EN HUNKERT MIJN HART.
God, mijn God, zijt Gij,
ik zoek U met groot verlangen.
Naar U dorst mijn ziel en hunkert mijn hart,
als dorre akkers naar regen.
Zo zie ik omhoog naar de plaats waar Gij woont,
beschouw ik Uw macht en Uw glorie.
Meer waard dan het leven is mij Uw genade,
mijn mond verkondigt Uw lof.
Ik zal U prijzen zolang ik leef,
mijn handen uitstrekken naar U.
Mijn ziel wordt verzadigd met voedzame
spijs, mijn mond zal U jubelend danken.
Achtergrond van de tweede lezing: (1 Tessalonicenzen 4: 13-18)
De Christenen van de stad Tessalonica leefden vanuit van geloof in Christus. Ze wisten dat de verrezen Heer aanwezig was in hun midden in de viering van de eucharistie, in het gebed en in de verkondiging. Zij leefden een tijd lang in de verwachting dat Christus heel spoedig, in hun aardse leven nog, zou wederkomen in heerlijkheid. Met de loop der jaren echter, leerden zij dat de Vader het anders beschikt had, namelijk om heel de mensheid, verspreid over geheel de aarde, tot de verlossing in Christus uit te nodigen.
Tweede lezing: 1 Tessalonizensen 4: 13-18
Broeders en zusters, wij willen u niet in onwetendheid laten over het lot van hen die ontslapen zijn; gij moogt niet bedroefd zijn, zoals de andere mensen, die geen hoop hebben. Wij geloven immers dat Jezus is gestorven en weer opgestaan; evenzo zal God hen, die in Jezus zijn ontslapen, levend met Hem meevoeren. En dit zullen wij u meedelen volgens een woord van de Heer: wij die in leven blijven tot de komst van de Heer, wij zullen de doden in geen geval voorgaan. Want wanneer het bevel gegeven wordt, als de stem van de aartsengel weerklinkt en de bazuin van God, dan zal de Heer zelf van de hemel neerdalen, en eerst zullen de doden, die in Christus zijn verrijzen; daarna zullen wij, die nog in leven zijn, tegelijk met hen in een oogwenk op de wolken in de lucht worden weggevoerd, de Heer tegemoet. En zo zullen wij voor altijd samen zijn met de Heer. Troost elkaar dus met deze woorden.
Achtergrond van de evangelielezing: (Matteüs 25: 1-13)
De parabel van de tien bruidsmeisjes gaat uit van een zeer bekende beeldspraak in de Bijbel, namelijk die van de bruiloft. Al in het Oude Testament komen we geregeld deze beeldspraak tegen, waarbij God de Bruidegom is en het volk van Israël de bruid. Zo wordt duidelijk dat geloven niet slechts iets is van rituelen verrichten, geboden onderhouden en een identiteit doorgeven, maar dat geloven dieper moet gaan. Geloven moet iets zijn van het hart en het wezen. En daar is de bruiloft dan de beeldspraak van, want een bruiloft is een feest van de vreugde van de liefde en van de verbondenheid van bruid en bruidegom. Jezus pakt deze beeldspraak wel vaker op in Zijn verkondiging.
Evangelie: Mt. 25: 1-13
In die tijd vertelde Jezus zijn leerlingen deze gelijkenis: “Het is met het Rijk der hemelen als met tien meisjes, die met hun lampen uittrokken, de bruidegom tegemoet. Vijf van hen waren dom, de andere vijf verstandig. Want de dommen namen wel hun lampen mee, maar geen olie; de verstandigen echter namen met hun lampen tevens kruiken olie mee. Toen nu de bruidegom op zich liet wachten, dommelden zij allen in en sliepen. Maar midden in de nacht klonk er een geroep: ‘Daar is de bruidegom! Trekt hem tegemoet!’ Meteen waren al de meisjes wakker en maakten hun lampen in orde. De dommen zeiden tegen de verstandigen: ‘Geef ons wat olie, want onze lampen gaan uit.’ Maar de verstandigen antwoordden: ‘Nee, er mocht eens niet genoeg zijn voor ons en jullie samen. Gaat liever naar de verkopers en haalt wat voor jezelf.’ Maar terwijl zij onderweg waren om te gaan kopen kwam de bruidegom, en die klaar stonden, traden met hem binnen om bruiloft te vieren; en de deur ging op slot. Later kwamen ook de andere meisjes en zeiden: ‘Heer, heer doe ons open!’ Maar hij antwoordde: ‘Voorwaar, Ik zeg u: ik ken u niet.’ Weest dus waakzaam, want gij kent dag noch uur.”
Overweging:
Zoals zo vaak bij de parabels van Jezus, komen we Zijn focus al snel op het spoor wanneer we uitkijken naar onverwachte, verrassende of vreemde elementen in het verhaal. Nou, dat is niet moeilijk bij deze parabel. Het begint heel gemoedelijk: de tien bruidsmeisjes zitten in het huis van de bruidegom te wachten. De bruidegom en zijn familie zijn naar het huis van de bruid want de huwelijkssluiting vind plaats in het ouderlijk huis van de bruid. Daarna zullen beide families met het bruidspaar naar het huis van de bruidegom trekken en dan kan het feest beginnen. Maar de komst van de bruidegom duurt veel langer dan de bruidsmeisjes hadden verwacht. Ze dommelen in en wanneer hij onverwachts eindelijk aankomt, blijkt dat een deel van de bruidsmeisjes zich niet goed heeft voorbereid en geen kruiken olie heeft mee genomen.
Dan komt het eerste vreemde element: bij een gewone bruiloft is de afstand van die feestelijke processie van het bruidspaar waarbij de bruidsmeisjes met hun lampjes voor die extra feestelijke sfeer zorgen, meestal helemaal niet zo groot. Dus in een gewone situatie zou het waarschijnlijk echt geen probleem moeten zijn voor die goed voorbereide bruidsmeisjes, om wat van hun olie te geven aan die anderen. Is ‘samen delen’ niet juist een belangrijke opdracht voor ons allemaal? Hun weigering is dus een heel onverwacht element in Jezus’ verhaal en dat heeft Hij dus zorgvuldig in Zijn parabel verweven.
Maar wat ook heel vreemd zou zijn bij een gewone bruiloft is het feit dat in de parabel tegen de onverstandige bruidsmeisjes midden in de nacht wordt gezegd: “Gaat liever naar de verkopers en haalt wat voor jezelf.’ Het betekent dat zij in het duister van de nacht het huis van een verkoper moeten gaan opzoeken, hem wakker maken en bereid vinden om hen olie te verkopen, en dan weer teruggaan naar het huis van de bruidegom. De onverstandige meisjes hebben echter geen keus. Wanneer ze uiteindelijk weer terug zijn, dan blijkt, zoals te verwachten was, dat de bruidegom ondertussen is aangekomen en het bruiloftsfeest reeds is begonnen.
En dan gebeurt er weer iets vreemds: bij gewone bruiloften in die tijd waren de bruidsmeisjes familieleden of goede vriendinnen van de bruid en zou het dus ondenkbaar zijn dat de bruidegom de poort niet meer voor ze zou willen opendoen. Nog vreemder is dat in Jezus’ parabel de bruidegom van binnenuit ze toeroept: “Ik ken jullie niet!”
Dit alles zou bij een gewone bruiloft niet voor te stellen zijn. Daarom is het duidelijk dat het Jezus ook helemaal niet om een gewone bruiloft gaat, dus ook niet om gewone bruidsmeisjes, maar ook niet om gewone olie.
Dit bruiloftsfeest staat symbool voor de wederkomst van Christus. Jezus is de Bruidegom, die door het kruisoffer ons verlost heeft van de machten der duisternis. En zoals we het in de grote geloofsbelijdenis van Nicea zeggen: “Hij zal wederkomen in heerlijkheid om te oordelen de levenden en de doden. En aan Zijn rijk komt geen einde”.
Wanneer het zal zijn dat Jezus wederkomt, weet niemand, alleen de Vader. Maar wat Jezus ons wel heel duidelijk zegt met deze parabel is dit: “Weest erop voorbereid dat het plotseling kan zijn dat Ik kom. Voor de meeste mensen zal Ik komen bij hun dood en geen mens zal ooit weten wanneer dat zal zijn. Ook de dag en het uur van Mijn wederkomst zal niemand tevoren kunnen weten, want dat weet alleen Mijn Vader. Maar de belangrijkste vraag is: “Wanneer Ik voor jou kom, hoe zal Ik je dan aantreffen? Zal je dan olie in je kruiken hebben om met Mij het bruiloftsfeest in te gaan?
En zo komen we dan op die olie: wat bedoelt Jezus eigenlijk met die olie? Waar verwijst Hij naar met dat symbool van een olie die je niet van anderen kunt lenen, maar waar je zelf er verantwoordelijk voor bent om te zorgen dat je voldoende van die olie in je kruiken hebt?
De kerkvaders, dat zijn de grote bisschoppen en theologen van de eerste vijf eeuwen van de Kerk, die zien de olie allen als een symbool voor de ware liefde. De heilige Johannes Chrysóstomos, patriarch van Constantinopel aan het begin van de vijfde eeuw, schrijft heel boeiend in een preek over deze bruidsmeisjes die geen olie hadden, het volgende: “De meisjes zeiden: ‘Geef ons wat olie, want onze lampen gaan uit’. Christus noemt ze wederom “dom”, want hetgeen ons werkelijk rijk maakt en wat ons werkelijk wijs en menselijk doet zijn in Gods ogen, is de liefde”.
Dit is een gedachte om echt bij stil te staan! Wij zijn waarlijk dom wanneer wij in ons leven het belangrijkste, namelijk de liefde voor God en voor de medemens, verwaarlozen. Het materiële, het uiterlijke en de verleidelijke aantrekking van rijkdom kan maken dat wij geestelijk steeds meer gaan indommelen, dat wij steeds meer afstompen en geen tijd meer maken noch voor de dingen van God, noch voor onze medemensen.
De heilige Johannes Chrysóstomos zei verder nog meer hierover in zijn preek: “De verstandige meisjes zeiden tot de dommen: “Gaat liever naar de verkopers en haalt wat voor jullie zelf”. Wie zijn in feite de verkopers van de olie? Dat zijn de armen. Ziet u wat voor een grote genade de armen betekenen voor ons als Kerk? Als je ze verwaarloost, of ze niet meer ziet of kent, komt je hoop op verlossing ernstig in gevaar”.
Wat deze grote heilige benadrukt is dat echte liefde ons verbindt met anderen. In onze verbondenheid met de armen, als wij in solidariteit en goedheid met de armen omgaan en aan hen denken, en wij ons inzetten voor een goed en rechtvaardig bestaan voor de armen, dan zullen wij een diepe vorm van liefde leren. De olie van liefde, van solidariteit en goedheid moeten gedurende ons aardse dagelijks bestaan vergaren in de kruiken van ons hart. Wanneer de Heer dan voor ons komt, dus bij onze dood, dan zullen deze kruiken met de olie van liefde en van solidariteit met de armen ons tot genade zijn aan die andere zijde van de dood. Want dan is er geen tijd meer om de olie van liefde bij elkaar te brengen. Dan is het moment van het laatste oordeel gekomen.
En daarom sport Jezus ons aan met deze parabel: besef dat je concrete leven van iedere dag de tijd is om je kruiken te vullen met de olie van liefde en geloof! Het is daarom dat de Kerk als eerste lezing een aansporing heeft gekozen tot wijsheid. Want ware wijsheid gaat niet over boekenkennis, maar over inzichten in wat echt belangrijk is in het leven. Wijsheid geeft je inzichten in welke keuzen en levenshoudingen je goed zullen doen leven. Wijsheid is een gave van de Heilige Geest die wij slechts verkrijgen door ernaar te verlangen. En de wijsheid zal ons leren hoe belangrijk de liefde werkelijk is. Liefde verbindt ons met mensen, zonder er zelf steeds beter van te moeten worden. Liefde toont interesse en belangstelling in medemensen, kan luisteren met het hart naar het verhaal en de gedachten van een ander. Liefde treurt met hen die lijden of tegenslagen te verduren hebben. Liefde maakt ons creatief en geduldig daar waar je je inzet voor vrede of voor gerechtigheid. En heel bijzonder hierbij is de liefde voor de armen. Het vraagt echter wijsheid om dat te zien! Zo zal wijsheid je de wegen en de juiste keuzen leren, om, met vallen en opstaan, een mens te worden die de kruiken van de liefde goed gevuld heeft.
Dus de boodschap van deze parabel is glashelder: ‘Geen woorden, maar daden”! Laten we met wijsheid zo leven dat de lampen van ons hart helder branden door de olie van liefde en geloof!
Categorieën:geloof en leven
Plaats een reactie