Achtergrond van de eerste lezing (Jesaja 55: 6-9)
De profeet Jesaja sprak de Israëlieten van zijn tijd aan op hun oppervlakkigheid en het morele verval dat heel duidelijk aanwezig was bij velen in de samenleving. Hun zonde lag erin in alles het eigen voordeel, de eigen mening, en een materialistische levensstijl na te streven, zonder in te willen zien dat God uitgaat van hele andere waarden en normen. De profeet roept op tot bekering en dat wil heel concreet zeggen: God de ruimte geven jouw denken en handelen te richten naar Zijn wegen.
Eerste lezing: Jesaja 55: 6-9
Zoekt de Heer nu Hij zich laat vinden, roept Hem aan nu Hij nabij is. De ongerechtige moet zijn weg verlaten, de zondaar zijn gedachten; hij moet naar de Heer terugkeren. De Heer zal zich erbarmen: terug naar onze God, die altijd wil vergeven. “Uw gedachten zijn nu eenmaal niet Mijn gedachten, Mijn wegen niet uw wegen” – is de godsspraak van de Heer – “maar zoals de hemel hoog boven de aarde is, zo hoog gaan Mijn wegen uw wegen te boven en Mijn gedachten uw gedachten”.
Tussenzang: Psalm 145
REFREIN: NABIJ IS DE HEER VOOR ELK DIE HEM AANROEPT.
1. U wil ik prijzen iedere dag,
Uw Naam verheerlijken voor altijd.
De Heer is groot en alle lof waardig,
Zijn grootheid is niet te doorgronden.
2. De Heer is vol liefde en medelijden,
lankmoedig en zeer goedgunstig.
De Heer is bezorgd voor iedere mens,
barmhartig voor al wat Hij maakte.
3. De Heer is rechtvaardig op al Zijn wegen
en heilig in al wat Hij doet.
Nabij is de Heer voor elk die Hem aanroept,
voor elk die oprecht tot Hem bidt.
Achtergrond van de tweede lezing (Filippenzen 1: 20-24.27)
In de brief aan de Filippenzen richt de apostel Paulus zich tot de gelovigen van de stad Filippi, in het noorden van Griekenland. Hij had deze christengemeente gesticht tijdens zijn tweede missiereis. Maar nu hij, enige jaren later, deze brief aan hen schrijft, is hij in gevangenschap omdat hij vervolgd werd omwille van zijn verkondiging van Christus. Paulus hoopt eens weer in Filippi te komen, maar houdt er ook rekening mee dat hij misschien de marteldood zal sterven. Zijn mogelijke dood zal hem verenigen met Christus, maar als hij blijft leven heeft hij nog kans enige jaren het evangelie te verkondigen.
Tweede lezing: Filippenzen 1: 20-24.27
Broeders en zusters, of ik leven moet of sterven, Christus zal in mij verheerlijkt worden. Voor mij toch is het leven Christus en het sterven een winst. Maar blijf ik leven, dan wacht mij vruchtbare arbeid. Daarom weet ik niet wat ik moet kiezen. Ik word naar twee kanten getrokken: ik verlang heen te gaan om met Christus te zijn, want dat is verreweg het beste. Maar voor u is het nuttiger dat ik nog hier blijf. Alleen, gij moet een leven leiden dat het evangelie van Christus waardig is.
Achtergrond van de evangelielezing: (Matteüs 20: 1-6)
Een uitdagende parabel: zo zouden we Jezus’ gelijkenis die we deze zondag beluisteren, best mogen noemen. Zoals Hij wel vaker doet in Zijn parabels, prikkelt Jezus ons tot nadenken. Hij daagt ons uit na te denken over hoever onze naastenliefde in feite gaat in het echte dagelijks leven. Christus daagt ons uit te blijven groeien in de liefde, zoals God ons heeft liefgehad.
Evangelie: Matteüs 20: 1-6
In die tijd vertelde Jezus aan zijn leerlingen de volgende gelijkenis: “Met het Rijk der hemelen is het als met een landeigenaar die vroeg in de morgen uitging om arbeiders te huren voor zijn wijngaard. Hij werd het met de arbeiders eens voor een denarie per dag en stuurde ze naar zijn wijngaard. Rond het derde uur ging hij er weer op uit en zag nog anderen werkeloos op de markt staan. En hij zei tot hen: Gaat ook naar mijn wijngaard en ik zal u geven wat billijk is. En zij gingen. Rond het zesde en negende uur ging hij nog eens uit en deed hetzelfde. Rond het elfde uur ging hij opnieuw uit en vond er weer anderen staan. Hij zei tot hen: “Wat staat ge hier de hele dag werkeloos?” Ze antwoordden hem: “Niemand heeft ons gehuurd”. Daarop zei hij tot hen: “Gaat ook gij naar mijn wijngaard”. Bij het vallen van de avond sprak de eigenaar van de wijngaard tot zijn rentmeester: “Roep de arbeiders en betaal hen uit, te beginnen met de laatsten en zo tot de eersten”. Toen de arbeiders van het elfde uur kwamen, kregen zij elk een denarie; toen nu ook de eersten kwamen, meenden dezen dat zij meer zouden krijgen, maar ook zij kregen ieder de overeengekomen denarie. Ze namen hem wel aan, maar begonnen tegen de landeigenaar te morren en zeiden: “Dezen hier, die het laatst gekomen zijn, hebben maar een uur gewerkt en gij stelt ze gelijk met ons die de last van de dag en de brandende hitte hebben gedragen”. Maar hij antwoordde een van hen: “Vriend, ik doe u toch geen onrecht? Zijt gij niet met mij overeengekomen voor een denarie? Neem wat u toekomt en ga heen. Ik wil aan degene die het laatst gekomen is, evenveel geven als aan u. Mag ik soms met het mijne niet doen wat ik verkies of zijt ge kwaad, omdat ik goed ben?” Zo zullen de laatsten de eersten en de eersten de laatsten zijn”.
Overweging:
De situatie die Jezus in zijn parabel beschrijft, kennen we in Suriname ook. Als er geregeld zwaar lichamelijk werk is bij bedrijven of in de bouw, zoals het versjouwen en inladen van zware boomstammen, of van vrachten met bouwstenen of andere zware materialen, dan heeft de eigenaar of bedrijfsleider daar vaak geen arbeiders voor in vaste dienst, maar gaat naar bepaalde plekken in de stad, waar er mannen zijn die geen vast werk hebben of werkloos zijn, en die hopen dat ze gevraagd zullen worden voor een job voor die dag. Het gaat dan vrijwel altijd over zwaar werk voor relatief weinig geld, in vergelijking met wat arbeiders in vaste dienst bij een bedrijf verdienen. Zo was er een aantal jaren geleden een documentaire over een hosselaar van een jaar of drieëntwintig die ergens op Efraimzegen of Latour woonde. Ook hij had geen vast werk, maar hoopte op losse jobs voor die dag of voor enkele dagen. In die documentaire zag je op indringende wijze een aantal sociale realiteiten die samengaan met armoede, zoals slechte behuizing, onzekerheid, gevaarlijke werkomstandigheden, en bedrijfsongevallen die de arbeiders blijvende letsels en gebreken toebrengen maar waar het bedrijf geen medeverantwoordelijkheid voor wilt nemen. Deze arbeiders worden dan zonder verdere voorzieningen aan de kant gezet en het bedrijf gaat verder met andere arbeiders.
In deze context spreekt Jezus in Zijn parabel over een landeigenaar, die uit bewogenheid met het lot van arbeiders zonder vast inkomen, bereid is om ook aan hen die hij later op de dag inhuurt, toch dat dagloon te geven.
Natuurlijk heeft Jezus hierbij God de Vader op het oog. De farizeeën spraken vaak over de strengheid van God, over Zijn wetten en geboden die de mens heeft te onderhouden, en over de neiging van de mens te gaan ‘slabakken’ ten aanzien van Gods wetten en geboden, en over de straf van God die daar het gevolg van is. Jezus benadrukt echter Gods bewogenheid, Gods gerichtheid op kwesties die het leven van mensen heel concreet en diepgaand bepalen. Jezus ontkent niet dat God ook streng moet zijn, gewoon omdat rechtvaardigheid, orde en verantwoordelijkheid geregeld strengheid vereisen. Maar het gaat om het begrijpen van wat liefde eigenlijk is. Liefde zoekt altijd balans, omdat liefde zich betrokken maakt bij het wel en wee van de ander en alleen zelf gelukkig is wanneer tegelijkertijd ook de anderen gelukkig kunnen zijn.
Paus Franciscus zegt het zo mooi in zijn apostolische Exhortatie “Evangelii Gaudium”/ “De vreugde van het evangelie”. Daar zegt de Paus: “Een Vader belijden die iedere mens oneindig liefheeft, wil zeggen dat we ontdekken dat Hij door deze liefde een oneindige waarde aan iedere mens toekent. Belijden dat God de Zoon mens is geworden, houdt in dat iedere mens verheven werd tot in het hart zelf van God. Belijden dat Jezus Zijn bloed voor ons heeft vergoten, laat geen enkele twijfel meer bestaan aan zijn grenzeloze liefde, die aan iedere mens een adelijke waardigheid geeft. Zijn verlossing heeft een sociale betekenis omdat God in Christus niet alleen de individuele persoon verlost, maar ook de sociale relaties tussen mensen. Belijden dat de Heilige Geest in ieder van ons werkzaam is, houdt in dat wij erkennen dat Hij iedere menselijke situatie en alle sociale banden wil doordringen. De eerste verkondiging is een uitnodiging om ons door God te laten beminnen en Hem lief te hebben met de liefde die Hij ons toedraagt. Als de mens daarop ingaat, brengt dit in ons leven en handelen, een fundamentele grondhouding tot stand: het goed van de ander verlangen, nastreven en ter harte nemen”. (Evangelii Gaudium, 178).
Het geloof in Christus is dus een grote uitdaging. Het vraagt van ons dat wij oprecht de gerichtheid op onszelf, op onze eigen belangen, op onze mening en ons gelijk, proberen onder ogen te zien en proberen te overwinnen, om zo te komen tot een groei in het liefhebben. Het gaat er in de eerste plaats om dat wij de drieëne God liefhebben, dus de Vader, Zoon en Heilige Geest onze aanhankelijkheid en wederliefde geven. Van hieruit, vraagt de Heer ons dan om in liefde ons te laten raken door de medemens en de balans te zoeken van aan de ene kant de eigen verantwoordelijkheid bij de ander te laten en toch tegelijkertijd in bewogenheid te kijken naar wat je voor de ander kan betekenen.
Deze uitdaging gaat niet alleen over het liefhebben op het persoonlijke niveau. Wij gaan beseffen dat de vorm van liefde die de Heer van ons vraagt, ons ook altijd verbindt met de sociale en maatschappelijke realiteiten die concreet het welzijn van mensen in de samenleving medebepalen. Dit, omdat alles met alles verbonden is. Ook hierbij nogmaals hele inspirerende woorden van Paus Franciscus, die tot ons zegt: “Wij kunnen geen ideaal van heiligheid voorhouden dat het onrecht negeert in een wereld waar sommigen groots leven, veel uitgeven en slechts leven voor de nieuwste en mooiste dingen, terwijl er tegelijkertijd anderen zijn die vanaf een afstand toekijken en hun leven doorbrengen in bittere armoede”.
Jezus daagt ons met de parabel van deze zondag uit, om hierover na te denken. Hij vertelt van een landeigenaar die zich verbonden weet ook met arbeiders die niet bij hem in dienst zijn. Jezus daagt ons uit tot grotere liefde. Tot een liefde die ziet dat alles met alles verbonden is: mensen van verschillende afkomst, de grote problematieken en het kleine persoonlijke welzijn, een houding van uitbuiting van kansloze arbeiders en een houding van uitbuiting van de natuur. Het gaat om verbondenheid: verbondenheid tussen de mens en de schepping/het milieu, verbondenheid tussen mensen onderling en verbondenheid tussen mens en God.
Paus Franciscus schrijft hierover in zijn encycliek “Laudato Si”: “Wanneer men in de eigen omgeving niet het belang van een arme, van een menselijke embryo, van iemand met een handicap –om maar enkele voorbeelden te noemen- erkent, zal men moeilijk de kreten van de natuur kunnen horen. Alles is met elkaar verbonden (117). Er bestaan geen twee crises afzonderlijk, een milieucrisis en een maatschappelijke crisis, maar één complexe sociale en ecologische crisis. De richtlijnen voor een oplossing vragen om een integrale benadering om de armoede te bestrijden, om uitgesloten mensen hun waardigheid terug te geven en tegelijkertijd voor de natuur te zorgen”. (139)
God is liefde en daagt ons uit tot liefde. Laat ons deze uitdaging aangaan!
Categorieën:geloof en leven
Plaats een reactie